Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure in de zaak 12-129
- het tussenvonnis van 13 juli 2016
- de akte aanvullende producties ten behoeve van getuigenverhoor van 10 november 2016 van [eiseres in conventie]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 november 2016
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 9 februari 2017
- de conclusies na enquête van [eiseres in conventie] en van [gedaagden in conventie] van 5 april 2017.
2.De procedure in de zaak 13-335
3.In beide zaken
4.De verdere beoordeling in de zaak 12-129 van [eiseres in conventie] tegen [gedaagden in conventie]
in conventie en in reconventie
zoals door u aangegeven weigert u zonder schriftelijke opdracht, de herstelwerkzaamheden uit te voeren aan de staalconstructie van bovengenoemd werk. Omdat dit de voortgang van alle werkzaamheden belemmerd geven wij bij deze (onder protest) schriftelijk opdracht om tot herstel over te gaan’. Hierin kan in redelijkheid niet meer worden gelezen dan dat [gedaagden in conventie] [eiseres in conventie] opdracht geeft om herstelwerkzaamheden uit te voeren en hierin valt niet te lezen dat [gedaagden in conventie] voorwaardelijk of onvoorwaardelijk toezegt dat zij die werkzaamheden als meerwerk zal vergoeden.
Zoals ook vorige week door u is bevestigd dat wanneer dit uit de wijzigingen van berekeningen van [B] blijkt dat er aanpassingen gedaan moesten worden dit niet voor rekening van [eiseres in conventie] kan zijn’, maar hierbij moet, voor zover [meneer Q] hiermee bedoelt dat [E] bevestigd zou hebben dat sprake was van declarabel meerwerk, worden vastgesteld dat [E] dat geenszins bevestigt. [E] antwoordt in zijn mail van 29 april 2010 dat hij het met zijn directie zal bespreken en [E] heeft als getuige verklaard dat hij zelf nooit een dergelijke uitspraak met betrekking tot de spanten heeft gedaan.
Als blijkt dat wij als opdrachtgever in de oorzaak een rol spelen zullen wij daarvoor staan’, maar dit ging blijkens de context over extra consoles en niet over verzwaring van de knooppuntverbindingen.
7.815,00(5,5 punten à € 1.421,00)
4.618,00 (6,5 punten à 1/2 x € 1.421,00)
5.De verdere beoordeling in de zaak 13-335 tussen de Gemeente en [gedaagde 4]
6.394,50(4,5 punten à € 1.421,00)