ECLI:NL:RBGEL:2017:3434

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
316371 KG ZA 17-108
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en vrijwaring in kort geding tussen particulier en jachtbouwbedrijf

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiser, een particulier, een kort geding aangespannen tegen Euroship Jachtbouw B.V., een jachtbouwbedrijf. De procedure betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 19.051,91 en de afgifte van een originele bankgarantie. Eiser stelt dat Euroship hem heeft vrijgewaren voor resterende betalingen aan een derde partij, [naam 1], die executoriaal derdenbeslag heeft gelegd op zijn vordering op Euroship. De partijen hebben eerder een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder andere is afgesproken dat eiser een bedrag van € 100.000,- aan Euroship zou betalen en dat Euroship de bankgarantie zou retourneren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Euroship de bankgarantie aan eiser overhandigd, waardoor deze vordering is afgewezen. De vordering tot betaling van € 19.051,91 is echter afgewezen omdat de voorzieningenrechter oordeelt dat de vrijwaringsplicht van Euroship niet zo ver gaat dat zij dit bedrag zonder dat eiser daartoe is genoodzaakt, aan [naam 1] moet betalen. In reconventie vordert Euroship dat eiser alle verwijzingen naar het geschil op zijn website verwijdert. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser deze verplichting heeft en wijst de vordering tot verwijdering toe, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/316371 / KG ZA 17-108
Vonnis in kort geding van 18 april 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [adres eiser] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROSHIP JACHTBOUW B.V.,
gevestigd te Heerewaarden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.J. Hommersom te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Euroship genoemd worden.

1.De procedure

in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 5
  • de brief met productie 6 en 7 tevens houdende wijziging van eis
  • de producties 1 tot en met 11 van Euroship
  • de brief met productie 12 tevens houdende eis in reconventie van Euroship
  • de nagezonden productie 8 van [eiser]
  • de mondelinge behandeling van 4 april 2017
  • de pleitnota’s van [eiser]
  • de pleitnota van Euroship.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
Euroship bouwt op haar werf (onder meer) plezierjachtvaartuigen. Tussen Euroship en [eiser] is op enig moment een overeenkomst gesloten betreffende de bouw van een dergelijk vaartuig.
2.2.
Partijen hebben vanaf 2008 procedures gevoerd over de uitvoering van de overeenkomst. [eiser] heeft lopende die procedures op enig moment zekerheid gesteld in de vorm van een bankgarantie. Daarnaast heeft een derde partij, te weten [naam 1] , executoriaal derdenbeslag onder [eiser] gelegd ten laste van Euroship voor een vordering van circa € 19.500,00.
2.3.
Op 18 januari 2017 hebben partijen tijdens een comparitie van partijen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een regeling getroffen ter beëindiging van hun geschil. Deze regeling is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van
18 januari 2017. In deze vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
‘Partijen komen ter beëindiging van hun geschil, bij dit hof aanhangig onder zaaknummer 200.125.019, het volgende overeen:
1. [eiser] betaalt aan Euroship een bedrag van € 100.000,- (zegge: honderdduizend euro).
(…)
3. [eiser] zal binnen één week na heden aan zijn bank opdracht geven ten laste van de bankgarantie bovenstaand bedrag te betalen. Euroship zal daaraan meewerken. Na ontvangst van bovenstaand bedrag zal Euroship het restant van de bankgarantie zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen één week, retourneren.
4. Het is de partijen bekend dat er executoriaal derdenbeslag rust op de vordering van Euroship op [eiser] . Dit beslag is gelegd door [naam 1] B.V.B.A. ten laste van Euroship. Euroship vrijwaart [eiser] voor resterende betalingen die [eiser] na heden uit hoofde van dit derdenbeslag aan [naam 1] B.V.B.A. zal dienen te voldoen, tot een maximum van € 19.500,-.
(…)
7. [eiser] zal binnen een maand na afwikkeling van deze regeling alle verwijzingen op zijn website naar dit geschil en de oplossing daarvan, verwijderen.’
2.4.
Bij e-mailbericht van 25 januari 2017 en bij brief van 3 februari 2017 heeft Euroship ABN AMRO N.V. verzocht tot betaling van € 100.000,00 uit de bankgarantie over te gaan op de derdengeldrekening van de advocaat van Euroship. ABN AMRO N.V. heeft dit bedrag aan Euroship uitgekeerd.
2.5.
Vervolgens is uitvoerig gecorrespondeerd over de afgifte door Euroship aan [eiser] van de originele bankgarantie. Tussen partijen is in dat kader discussie ontstaan over de volgorde waarin partijen aan de voor hen uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen dienen te voldoen. Zij zijn hier onderling niet uitgekomen.
2.6.
Bij e-mailbericht van 7 maart 2017 heeft de advocaat van [naam 1] aan de advocaat van [eiser] onder meer het volgende bericht:
‘Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van heden in deze kwestie bericht ik u het volgende.
Wij spraken over het door mijn cliënte – Dieselengineering – onder uw cliënt – [eiser] – gelegde executoriaal derdenbeslag ten laste van Euroship en de tussen [eiser] en Euroship bereikte regeling bij gelegenheid van de comparitiezitting bij het Hof.
(…) Indien Euroship de betaling uitvoert, voorzie ik geen problemen. Gebeurt dat niet dan zal [eiser] voor betaling dienen te zorgen.
(…)’
2.7.
De vordering van [naam 1] is tot op heden niet betaald.
2.8.
Euroship heeft de originele bankgarantie tijdens de mondelinge behandeling in de onderhavige procedure op 4 april 2017 aan de advocaat van [eiser] afgegeven.
2.9.
[eiser] heeft op zijn website op dit moment nog verwijzingen staan naar het geschil dat tussen partijen heeft bestaan en de oplossing daarvan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Euroship te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de overeenkomst na te komen en (in dat kader) de originele bankgarantie te retourneren aan ABN AMRO, één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat Euroship niet aan het vonnis voldoet, tot een maximum van € 140.000,00;
II Euroship te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 19.051,91 door overmaking van dit bedrag op de derdengeldenrekening van het kantoor van de advocaat van Dieselengineering, met IBAN nummer [rekeningnummer] , één en ander op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat Euroship niet aan het vonnis voldoet, tot een maximum van
€ 30.000,00;
III Euroship te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de datum van dit vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
IV Euroship te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de datum van dit vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
Euroship voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
In reconventie
3.4.
Euroship vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I [eiser] te veroordelen om uiterlijk één maand na 4 april 2017, derhalve uiterlijk op 3 mei 2017, dan wel uiterlijk één maand na afwikkeling van de tussen partijen gesloten regeling, alle verwijzingen op zijn website naar het geschil tussen partijen en de oplossing daarvan, verwijderd te hebben en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag na het verstrijken van de gestelde termijn;
II [eiser] te veroordelen om uiterlijk twee dagen na de datum van dit vonnis zijn uitlatingen op de website van de [naam 2] over het geschil tussen partijen te hebben verwijderd en verwijderd te houden, doch uiterlijk op 3 mei 2017, dan wel uiterlijk één maand na afwikkeling van de tussen partijen gesloten regeling, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [eiser] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
III [eiser] te veroordelen tot volstrekte geheimhouding langs welk medium dan ook over het tussen partijen gespeeld hebbende geschil en de oplossing daarvan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag en € 1.000,00 per keer dat [eiser] geen opvolging geeft aan deze veroordeling, uiterlijk op 3 mei 2017 dan wel per een in goede justitie te bepalen datum;
Subsidiair
IV een voorziening te treffen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
Primair en subsidiair
V [eiser] te veroordelen in de proceskosten in reconventie, eventuele nakosten daaronder begrepen.
3.5.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen vloeit voldoende uit de stellingen van [eiser] voort.
4.2.
[eiser] vordert allereerst afgifte door Euroship van de originele bankgarantie. Euroship heeft deze bankgarantie ter zitting aan [eiser] overhandigd. Vaststaat dat daarmee aan deze vordering is voldaan, zodat geen grond (meer) bestaat voor toewijzing van deze vordering en deze vordering dus zal worden afgewezen.
4.3.
Voorts vordert [eiser] veroordeling van Euroship tot betaling van een bedrag van
€ 19.051,91 op de derdengeldrekening van de advocaat van [naam 1] . [eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat [naam 1] onder hem executoriaal derdenbeslag heeft gelegd om voldoening van haar vordering op Euroship te verkrijgen en dat zij - [naam 1] -, nu [eiser] ondanks dit beslag een bedrag van € 100.000,00 aan Euroship heeft voldaan, op dit moment betaling van € 19.051,91 van hem kan vorderen. [eiser] stelt dat Euroship de totale vordering zelf aan [naam 1] dient te voldoen, omdat zij [eiser] voor betaling daarvan in de vaststellingsovereenkomst heeft gevrijwaard en op die manier executiemaatregelen jegens [eiser] en daarmee verband houdende kosten kunnen worden voorkomen. Euroship voert verweer en betwist in dat kader de verschuldigdheid van de vordering waarvoor derdenbeslag is gelegd en daarmee de vordering van [naam 1] tot betaling daarvan.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In de vaststellingsovereenkomst is onder punt 4 opgenomen dat Euroship [eiser] vrijwaart voor resterende betalingen die [eiser] na 18 januari 2017 uit hoofde van het derdenbeslag aan [naam 1] zal dienen te voldoen, tot een maximum van € 19.500,00. De term vrijwaring betekent in dit verband dat voor zover [eiser] door [naam 1] zou worden genoopt tot betaling van enig bedrag, Euroship dat bedrag tot een maximum van € 19.500,00 aan [eiser] moet vergoeden. De vraag die partijen verdeeld houdt is of die bepaling daarnaast met zich brengt dat Euroship ook zonder dat [eiser] nog tot betaling is genoopt dit bedrag aan [naam 1] moet betalen, om te voorkomen dat [naam 1] jegens [eiser] tot invordering zal overgaan.
4.5.
Vaststaat dat [naam 1] een executoriale titel en een exequatur heeft jegens Euroship, waarbij Euroship is veroordeeld aan haar een bedrag te betalen. Niet in geschil is dat het derdenbeslag is gelegd voor een vordering van [naam 1] op Euroship, waaraan ten grondslag ligt een opdracht die [eiser] zelf aan [naam 1] heeft gegeven in het kader van de bouw van zijn jacht, waarvoor [naam 1] aan Euroship heeft gefactureerd. Euroship heeft ter zitting aangevoerd dat al bedragen aan [naam 1] zijn betaald. In de visie van Euroship is daardoor reeds geheel of gedeeltelijk aan de vordering van [naam 1] voldaan. Zij heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat zij daarom een executiegeschil zal starten indien [naam 1] alsnog betaling van de volledige vordering wenst. Dit standpunt zou kunnen inhouden dat [naam 1] in het kader van de beslaglegging mogelijk minder dan het gestelde bedrag van circa € 19.000,00 te vorderen heeft. Dat zou betekenen dat als op dit moment veroordeling van Euroship zou volgen tot betaling van het volledige bedrag, de kans bestaat dat zij gedwongen wordt een groter bedrag aan [naam 1] te betalen dan waarop [naam 1] recht heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de tekst van de vaststellingsovereenkomst in deze kort gedingprocedure niet kan worden vastgesteld dat met de vrijwaring een zo verregaande verplichting is beoogd. Daarbij komt dat voor zover [naam 1] werkelijk met juridische middelen zou trachten om betaling van [eiser] te verkrijgen, [naam 1] daarvoor een executoriale titel jegens [eiser] zal moeten halen via een gerechtelijke procedure. In dat geval kan [eiser] zonodig Euroship in vrijwaring oproepen, om Euroship te laten veroordelen tot al hetgeen waartoe [eiser] zelf in de hoofdzaak zal worden veroordeeld.
4.6.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de vordering zoals in dit kort geding door [eiser] is ingesteld onvoldoende grond vindt in de vaststellingsovereenkomst. De vordering strekkende tot betaling van € 19.051,91 zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Euroship zal in de kosten van deze procedure in conventie worden veroordeeld. Vaststaat dat Euroship heeft geweigerd om voorafgaand aan de onderhavige procedure de originele bankgarantie aan [eiser] af te geven. De keuze om dit ter zitting alsnog te doen, komt neer op een erkenning van Euroship dat [eiser] recht had op afgifte. Nu [eiser] genoodzaakt was ter verkrijging van de afgifte deze kort gedingprocedure te starten - waarin in eerste instantie ook alleen afgifte van de bankgarantie was gevorderd -, dient Euroship de kosten daarvan als nodeloos veroorzaakt te dragen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 103,10
  • griffierecht € 883,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.802,10
in reconventie
4.8.
Euroship vordert in reconventie kort gezegd veroordeling van [eiser] tot verwijdering van verwijzingen op zijn website en op de website van de [naam 2] naar de tussen partijen gevoerde juridische procedure en de uitkomst daarvan, alsmede tot geheimhouding daarvan langs welk medium dan ook. Euroship legt aan deze vordering ten grondslag dat partijen tijdens de comparitie van partijen op 18 januari 2017 de bedoeling hebben gehad om af te spreken dat [eiser] zich niet in het openbaar zal uitlaten over het geschil tussen partijen en de oplossing daarvan en dat deze afspraak ook in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Euroship stelt dat [eiser] zich hier niet aan houdt, omdat hij op zijn eigen website maar ook op andere websites negatieve uitlatingen en verwijzingen plaatst naar Euroship die haar eer en goede naam aantasten en daardoor onrechtmatig jegens Euroship handelt. Nu [eiser] die verwijzingen (op dit moment) niet vrijwillig wil verwijderen, dient hij daartoe volgens Euroship te worden veroordeeld.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Blijkens de tekst van artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst, die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, moet [eiser] alle verwijzingen op zijn website naar het geschil van partijen en de oplossing daarvan verwijderen binnen een maand na afwikkeling van de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen regeling. Tot meer of anders dan daar staat is [eiser] niet gehouden. Als de bedoeling van Euroship was geweest dat [eiser] zich ook op andere websites daarover niet (meer) zou mogen uitlaten, dan hadden partijen dit zo moeten overeenkomen en moeten vastleggen. Geen feiten zijn gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat [eiser] moest begrijpen dat hij op grond van deze bepaling tot meer of anders was gehouden dan verwijdering van uitlatingen op zijn eigen website en zich in feite op geen enkele wijze en onder geen enkele omstandigheid – ondanks de hem toekomende vrijheid van meningsuiting – meer over het geschil en de oplossing daarvan publiekelijk zou mogen uitlaten. Nu dit niet is gebeurd, gaat het te ver om aan te nemen dat de bepaling in kwestie betekent dat [eiser] ook op andere mediums dan zijn eigen website niets over het geschil of de oplossing daarvan mag publiceren. Voor een veroordeling van [eiser] tot verwijdering van alle verwijzingen op andere mediums dan zijn eigen website is dan ook geen grond. Nu uit het bepaalde in punt 7 van de overeenkomst evenmin een algehele geheimhoudingsplicht voor [eiser] valt af te leiden, zal ook de vordering strekkende daartoe worden afgewezen. Deze vorderingen vinden ook geen grondslag in de stelling van Euroship dat de uitlatingen van [eiser] onjuist en daardoor onrechtmatig jegens haar zijn, omdat zij door die uitlatingen in haar eer en goede naam wordt aangetast. Deze stelling van Euroship is op geen enkele wijze onderbouwd en kan daarom niet tot toewijzing van het gevorderde leiden. Euroship is weliswaar van mening dat de uitlatingen van [eiser] allemaal pertinent onjuist zijn, maar die stelling is enkel gebaseerd op de subjectieve perceptie van Euroship. Euroship heeft niet aangetoond dat de uitlatingen objectief gezien onjuist zijn, nog daargelaten dat een enkel onjuiste uitlating niet zonder meer als onrechtmatig kwalificeert.
4.10.
Gebleken is wel dat [eiser] nog steeds verwijzingen naar het geschil en de oplossing daarvan op zijn eigen website heeft staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat volgens het bepaalde in punt 7 van de vaststellingsovereenkomst vanaf heden niet langer is geoorloofd. De tussen partijen overeengekomen regeling is inmiddels afgewikkeld door teruggave aan [eiser] van de originele bankgarantie, zodat ook [eiser] aan zijn verplichting tot verwijdering dient te voldoen. De bepaling in de vaststellingsovereenkomst kan niet zo worden uitgelegd, dat [eiser] pas aan die verplichting tot verwijdering van de verwijzingen op zijn website hoeft te voldoen op het moment dat Euroship haar heeft gevrijwaard voor eventuele betalingen aan [naam 1] . Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt niet dat de vrijwaringsverplichting zelf moet zijn geëffectueerd om te kunnen vaststellen dat sprake is van afwikkeling van de overeengekomen regeling. De vordering tot veroordeling van [eiser] tot het verwijderen en verwijderd houden van verwijzingen naar het geschil en de oplossing daarvan op zijn website zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal op de voet van artikel 611a Rv eveneens worden toegewezen als na te melden.
4.11.
De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van het geschil in reconventie aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Euroship tot betaling van de proceskosten in conventie, tot de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.802,10, waarin begrepen € 816,00 aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders in conventie gevorderde af,
in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser] binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis alle verwijzingen op zijn eigen website naar het geschil tussen partijen en de oplossing daarvan te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00,
5.6.
compenseert de proceskosten in reconventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] op 18 april 2017.