ECLI:NL:RBGEL:2017:3661

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
C/05/309317 HA ZA 16-506
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid accountant en wilsbekwaamheid van de cliënt in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiseres] een vordering heeft ingesteld tegen haar accountant, [gedaagden] c.s., wegens beroepsaansprakelijkheid. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagden] c.s. tekort zijn geschoten in hun zorgplicht jegens [eiseres], die wilsbekwaamheid wordt betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] over een aanzienlijk vermogen beschikte en dat zij in staat was om zelfstandig haar belangen te behartigen. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen in overweging genomen, die bevestigden dat [eiseres] in staat was om verstandige financiële beslissingen te nemen, ondanks haar zwakbegaafdheid. De rechtbank concludeert dat [gedaagden] c.s. niet de plicht hadden om als een informeel bewindvoerder op te treden over het vermogen van [eiseres]. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs is dat [gedaagden] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/309317 / HA ZA 16-506 / 546 / 560
Vonnis van 5 juli 2017
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L. Wijnbergen te Utrecht,
tegen

1.[gedaagden] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagden]
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna [eiseres] of [eiseres] genoemd, gedaagden worden samen [gedaagden] c.s. genoemd en afzonderlijk respectievelijk [gedaagden] en de vennootschap.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2017,
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vader van [eiseres] , [vader] , was in [woonplaats] en omstreken een man van aanzien. Uit zijn huwelijk met [moeder] zijn twee dochters geboren: [dochter 1] ( [dochter 1] ) en [eiseres] , geboren op [geboortedatum] [dochter 1] was getrouwd met [meneer X] ( [meneer X] ). Uit dit huwelijk zijn drie zoons geboren: [zoon 1] , [zoon 2] en [zoon 3] . [eiseres] is niet getrouwd en heeft geen kinderen. De familie [eiseres] is vermogend en in het bezit van gronden en opstallen.
2.2.
In rapporten over [eiseres] van 16 juli 1999 ( [dr. A] , psychiater), 29 juli 2003 en 15 november 2005 ( [Naam bedrijf] , respectievelijk de artsen [dr. B] en [dr. C] ) en 2 juli 2013 (Pro Persona, [dr. D] , spec. ouderengeneeskunde i.o.) staat dat [eiseres] claimend gedrag vertoont, een eisend karakter heeft en een sterk beroep doet op haar omgeving. Volgens de eerste drie rapporten is [eiseres] zwakbegaafd (IQ van 80), volgens het vierde licht zwakzinnig (IQ van 63-64).
2.3.
[eiseres] en haar vader waren vanaf medio jaren 1970 klant van Accountantskantoor [X] en [gedaagden] , met de heer [X] als relatiebeheerder. Nadat deze per 1 januari 1991 uit de vennootschap was getreden, heeft [gedaagden] zijn werkzaamheden voor [eiseres] overgenomen. [gedaagden] deed toen haar boekhouding en haar belastingaangifte, aanvankelijk vanuit Accountantskantoor [van gedaagden] , waarvan hij maat was, later vanuit de besloten vennootschap [van gedaagden]
2.4.
Op 16 juni 1994 is de moeder van [eiseres] overleden.
2.5.
Op 16 februari 1999 heeft [eiseres] ten overstaan van notaris [Q] te [woonplaats] een algehele volmacht aan [gedaagden] gegeven. Volgens de notariële akte die daarvan is opgemaakt, houdt deze volmacht in: de last en volmacht om haar zaken te beheren, haar belangen waar te nemen, voor haar rechten op te komen en haar daarbij te vertegenwoordigen, ook indien de gevolmachtigde als wederpartij optreedt.
2.6.
Omstreeks het jaar 2000 is [eiseres] ingetrokken bij haar vader in het ouderlijk huis aan de [adres] te [woonplaats] . Op [datum] is de vader van [eiseres] op 95-jarige leeftijd overleden. Na het overlijden zijn er in de familie geschillen gerezen over de erfenis. Die hebben geleid tot procedures bij de rechtbank en de pachtkamer te Arnhem. Als gevolg hiervan is [eiseres] met haar zuster en zwager gebrouilleerd geraakt.
2.7.
Op 3 november 2003 is de tante van [eiseres] overleden. [eiseres] en haar zuster waren haar enige erfgenamen.
2.8.
[eiseres] heeft uit de erfenissen van haar vader en haar tante gronden, opstallen, aandelen en ander vermogen geërfd. Zij genoot inkomsten uit huur, pacht, rente, lijfrente, dividend, uitkeringen en toeslagen.
2.9.
In 2010 is de woning aan de [adres] te [woonplaats] verbouwd voor ruim € 487.000,00. De WOZ-waarde bedroeg voor aanvang van de verbouwing € 434.000,00. De woning is verkocht en op 30 december 2015 geleverd voor € 370.000,00.
2.10.
Bij brief van 11 oktober 2013 heeft [gedaagden] [eiseres] als volgt bericht:
Hierbij wil ik, ter voorkoming van misverstanden voor nu en in de toekomst, u attenderen op het volgende, en is een weergave van de gang van zaken van de afgelopen jaren.
Zoals u zelf wenste is uw woonhuis onder leiding van [de heer U] , architect, ingrijpend verbouwd en aan al uw wensen aangepast. Deze verbouwing is uitgevoerd door [BV A] uit [woonplaats] .
Deze gehele verbouwing werd betaald met de verkoop van effecten die daarvoor in overleg met de ABN-Amro bank waren gereserveerd alsmede uit de verkoop van een perceel grond wat gerealiseerd werd in overleg door de [de heer P] , rentmeester over uw landerijen.
Voor dat u deze verbouwing liet uitvoeren bent u uitvoerig geïnformeerd door voornoemde [de heer U] terwijl ook [de heer P] en ondergetekende samen met u en de [de heer U] dit hebben besproken. In dit gesprek is door u duidelijk gesteld dat de verbouwing door moest gaan hetgeen geschiedde.
Mocht u van mening blijven dat dit niet zo is dan stel ik voor dat we hier gezamenlijk met voornoemde heren een bespreking over gaan houden, teneinde (...) de gang van zaken destijds vast te stellen.
Tevens is er in 2012/2013 nog een carport gebouwd en is er in november 2012 door u een andere auto gekocht bij garage [K] in [woonplaats] .
Wekelijks wordt door u tussen de € 400,00 en € 500,00 opgenomen als huishoudgeld waarvan u tevens de door u ingehuurde hulpen betaald, de boodschappen die voor u gehaald worden en andere zaken die niet door mij op basis van een rekening worden overgemaakt zoals recent de nota’s van de aankoop van sierraden bij [de juwelier] , divers cursussen etc etc.
Ook heeft u soms meerder keren per dag telefonisch contact met ondergetekende en met [de heer Z] van kantoor terwijl u ook zeer regelmatig boodschappen inspreekt op mijn antwoordapparaat, ook dit kost ons veel tijd en u geld wat in het geheel niet nodig is.
Ik adviseer u om deze contacten te concentreren en te beperken tot die zaken waarvoor wij u van dienst kunnen zijn.
Sedert een aantal maanden blijft u echter vragen om een woonhuis in [woonplaats] dan wel in [woonplaats] en wel zodanig gesitueerd dat het in de nabijheid ligt van de winkels. Dit omdat u het in [woonplaats] niet meer naar uw zin zou hebben.
Nu recent wilt u weer overgaan tot de aankoop van een andere auto, terwijl u nog een auto heeft van nog geen jaar oud, dit omdat deze auto voor u te laag zou zijn.
Als dit zo is en u gaat er echt mee rijden en deze auto niet ongebruikt laat staan, zoals u tot nu toe hebt gedaan met de huidige auto, heb ik er geen moeite mee. U kunt dan uw voornemen om zelf boodschappen te gaan doen in [woonplaats] en/of [woonplaats] uitvoeren, zodat dan verhuizing verre van noodzakelijk is.
Ik heb u daarom nadrukkelijk geadviseerd om u te schikken in uw woonsituatie en uw uitgaven patroon dusdanig in te richten dat verdere teruggang in vermogen wordt voorkomen.
Hierbij wijs ik u via deze schriftelijke informatie nogmaals voor de financiële gevolgen die het gevolg kunnen zijn als u doorgaat met het steeds weer uitvoeren van uw nieuwe wensen.
Ik verzoek u nadrukkelijk om met deze adviezen rekening te houden.
Tevens deel ik u mede dat ik ingevolge mijn beroep moet voldoen aan de zorgplicht zodat ik mede in het kader hiervan u deze brief moet sturen.
2.11.
Bij aangetekende brief van 9 juli 2014 aan de vennootschap ter attentie van [gedaagden] heeft [eiseres] de zakelijke relatie met [gedaagden] met directe ingang beëindigd. Deze brief is mede ondertekend door een van de drie neven van [eiseres] , V. [zoon 1] van de (overleden) zuster van [eiseres] .
2.12.
Bij aangetekende brief van 17 november 2014 aan de vennootschap ter attentie van [gedaagden] heeft [eiseres] de volmacht aan [gedaagden] van 16 februari 1999 herroepen.
2.13.
Op 27 november 2014 heeft [eiseres] ten overstaan van [notaris A] te [woonplaats] een algehele volmacht gegeven aan haar drie neven, zonen van de (overleden) zuster van [eiseres] .
2.14.
Op initiatief van [gedaagden] hebben op 13 december 2016 bij deze rechtbank voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden. Uit de verklaringen wordt geciteerd:
[gedaagden] heeft verklaard:
(...) [eiseres] werd beschermd door haar vader en moeder. Vader zei tegen haar: “ [eiseres] je hoeft nooit te werken, er is geld genoeg.” (...)
(...) [eiseres] handelde conform haar afkomst, haar wens was een bevel voor iedereen om haar heen. Zo behandelde ze ook iedereen. Toen ik haar leerde kennen kocht ze nog zelf bijvoorbeeld een auto, boekte ze zelf vakanties en ging ze er veel op uit. (...)
(...) In 1999 heb ik op advies van haar vader een volmacht van [eiseres] gekregen. Ze was toen al van plan om bij haar vader in te trekken. Vader zei haar dat het verstandig was om een volmacht aan mij te geven voor het geval zij het zelf niet meer zou kunnen en ook vanwege haar verhouding met zus [dochter 1] en zwager [meneer X] . (...) Ik heb nooit gebruik gemaakt van de volmacht. Die was immers voor gevallen wanneer [eiseres] het zelf niet meer kon en [eiseres] kan het nog steeds prima zelf. (...)
(...) Toen ik in juni 2014 ontslag kreeg had ze nog een vermogen van circa 1.6 miljoen. Toen ik haar leerde kennen was haar vermogen circa 1.2 miljoen. Door nalatenschappen van haar vader en een tante is haar vermogen aangegroeid. Ik weet het allemaal niet precies en doe dit uit mijn hoofd, maar ik weet wel dat haar vermogen nu hoger is dan toen ik haar leerde kennen. Ik heb haar meermalen aangesproken over haar bestedingsgedrag, dan werd ze boos, ik had me er niet mee te bemoeien. Als ze boos was sprak ze mij weken niet. In 2013 wilde ze een nieuwe auto, terwijl ze bijna niet meer reed. Ik heb haar daar toen een brief over gestuurd haar reactie was: “Het is mijn geld en ik doe ermee wat ik wil, er is genoeg.” Ik kon haar bestedingsgedrag dan ook niet met haar familie bespreken. (...)
(...) Ik was niet bij het vermogensbeheer betrokken. Ik heb nooit een rekening voor haar geopend en ook niet aandelen of deposito’s gekocht of iets dergelijks dat deed ze allemaal zelf met de man van de bank. Iedereen had zijn eigen functie; [eiseres] had overal haar mensen voor. (...)
(...) Er was elke dag contact tussen [eiseres] en mij of een van mijn medewerkers. Zowel [bedrijf B] als [bedrijf 2] hebben regelmatig werkzaamheden voor haar verricht. Zowel ik als mijn medewerkers hebben aan [eiseres] verteld dat ze niet voor alles ons moest bellen. Ze zei tegen mij: “Het zijn mijn centen en als ik je roep moet je komen.” (...)
(...) De rechter vraagt mij naar wat bij mij bekend was over de verstandelijke vermogens van [eiseres] . Het duurde wat langer voordat iets bij [eiseres] doordrong, daarom zijn we ook brieven gaan schrijven aan haar. (...)
[werknemer van bedrijf B] , assistent-accountant in dienst bij het voormalig kantoor [gedaagden] tot juni 2011, heeft verklaard:
(...) Ook bracht ik haar wekelijks contant geld. (...) Het was wekelijks € 300 à € 400. Wij probeerden vanuit kantoor dit bedrag wel te matigen door te vragen of ze wel echt zoveel nodig had. Het was onder andere bedoeld voor de kapper, de kaasboer en de bakker die allemaal bij haar langskwamen. (...)
(...) [eiseres] was een dwingende en soms wispelturige vrouw. De rechter vraagt mij of zij wel eens onverstandige beslissingen heeft genomen. Nee, op het financiële vlak zeker niet. Ze hield wel van mooie spulletjes en gaf hier wel veel geld aan uit, maar ze wist ook dat ze niet zonder geld zat. Ze kon het zich veroorloven. Ik vroeg haar wel regelmatig heb je dit nu nodig? Zij dacht er dan over na en deed dan toch haar eigen zin. (...)
(...) De rechter zegt mij dat er bij de stukken een brief zit van mijn collega [bedrijf 2] , waarin hij [eiseres] als verstandelijk beperkt omschrijft. Ik kan me hier wel iets bij voorstellen, maar ik vind verstandelijk beperkt te zwaar. Het is niet het grootste licht, maar dat is 50% van de Nederlandse bevolking. Ik heb altijd normale gesprekken met haar gevoerd als volwassenen onder elkaar. Ze regelde zelf ook veel, bijvoorbeeld cursussen bij LOI en daarvoor heeft ze ook certificaten gehaald. Volgens mij in ieder geval iets in de trant van natuurgeneeskunde. (...)
[de heer P] , rentmeester, heeft verklaard:
(...) [eiseres] is de dochter van meneer [eiseres] . Ze is misschien niet helemaal als een ander, maar ze is heel goed bij. Soms is ze wat langzamer, maar ze is echt niet gek. Ze weet zakelijk precies wat ze wil en dat doet ze ook. Als het haar niet zint dan zegt ze dat. Ik heb haar nooit op iets onverstandigs kunnen betrappen. Ik vond dat ze de fruitschuren verhuurde tegen een te lage prijs en dat heb ik haar ook gezegd. Toen zei zij “maar het zijn mijn buren”. (...)
[de heer U] , architect, heeft verklaard:
(...) U vraagt mij wat voor persoon [eiseres] was. Ze wist wat ze wilde en had een gebruiksaanwijzing. Ze wist mensen te mobiliseren. Ik zou mijn contacten met haar inderdaad als normaal omschrijven. (...)
[de heer K] , aannemer, heeft verklaard:
(...) [eiseres] wist best goed wat ze wilde. Dit liet ze ook blijken. Ze vroeg mij wel eens om mijn mening, maar besliste uiteindelijk zelf. Bij grote beslissingen hield ze ruggespraak met [gedaagden] en later ook [de heer U] en [de heer P] . Er werd wel overleg gepleegd, maar [eiseres] bepaalde. In gesprekken met mij liet ze haar komaf gelden. (...) De rechter zegt mij dat iemand haar als verstandelijk beperkt heeft omschreven, daar ben ik het niet mee eens. (...)
2.15.
Uit een schriftelijke verklaring van 15 januari 2016 van [Meneer D] van [kantoor] wordt geciteerd:
(...) Ondergetekende is gedurende
51 jaarde buurvrouw geweest van mevrouw [eiseres] . (...)
Voorjaar 2014 stond onverwachts haar zuster [dochter 1] bij [eiseres] op de stoep en die vertelde [eiseres] dat ze ongeneeslijk ziek was en of zij nog een keer naar het ouderlijk huis mocht kijken. Dit stond [eiseres] toe ofschoon zij dus vanaf het overlijden van hun vader ruzie hebben gehad en zelfs tegen elkaar hebben geprocedeerd bij de Rechtbank. Gedurende die lange periode hadden [eiseres] en haar zuster, zwager en hun drie zonen geen enkel contact gehad.
Zuster [dochter 1] is toen kort daarna overleden. Daarna kwamen de zonen van [dochter 1] weer bij [eiseres] op bezoek en die gingen haar zaken behartigen. De boekhouder de heer [gedaagden] werd vervangen en ook de rentmeester [de heer P] moest het veld ruimen.
Kort daarna werd [eiseres] geplaatst in een zogenaamd verzorgingsappartement in [woonplaats] (...)
2.16.
Bij brief van 24 september 2015 van haar advocaat heeft [eiseres] [gedaagden] c.s. aansprakelijk gesteld voor schade die zij stelt te hebben geleden doordat [gedaagden] zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst die hij als accountant dan wel adviseur met [eiseres] had gesloten.
2.17.
Bij exploot van 21 september 2016 heeft [eiseres] conservatoir beslag doen leggen op twee onroerende zaken van de vennootschap.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan haar van primair € 1.912.000,00, subsidiair € 778.426,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten en de beslagkosten
.
3.2.
[eiseres] legt primair het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagden] had de opdracht haar zaken te beheren, haar belangen waar te nemen, voor haar rechten op te komen en haar daarbij te vertegenwoordigen. Deze opdracht hield in feite in dat [gedaagden] had moeten optreden als een soort informeel bewindvoerder over haar vermogen. [gedaagden] heeft echter, gegeven deze opdracht, niet gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant als gevolmachtigde zou hebben gehandeld. Hij heeft aldus niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen. Op deze grond ontbindt [eiseres] de overeenkomst met [gedaagden] c.s. Subsidiair betoogt [eiseres] dat [gedaagden] c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.
3.3.
[eiseres] licht de hoogte van de schade waarvan zij vergoeding vordert als volgt toe. Zij beschikte bij het einde van de volmacht van [gedaagden] over € 1.697.792,00. Zij had toen echter moeten beschikken over € 3.610.486,00. Dat laatste bedrag is haar vermogen bij aanvang van de volmacht vermeerderd met verkrijgingen uit de erfenissen van haar vader en haar tante en met winst uit verkoop van onroerend goed en waardestijgingen van onroerend goed. [eiseres] veronderstelt daarbij dat haar inkomsten voldoende waren om haar vaste lasten en dagelijkse uitgaven te dekken. Zij maakt primair aanspraak op vergoeding van het afgeronde verschil tussen de genoemde bedragen. Subsidiair vordert zij vergoeding van € 600.521,00 aan geleden verliezen, € 57.643,96 aan gederfde inkomsten en € 120.261,73, welk laatste bedrag [gedaagden] c.s. volgens [eiseres] na verrekening met een redelijke vergoeding terug moeten betalen omdat zij ( [eiseres] ) de overeenkomst met hen ( [gedaagden] c.s.) heeft ontbonden.
3.4.
[gedaagden] c.s. voeren verweer, waartoe zij het volgende aanvoeren. [gedaagden] heeft werkzaamheden voor [eiseres] verricht sinds 1991. Deze werkzaamheden bestonden aanvankelijk uit het verzorgen van de jaarlijkse belastingaangifte en het bijhouden van de boekhouding. Gaandeweg is [eiseres] ook voor andere kwesties een beroep gaan doen op [gedaagden] en zijn medewerkers. De volmacht is pas afgegeven toen [gedaagden] al jaren voor [eiseres] werkte en stond los van de opdracht. De volmacht was bedoeld voor het geval dat [eiseres] niet meer in staat zou zijn haar zaken te regelen en haar eigen belangen te behartigen. Dat geval heeft zich echter niet voorgedaan. [gedaagden] heeft de volmacht nooit op eigen initiatief gebruikt. Hij heeft de volmacht wel twee keer op uitdrukkelijk verzoek van [eiseres] gebruikt, toen zij zelf was verhinderd. [gedaagden] erkent dat [eiseres] in haar leven enige steun kon en kan gebruiken, maar hij betwist dat zij in de periode dat hij voor haar heeft gewerkt wilsonbekwaam zou zijn geweest. Zij stond niet onder curatele en haar vermogen stond niet onder bewind en dat is nog steeds niet het geval. Zij is altijd zelf voor haar eigen belangen opgekomen. [gedaagden] licht dat toe aan de hand van voorbeelden: [eiseres] is zelfstandig opgetreden bij het transport van onroerend goed, het afwikkelen van nalatenschappen, het opstellen van testamenten, het verstrekken van volmachten en het voeren van procedures, waaronder de onderhavige.

4.De beoordeling

4.1.
In de psychologische rapporten over [eiseres] die in het geding zijn gebracht, wordt onder meer vermeld dat [eiseres] zwakbegaafd dan wel licht zwakzinnig is. Dat [eiseres] haar beperkingen heeft, wordt bevestigd door haar optreden ter comparitie, waar zij op vragen van de rechtbank niet steeds adequaat reageerde. Het wordt ook bevestigd door de getuigen die verklaringen over [eiseres] hebben afgelegd in het kader van de voorlopige getuigenverhoren. Dat een persoon een IQ heeft onder het gemiddelde en daardoor zekere beperkingen ondervindt, hoeft naar het oordeel van de rechtbank echter niet te betekenen dat deze persoon wilsonbekwaam is. Over [eiseres] verklaren de getuigen allemaal dat zij wist wat zij wilde, dat zij goed in staat was voor haar belangen op te komen en dat zij over haar vermogen geen onverstandige beslissingen nam. Zij was weliswaar grillig in haar wensen en zij gaf veel geld uit, maar zij had ook veel om te besteden. [eiseres] heeft voorts in de periode dat [gedaagden] beschikte over de algehele volmacht verschillende rechtshandelingen in een formeel kader verricht, zoals door [gedaagden] opgesomd, zonder dat de betrokken notarissen en de voor [eiseres] optredende adviseurs, advocaten en wederpartijen haar wilsbekwaamheid daarbij in twijfel hebben getrokken. Dat [eiseres] wilsbekwaam is, wordt verder bevestigd doordat zij op eigen titel de onderhavige vordering heeft ingesteld en daartoe in staat wordt geacht door haar huidige advocaat en door haar neven, die van deze procedure op de hoogte zijn en van wie er twee ter comparitie aanwezig waren. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [eiseres] wilsbekwaam moet worden geacht in de periode dat [gedaagden] beschikte over de algehele volmacht.
4.2.
Als [eiseres] het op enig moment om welke reden dan ook wenselijk had gevonden dat haar vermogen onder bewind werd gesteld, dan had het op haar weg gelegen een daartoe strekkend verzoek aan de kantonrechter te doen op grond van artikel 1:431 BW. Zij heeft dat echter tot op de huidige dag niet gedaan en haar vader, haar neven en [gedaagden] hebben dat ook niet gedaan. [gedaagden] is dan ook niet formeel de bewindvoerder geweest over het vermogen van [eiseres] en [eiseres] was (en is) gerechtigd om zelfstandig over haar vermogen te beschikken. Dat houdt ook in dat [eiseres] vrij is om grote of ‘onverstandige’ uitgaven te doen, ook als die ertoe leiden dat haar vermogen afneemt.
4.3.
Op grond van de onweersproken gebleven stellingen van [gedaagden] c.s. daarover stelt de rechtbank voorts het volgende vast. [gedaagden] heeft vanaf 1 januari 1991 voor [eiseres] werkzaamheden verricht die aanvankelijk niet meer inhielden dan de gebruikelijke werkzaamheden van een accountant. Deze werkzaamheden zijn gaandeweg uitgebreid op uitdrukkelijk verzoek van [eiseres] . De algehele volmacht die [gedaagden] op 16 februari 1999 op initiatief van de vader van [eiseres] kreeg, was bedoeld voor het geval dat [eiseres] zelf niet meer voor haar belangen zou kunnen opkomen, in het bijzonder ten opzichte van haar zuster en zwager. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, wordt geoordeeld dat deze situatie zich niet heeft voorgedaan in de periode dat [gedaagden] beschikte over de algehele volmacht. Op [gedaagden] is dus niet de plicht komen te rusten een soort informeel bewind te voeren over het vermogen van [eiseres] . De conclusie is dat [gedaagden] in dit opzicht niet is tekortgeschoten en ook niet onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. De vorderingen van [eiseres] zijn op deze grondslagen dus niet toewijsbaar.
4.4.
[eiseres] verwijt [gedaagden] voorts dat hij is tekortgeschoten doordat hij een grootschalige en kostbare verbouwing van het huis van [eiseres] heeft geïnitieerd die economisch niet verantwoord was, die [eiseres] geen voordeel heeft opgeleverd en die [eiseres] niet heeft gewild.
4.5.
[gedaagden] betwist dat hij deze verbouwing heeft geïnitieerd. Volgens hem wilde [eiseres] deze verbouwing van haar huis zelf omdat zij daar nog jaren gelijkvloers wilde blijven wonen. [eiseres] heeft zelf het contact onderhouden met de opdrachtnemers, te weten met [de heer U] , met wie zij in contact was gekomen via haar vaste aannemer [de heer K] , met de aannemer [de heer V] en voorts met een tuinman en een stoffeerder. Beslissingen over de verbouwing nam [eiseres] zelf en [gedaagden] verrichtte alleen betalingen aan de opdrachtnemers nadat hij daartoe van [eiseres] opdracht had gekregen. [gedaagden] wijst op de getuigenverklaring van [de heer U] , die dit alles bevestigt.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] onvoldoende gesteld waaruit kan blijken dat het initiatief tot de verbouwing uitging van [gedaagden] en heeft zij ook het gemotiveerde verweer van [gedaagden] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Ter zitting heeft [eiseres] bovendien desgevraagd verklaard dat zij zelf de zaken voor de nieuwe badkamer, keuken en stoffering en dergelijke heeft aangeschaft. Voor bewijsopdrachten in dit verband is daarom geen aanleiding. Dat [gedaagden] de verbouwing heeft geïnitieerd en tegen de zin van [eiseres] heeft laten uitvoeren, komt dus niet vast te staan. De vorderingen van [eiseres] kunnen dus niet worden toegewezen voor zover deze op die stellingen zijn gebaseerd.
4.7.
[eiseres] maakt [gedaagden] ook andere concrete verwijten, te weten dat hij is tekortgeschoten in de behartiging van haar belangen bij de verhuur van bedrijfsruimte, van de woning aan de [adres] en van het stuk grasland daarachter (‘het weitje’), dat hij ten onrechte een factuur van architect [de heer U] aan [eiseres] in verband met de ontwikkeling van woningbouw namens haar volledig heeft betaald en dat hij niet heeft voorkomen dat zij hoge kosten heeft gemaakt voor de rehabilitatie van de vloedschuur terwijl van meet af aan duidelijk was dat die economisch niet zinvol was.
4.8.
[gedaagden] voert gemotiveerd inhoudelijk verweer tegen elk van deze verwijten. Daarbij wijst hij er onder meer op dat [eiseres] vanaf medio 2003 [de heer P] in de arm had genomen om het beheer te voeren over haar gronden en (later ook) haar opstallen, waarvoor deze een beheersvergoeding ontving.
4.9.
Zoals hiervoor is overwogen, is [eiseres] gerechtigd zelfstandig over haar vermogen te beschikken en is op [gedaagden] niet de verplichting komen te rusten een soort informeel bewind over haar vermogen te voeren. Hetgeen [eiseres] overigens heeft gesteld, kan niet leiden tot de conclusie dat het tot de taken van [gedaagden] behoorde om de belangen van [eiseres] in de hiervoor genoemde kwesties te behartigen. Ook in dit opzicht is [gedaagden] dus niet jegens [eiseres] tekortgeschoten en heeft hij ook niet onrechtmatig jegens haar gehandeld, zodat de vorderingen ook op deze grondslagen niet toewijsbaar zijn.
4.10.
[eiseres] verwijt [gedaagden] verder dat hij geen rekening en verantwoording van zijn werkzaamheden heeft afgelegd. Zij stelt dat de opdracht aan [gedaagden] weliswaar geen uitdrukkelijke verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording inhoudt, maar dat [gedaagden] daartoe is gehouden op grond van artikel 7:403 BW dat volgens haar direct of indirect van toepassing is.
4.11.
[gedaagden] voert het verweer dat hij wel rekening en verantwoording heeft afgelegd, in die zin dat hij bij het uitvoeren van betalingen aan derden en aan zichzelf steeds heeft gehandeld in opdracht van [eiseres] . Hij stelt dat hij nooit klachten heeft gekregen over de specificaties bij zijn declaraties en voorts dat hij in 2014 de administratie aan [eiseres] dan wel haar neven heeft afgegeven, inclusief de afschriften van de bankrekeningen, en in die zin dus ook rekening en verantwoording heeft afgelegd.
4.12.
Hierover wordt als volgt geoordeeld. Het is niet gebleken dat [gedaagden] betalingen heeft uitgevoerd zonder dat hij daartoe opdracht had gekregen van [eiseres] . Daarin ligt reeds besloten dat [gedaagden] rekening en verantwoording van de door hem uitgevoerde werkzaamheden heeft afgelegd. [eiseres] heeft voorts destijds nooit geklaagd over de specificaties van de rekeningen van [gedaagden] en zij heeft daarover ook niet geklaagd binnen bekwame tijd na de ontvangst daarvan (artikel 6:89 BW). Nadat [eiseres] de relatie met [gedaagden] had beëindigd, heeft [gedaagden] de administratie inclusief de beschikbare bankafschriften afgegeven aan haar neven. Deze hebben na de ontvangst daarvan niet geklaagd dat de administratie niet compleet zou zijn of duidelijk gemaakt wat er in die administratie ontbreekt. Eerst ter comparitie is door de neven naar voren gebracht dat zij bankafschriften missen, zonder dat zij daarbij hebben toegelicht waarom zij daarover niet eerder hebben geklaagd. Tegen deze achtergrond is het verwijt dat [gedaagden] de bankafschriften niet ter beschikking heeft gesteld onvoldoende toegelicht. Daar komt bij dat de bankafschriften tot een aantal jaren terug kunnen worden opgevraagd bij de bank, zij het mogelijk tegen betaling, waardoor het belang van [eiseres] bij afgifte van deze bankafschriften onvoldoende naar voren komt. De conclusie is dat [eiseres] [gedaagden] ten onrechte verwijt dat deze geen rekening en verantwoording van zijn werkzaamheden heeft afgelegd, zodat de vordering ook op die grondslag niet toewijsbaar is, zo die daartoe zou zijn aangevoerd.
4.13.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. [eiseres] zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] c.s. tot op heden begroot op € 1.260,00 aan vast recht en € 6.422,00 aan salaris voor de advocaat (twee punten, tarief VIII) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten, aan de zijde van [gedaagden] c.s. bepaald op € 131,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,00 voor nasalaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman , mr. D.M.I. de Waele en mr. J.M.J.M. Doon en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2017.