ECLI:NL:RBGEL:2017:3427

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5839
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van onderzoeksplannen en bescherming van persoonsgegevens in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland zich gebogen over een verzoek om openbaarmaking van onderzoeksplannen van Intravacc, een vergunninghouder voor het houden van dierproeven, op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, heeft verzocht om toegang tot alle onderzoeksplannen die Intravacc in 2013 aan de Dierexperimentencommissie (DEC) heeft voorgelegd. Verweerder, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft een aantal gegevens in deze plannen weggelakt, waaronder namen van functionarissen en andere tot personen herleidbare gegevens, en heeft dit besluit gehandhaafd in een bestreden besluit. De rechtbank heeft de weigering van openbaarmaking beoordeeld aan de hand van de belangenafweging zoals vastgelegd in de Wob.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de persoonlijke levenssfeer van de functionarissen en het voorkomen van onevenredige benadeling door dierenrechtenactivisten zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking van hun namen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proefopzetnummers en projectnummers herleidbaar zijn tot individuele personen en dat openbaarmaking daarvan ook niet in het belang van de betrokkenen is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de weigering om bepaalde gegevens, zoals projectnummers en de aard van de dierproeven in de onderzoeksplannen 12 en 14, openbaar te maken, niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het bestreden besluit in die zin vernietigd en verweerder opgedragen deze gegevens alsnog openbaar te maken.

De uitspraak benadrukt de delicate balans tussen transparantie in het kader van de Wob en de bescherming van persoonsgegevens en concurrentiegevoelige informatie. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres toegewezen en bepaald dat het griffierecht vergoed moet worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/5839
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. H. van Drunen),
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sportte 's-Gravenhage, verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft bij e-mailbericht van 24 oktober 2014 aan verweerder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van alle onderzoeksplannen die het Instituut voor Translationele Vaccinologie (hierna: Intravacc) te Bilthoven in 2013 op grond van de Wet op de dierproeven aan de Dierexperimentencommissie (hierna: DEC) heeft voorgelegd.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft Intravacc bij brief van 23 december 2014 een zienswijze bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 27 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder met inachtneming van de zienswijze van Intravacc zestien onderzoeksplannen, ontdaan van een aantal gegevens, openbaar gemaakt.
Bij besluit van 26 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft verweerder onder meer ten aanzien van de ingezonden onbewerkte onderzoeksplannen het verzoek gedaan als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat alleen de rechtbank van deze stukken kennis mag nemen.
Bij beschikking van 18 november 2015 heeft de rechtbank, onder gelijktijdige intrekking van een eerdere beschikking, beslist dat de weigering van de kennisneming van deze onbewerkte onderzoeksplannen gerechtvaardigd is.
Eiseres heeft erin toegestemd dat alleen de rechtbank kennis neemt van de onbewerkte onderzoeksplannen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van Drunen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W.T. Berg.
Overwegingen
1. Voor de toepasselijke bepalingen uit de Wob wordt verwezen naar de bijlage behorend bij deze uitspraak.
2. Intravacc is een vergunninghouder voor het houden van dierproeven en onderdeel van verweerders ministerie. Hieronder valt een organisatorische werkeenheid, genaamd Animal Research Center (hierna: ARC).
Eiseres heeft in haar Wob-verzoek verzocht om openbaarmaking van alle onderzoeksplannen die Intravacc en het ARC in 2013 aan de DEC hebben voorgelegd, inclusief de reacties en adviezen van de DEC hierop en de wijzigingen in de onderzoeksplannen.
De onderzoeksplannen worden ook wel aangeduid als “proefopzetten”.
Verweerder heeft bij het primaire besluit besloten om zestien onderzoeksplannen, vermeld op bijlage B bij dat besluit, deels openbaar te maken. Hiertoe zijn zij (bewerkt) geplaatst op de internetsite www.rijksoverheid.nl. De onderzoeksplannen bevatten tevens de wijzigingen hierin naar aanleiding van de reacties en adviezen van de DEC. Verweerder heeft het primaire besluit in het bestreden besluit gehandhaafd.
3. In geding zijn de weggelakte gegevens in de onderzoeksplannen. Het betreft de volgende gegevens:
A. namen van functionarissen (bijvoorbeeld proefdierdeskundigen en wetenschappers die wetenschappelijke publicaties op hun naam hebben of die genoemd zijn in publicaties);
B. andere tot personen herleidbare gegevens, te weten:
1. projectnummers (= tijdschrijfnummers) en GGO-nummers;
(GGO = Genetisch Gemodificeerd Organisme)
2. proefopzetnummers;
3. gegevens over gebouwen en de structuur van het bedrijf;
C. concurrentiegevoelige gegevens.
4. Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij zich niet langer verzet tegen het weglakken van namen van onderzoekers. Dit onderdeel is dus niet meer in geding.
5. In het hiernavolgende zal de rechtbank beoordelen of verweerder openbaarmaking van de bij rechtsoverweging 3 aangehaalde gegevens in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Om dit te kunnen beoordelen, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de vertrouwelijk overgelegde documenten.

6.ad A. namen van functionarissen

Verweerder heeft aan het weglakken van de namen van functionarissen de belangen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob ten grondslag gelegd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van onevenredige benadeling van de functionarissen zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van hun namen.
Verweerder heeft betoogd dat bekend is dat functionarissen door het openbaar worden van hun namen kans lopen op onheuse bejegening door en acties van dierenrechtenactivisten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de voornoemde belangen in zijn besluitvorming zwaarder mogen laten wegen dan het belang bij openbaarmaking van de namen. Allereerst wordt overwogen dat namen van functionarissen volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) worden gezien als persoonlijke en te beschermen gegevens (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:917). Het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is hier dus in geding.
Verder overweegt de rechtbank dat de door verweerder gestelde vrees voor een toename van het risico van tegen functionarissen gerichte acties van dierenrechtenactivisten bij openbaarmaking van hun namen ten tijde van het nemen van het bestreden besluit gerechtvaardigd was. De rechtbank verwijst in dat verband naar recente rechtspraak van de Afdeling (uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:680). In deze uitspraak heeft de Afdeling de dreiging van het dierenrechtenextremisme nog reëel geacht. De Afdeling heeft dat oordeel gebaseerd op een publicatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van juli 2016 en op de omstandigheid dat in de jaarverslagen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) nog steeds een aparte signalering van dierenrechtenactivisme is vermeld. Verder heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat in die zaak onweersproken was gesteld door vergunninghouders dat zij ook in de afgelopen jaren te maken hebben gehad met bedreigingen en intimidatie.
Eiseres heeft betoogd dat deze uitspraak inmiddels achterhaald is, gelet op de omstandigheid dat dierenrechtenactivisme niet meer in het jaarverslag 2016 van de AIVD als signalering is vermeld. Zij bestrijdt verder dat zich in de afgelopen jaren bedreigingen en intimidaties zoals bedoeld in de uitspraak hebben voorgedaan. De rechtbank volgt dit betoog niet. Eiseres stelt terecht dat in het op 4 april 2017 gepubliceerde jaarverslag 2016 van de AIVD geen signalering van dierenrechtenactivisme meer is vermeld, maar dit betreft een ontwikkeling die zich pas na het thans bestreden besluit heeft voorgedaan. Dat eiseres in deze procedure bestrijdt dat zich afgelopen jaren nog bedreigingen of intimidaties door dierenrechtenactivisten hebben voorgedaan, is onvoldoende reden om de dreiging ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet meer reëel te achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ook het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken functionarissen, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zwaarder moet wegen dan het publieke belang bij openbaarmaking van de namen van functionarissen.
De beroepsgrond faalt.

7.Ad B. andere tot personen herleidbare gegevens

B.1.
projectnummers (= tijdschrijfnummers) en GGO-nummers
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet langer verzet tegen openbaarmaking van de projectnummers (= tijdschrijfnummers) en GGO-nummers. Dit brengt met zich dat de rechtbank het beroep, voor zover het is gericht tegen de weigering van deze gegevens, gegrond zal verklaren en het bestreden besluit in zoverre zal vernietigen.
B.2.
proefopzetnummers
In geding is de vraag of de proefopzetnummers, in de documenten ook wel aangeduid als “permit numbers”, herleidbaar zijn tot individuele personen. Eiseres heeft gewezen op de uitspraak van deze rechtbank van 22 juli 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:4555), waarin de rechtbank niet aannemelijk achtte dat de zogenoemde DEC-nummers door openbaarmaking tot individuele personen zijn te herleiden.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet ongebruikelijk is dat in publicaties proefopzetnummers worden gebruikt en dat deze nummers tot individuele personen herleidbaar zijn. Anders dan bij de DEC-nummers, die slechts bij infiltratie van dieractivisten in de registratiesystemen tot identificatie van personen zou leiden, komen proefopzetnummers zo nu en dan in publicaties voor. Door openbaarmaking van de proefopzetnummers kan dus worden achterhaald welke onderzoeken een bepaalde persoon heeft gedaan. Gelet hierop heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokkenen, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zwaarder moet wegen dan het publieke belang bij openbaarmaking van de proefopzetnummers. De beroepsgrond faalt.
B.3
gegevens over gebouwen en de structuur van het bedrijf
Ook ten aanzien van de gegevens over gebouwen en de structuur van het bedrijf heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze gegevens herleidbaar zijn tot individuele personen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de nummers aan de buitenzijde van de gebouwen zijn aangebracht en dat voor derden zichtbaar is welke personen de gebouwen betreden. Dit heeft eiseres op zichzelf niet betwist. Tegen de achtergrond van hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 6 heeft overwogen over dierenrechtenextremisme heeft verweerder de openbaarmaking van deze gegevens in redelijkheid kunnen weigeren. Dat de terreinen waarop de gebouwen staan, zijn beveiligd, zoals eiseres heeft aangevoerd, doet niets af aan het vorenstaande. De beroepsgrond faalt.

8.ad C. Concurrentiegevoelige gegevens

Aan de weigering van verweerder om concurrentiegevoelige gegevens openbaar te maken, heeft verweerder het standpunt ten grondslag gelegd dat het gegevens betreft die van belang zijn voor publicatie of patentering van onderzoeken, zodat het belang van voorkoming van onevenredige benadeling van de betrokkenen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zich tegen openbaarmaking verzet. Het is volgens verweerder van belang het onderzoek en de daarbij gebruikte informatie te beschermen, niet alleen voor het onderzoek zelf, maar ook met het oog op een eerste publicatie en de eventuele registratie van patenten. Door het openbaar maken van de gegevens kunnen concurrenten het onderzoek kopiëren en de onderzoeker vóór zijn, zodat het belang van de onderzoeker of wetenschapper onevenredig wordt geschaad.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze gegevens te globaal zijn om ze te kunnen gebruiken voor publicatie of registratie van een patent. Volgens eiseres maken de proefopzetten een klein onderdeel uit van een omvangrijker onderzoek. Door openbaarmaking van de gegevens kan wellicht de specifieke dierproef worden achterhaald, maar niet het gehele onderzoek waarvan de dierproef deel uit maakt, aldus eiseres.
De rechtbank stelt na kennisneming van de onbewerkte onderzoeksplannen vast dat de volgende gegevens door verweerder als concurrentiegevoelige gegevens zijn aangemerkt: temperaturen, gewichten, maten, volumes, namen van moederstammen, productnamen, mutaties, projectbeschrijvingsnummers, (delen van) titels van dierproeven, aanduidingen van eerdere wetenschappelijke publicaties (naam wetenschapper met jaartal) en een diersoort.
Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat de hiervoor aangehaalde gegevens zijn weggelakt naar aanleiding van de zienswijze van Intravacc. De gegevens zijn als het ware vergelijkbaar met de ingrediënten en de bereidingswijze in een recept voor een gerecht en geven inzicht in het onderzoek zelf en de totstandkoming van het onderzoeksresultaat.
Dat in onderzoeksplan 7 de naam van de diersoort is weggelakt, heeft volgens verweerder te maken met de omstandigheid dat de desbetreffende diersoort altijd wordt gebruikt bij dat specifieke onderzoek, zodat voor ingewijden is te herleiden op welke wijze het onderzoek is verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het voorgaande voldoende gemotiveerd en aannemelijk gemaakt dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken onderzoekers/wetenschappers, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zwaarder moet wegen dan het publieke belang bij openbaarmaking van de hiervoor aangehaalde concurrentiegevoelige gegevens. De beroepsgrond faalt.
9. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de gegevens omtrent de aard van de dierproeven in de onderzoeksplannen 12 en 14 bij nader inzien ten onrechte zijn weggelakt.
De beroepsgrond, voor zover gericht tegen de weigering van de aard van de dierproeven, slaagt derhalve, het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
10. Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgronden tegen de weigering van openbaarmaking van de projectnummers (= tijdschrijfnummers), GGO-nummers en de aard van de dierproeven in de onderzoeksplannen 12 en 14 slagen. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit in zoverre vernietigen op de wijze zoals hierna bij de beslissing wordt aangegeven. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen, voor zover verweerder de projectnummers
(= tijdschrijfnummers), GGO-nummers en de aard van de dierproeven in de onderzoeksplannen 12 en 14 niet openbaar heeft gemaakt. Verweerder zal worden opgedragen deze gegevens alsnog aan eiseres te verstrekken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de telefonische hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de weigering om de projectnummers (= tijdschrijfnummers), GGO-nummers en de aard van de dierproeven in de onderzoeksplannen 12 en 14 openbaar te maken is gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit in zoverre;
- draagt verweerder op om de projectnummers (= tijdschrijfnummers), GGO-nummers
en de aard van de dierproeven in de onderzoeksplannen 12 en 14 binnen vier weken na
de datum van verzending van deze uitspraak alsnog in de gevraagde vorm te
verstrekken;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat
is vernietigd;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 167 aan haar
vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van
€ 1.980.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. J.J. Penning en mr. R.J. Jue, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.