Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
en/of [gedaagde sub 1] .Hiernaast staan twee parafen.
en of [gedaagde sub 1] .Daaronder staat vervolgens [aandeelhouder en bestuurder gedaagde sub 1] en een handtekening. Namens failliet heeft getekend [Naam] .
“en/of [gedaagde sub 1] .”Dezelfde bijschrijving is toegevoegd bij Geva (pandnemer) onder het kopje
“de ondergetekenden”en onderaan bij de ondertekening onder
“partijen”.Bij al deze handgeschreven toevoegingen zijn steeds twee parafen geplaatst. Blijkens het stempel is deze pandakte op 8 april 2014 geregistreerd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
[gedaagde sub 1]) en dat zij beschikte over de afschriften van de overgeboekte bedragen. De curator heeft weliswaar betoogd dat er slechts in de mail een vaststelling moet worden gelezen dat er een pandrecht is gevestigd omdat er aan het constitutieve vereiste van registratie is voldaan, maar dat daarmee niets is gezegd over de rechtsgeldigheid van het pandrecht. Vooropgesteld wordt dat er dan normaal gesproken zou hebben gestaan “er is
eenpandrecht (bij registratie) of
geenpandrecht (bij het ontbreken van een registratie) gevestigd”. Het woord “geldig” ervoor, impliceert dat er namens de curator een beoordeling van de rechtsgeldigheid van het gevestigde pandrecht heeft plaatsgevonden. Dat wordt ook bevestigd door het vervolg van de mail van [advocaat 2] waarin de kanttekening wordt geplaatst dat uit de overboekingen wordt opgemaakt dat er niet een lening is verstrekt voor een bedrag van € 82.500,- (zoals is opgenomen in de geldleningsovereenkomst) maar een bedrag van € 80.000,-, zodat het verhaal volgens haar niet verder kan strekken dan dat bedrag. Vervolgens wordt dan nog de positie van KHB Holding besproken die zich ook als pandhouder heeft gemeld, waarvan de akte eerder is geregistreerd dan de akte zoals genoemd onder 2.10. Daarbij merkt [advocaat 2] bovendien nog op dat als KHB holding inderdaad als pandhouder er tussenuit valt “
u, na de ING, tweede in rang zou zijn”.Een en ander is naar het oordeel van de rechtbank niet anders op te vatten dan als een erkenning zonder enig voorbehoud. De curator heeft verder nog betoogd dat de erkenning was gericht aan GEVA, maar ook dat snijdt geen hout. Ten eerste is de mail waarop geantwoord wordt afkomstig van een hotmailadres van [aandeelhouder en bestuurder gedaagde sub 1] en niet van een mailadres van GEVA en in de mail wordt GEVA door de heer Van Aken ook niet genoemd. De antwoordmail van de curator wordt vervolgens ook gericht aan [aandeelhouder en bestuurder gedaagde sub 1] en niet aan GEVA en er staat bijvoorbeeld in “u heeft een pandrecht” en niet GEVA heeft een pandrecht. Omdat er bovendien wordt gerefereerd aan de overboekingen die zonder twijfel op naam van [gedaagde sub 1] staan, moet ervan worden uitgegaan dat de erkenning was gericht aan [gedaagde sub 1] , dan wel dat de heer [aandeelhouder en bestuurder gedaagde sub 1] daaraan niet behoefde te twijfelen.
1.788,00(2 punt × tarief € 894,00)