ECLI:NL:RBGEL:2017:3274

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
C/05/317968 / KG ZA 17-156
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerkingsovereenkomst en gebruik handelsnaam in kort geding

In deze zaak, die op 12 mei 2017 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen eisers, waaronder [eiser sub 1] en Orga-Architect B.V., en gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] en Eco-Plus Bouw B.V. De eisers vorderen onder andere dat gedaagden het gebruik van de handelsnaam "ORGA bouw" staken en dat zij een dwangsom betalen voor iedere dag dat zij in gebreke blijven. De achtergrond van het geschil ligt in een samenwerkingsovereenkomst die op 18 juni 2013 is gesloten tussen [eiser sub 1] en Eco-Plus, waarin afspraken zijn gemaakt over het gebruik van handelsnamen en de verplichtingen van beide partijen. Eisers stellen dat gedaagden hun contractuele verplichtingen niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot de buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst. Gedaagden betwisten dit en stellen dat zij hun betalingsverplichtingen hebben opgeschort omdat eisers ook tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden de handelsnaam "ORGA bouw" tot en met 31 december 2017 mogen blijven voeren, maar dat zij deze daarna moeten staken. De vorderingen van eisers tot betaling van de verschuldigde bedragen worden afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende is onderbouwd. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/317968 / KG ZA 17-156
Vonnis in kort geding van 12 mei 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

handelend onder de naam Orga-Architect ,
wonende te [adres 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORGA-ARCHITECT B.V.,
gevestigd te [adres 1] ,
eisers,
advocaat mr. H.A. Schenke te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

tevens handelend onder de naam Orga-Bouw ,
wonende te [adres 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECO-PLUS BOUW B.V.,
gevestigd te [adres 1] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.P.K. Grootenboer te Zoetermeer, alsmede mr. J.E. van der Pas, advocaat te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ieder afzonderlijk respectievelijk [eiser sub 1] en Orga-Architect worden genoemd. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk respectievelijk [gedaagde sub 1] en Eco-Plus worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de akte tot wijziging van eis
  • de producties van gedaagden
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] heeft op 24 november 2003 de domeinnaam orga-architect.nl laten registreren bij de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (hierna: SIDN). Op 17 januari 2013 heeft hij bij SIDN de domeinnaam orga-bouw .nl laten registreren.
2.2.
Op 18 juni 2013 is tussen ‘de ORGA architect’, zijnde [eiser sub 1], en Eco-Plus een samenwerkingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst, waarin [eiser sub 1] wordt aangeduid als ‘de Architect’ en Eco-Plus als ‘de Aannemer’, is onder meer het volgende opgenomen:
overwegende dat:
1. het doel van de partijen is om in een samenwerkingsverband kwalitatief hoogwaardige, ecologische en
biobased gebouwen te realiseren onder voorwaarden, die zowel ten voordele dienen te werken van de
betrokken samenwerkende partijen als van de uiteindelijke opdrachtgever, hierna te noemen dc
Opdrachtgever;
(…)
2. het de partijen gaat om een samenwerking tussen twee juridische en economische zelfstandige
ondernemingen, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en met een continue informatie-uitwisseling tussen
elkaar vanuit ieders deskundigheid met het oog op het bereiken van het hierboven gestelde doel;
5. de partijen om dit doel te bereiken uniform zullen optreden tegenover de Opdrachtgever, wat met zich
meebrengt dat zij de ORGA handelsnamen en de ORGA logo’s zullen gebruiken en dezelfde verkoop- en
marketinguitingen zullen toepassen;

2.De samenwerking

2.1
De Aannemer verplicht zich om gedurende de looptijd van deze overeenkomst alleen bouwprojecten aan te nemen en te realiseren die voldoen aan de eisen van de ORGA uitgangspunten. (…)
2.3
In het kader van het uniform optreden in hun samenwerkingsverband tegenover de Opdrachtgevers zullen de partijen:
a. respectievelijk de handelsmerken en handelsnamen “ORGA architect” en “ORGA bouw”
gebruiken;
b. gebruik maken van herkenbare publicitaire uitingen, waaronder vallen: het briefpapier, de
visitekaartjes en logo’s. Architect zal zorg dragen voor het faciliteren van deze huisstijl;
c. voor marketingdoeleinden gebruik maken van het bestaande virtueel netwerk van
de Architect, waaronder vallen, de website, de sociale media, de digitale publicaties.
2.7
De Architect zal de Aannemer kennis verschaffen en assistentie verlenen met betrekking tot het
exploiteren van zijn onderneming, onder andere in meerdere ondernemersgesprekken per jaar.
Daaronder vallen de volgende diensten:
a. het adviseren met betrekking tot het opstarten van zijn onderneming;
b. het informatie verschaffen op het gebied van ondernemerschap en ecologische en
biobased bouwen;
c. het adviseren op het gebied van marketing en verkoop, waaronder het bieden van
ondersteuning bij het opzetten van een eigen verkoop- en marketingplan;
d. het voeren van een gezamenlijk landelijk verkoop- en marketingbeleid;
e. het opzetten en onderhouden van een eigen website en de optimalisatie daarvan.

3.De handelsmerken en handelsnamen

3.1
De Architect heeft het recht op de handelsnamen “ORGA architect” en “ORGA bouw” en hij kan aan
anderen het gebruik daarvan toestaan. Bij het Benelux- Bureau voor de Intellectuele Eigendom, is
door de Architect de merknaam “ORGA bouw” aangevraagd en in behandeling. Ook de merknaam
“ORGA architect” zal bij dit bureau door de Architect worden aangevraagd.
3.2
De Aannemer erkent de rechten van de Architect met betrekking tot deze handelsnaam en dit
handelsmerk en de daaronder vallende woordmerken, beeldmerken, aanduidingen, reclameslagzinnen
e.d.
3.3
De Architect verleent uitsluitend aan de Aannemer toestemming tot het gebruik van de handelsnaam
en het handelsmerk “ORGA bouw” en de daaronder vallende woordmerken, beeldmerken,
aanduidingen, reclameslagzinnen e.d. voor de looptijd van deze overeenkomst.
3.4
De Aannemer zal met betrekking tot zijn bouwprojecten geen andere handelsnaam en handelsmerk en
de daaronder vallende woordmerken, beeldmerken, aanduidingen, reclameslagzinnen, enz. te
gebruiken dan “ORGA bouw”, tenzij de Architect hiervoor schriftelijk toestemming geven.

4.De verkoopondersteuning en reclame

4.1
In het kader van de verkoopondersteuning zal de Architect de landelijke en regionale publiciteit, al
dan niet online, verzorgen door gebruik te maken van zoekmachineoptimalisatie en sociale media, het
verzorgen van netwerken, het publiceren van artikelen in relevante vak-, lifestyle- en nieuwsbladen,
het geven van lezingen en interviews, het meewerken aan relevante tv-programma’s en andere
soortgelijke activiteiten.
De Architect verzorgt de ontwikkeling van stadaard reclamematerialen en reclame-uitingen.
4.2
De Architect zal de handelsnaam en het handelsmerk ORGA bouw via internet promoten en heeft
daartoe de domeinnaam
www. orga-bouw .nllaten registreren. Die domeinnaam blijft van de
Architect. De Aannemer zal zich onthouden van een activiteit die dit hindert. De Architect verplicht
zich om voor de Aannemer een internetsite te openen en te onderhouden.

5.De zelfstandigheid van de ondernemingen

5.5
Als de Architect zijn eenmanszaak “ORGA Architect” omzet in een vennootschap onder firma of een besloten vennootschap zal de Aannemer zich er niet tegen verzetten dat deze overeenkomst door die
vennootschap onder firma of die besloten vennootschap bij akte wordt overgenomen, mits de heer
D.W. [eiser sub 1] één van de maten van de vennootschap onder firma of de bestuurder en
(mede)eigenaar van die besloten vennootschap wordt.
(…)
5.6
De heer [gedaagde sub 1] is verplicht om gedurende de looptijd van deze overeenkomst de bestuurder
van de besloten vennootschap Eco-Plus Bouw B.V. te blijven en om één of meer aandelen in die vennootschap niet te vervreemden zonder toestemming van de Architect. (…)

6.De door de Aannemer te betalen vergoedingen

6.1
De Aannemer zal voor de aan hem bij deze overeenkomst toegekende rechten en toegezegde
dienstverlening door de Architect aan hem de navolgende vergoedingen betalen:
a. een maandelijkse bijdrage van € 1.500,-. Deze bijdrage wordt betaald voor het gebruik maken van
de bestaande goodwill van de Architect, voor het adviseren en informeren over ondernemen en
ecologisch en biobased bouwen door de Architect (…) en voor het verzorgen van
marketingactiviteiten door de Architect. (…)
(…)
c. een commissie van 1,5% van het bouwbudget, zoals dat is opgenomen in de overeenkomst van
aanneming van werk met de Opdrachtgever, wanneer de opdracht van de Opdrachtgever via de
Architect is verkregen en de Architect het ontwerp voor de Opdrachtgever heeft gemaakt. (...)
d. alle in dit artikel genoemde bedragen zijn exclusief BTW.
6.2
De Architect zal voor de beide maandelijkse bijdragen iedere maand aan de Aannemer een factuur
sturen, die door de Aannemer binnen 14 dagen zal worden betaald.

8.De looptijd van de overeenkomst

8.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaren, te rekenen vanaf 1 mei 2013. Dit
betekent dat de samenwerkingsovereenkomst – ongeacht een tussentijdse beëindiging – eindigt op 30
april 2018, tenzij de partijen vóór die datum overeenstemming hebben bereikt over een nieuwe
overeenkomst.

9.De tussentijdse beëindiging van de overeenkomst

9.1
Als één van beide partijen op ernstige wijze toerekenbaar tekortschiet in de uitvoering van een
overeenkomst met een Opdrachtgever of toerekenbaar tekortschiet in het nakomen van haar
verplichtingen uit deze overeenkomst, heeft de andere partij het recht deze overeenkomst te ontbinden
(tussentijds te beëindigen). Deze partij dient daarvoor eerst de nalatige partij uitdrukkelijk bij aangetekend schrijven tot nakoming van haar verplichtingen te sommeren, waarbij aan de nalatige
partij een termijn van veertien dagen wordt gegund om het verzuim te herstellen.

10.De gevolgen van een tussentijdse beëindiging

10.6
Na de beëindiging van de overeenkomst is de Aannemer verplicht de aanduiding in het
handelsregister, dat de ondernemer handelt onder de naam “ORGA bouw”, door te halen.
10.7
Na de beëindiging van de overeenkomst is de Aannemer gehouden al datgene te doen dan wel na te
laten, waardoor bij het publiek of de relaties van de Architect en de Aannemer de indruk zou kunnen
worden gewekt, dat de Aannemer nog steeds in samenwerking met de Architect zijn onderneming
exploiteert. (…)
10.9
Wanneer de Aannemer bij de beëindiging van de overeenkomst haar dienstverlening niet
overeenkomstig de ORGA uitgangspunten wenst voort te zetten, geldt, gelet op de bescherming van
de handelsnaam en het handelsmerk “ORGA bouw”, het volgende. De heer [gedaagde sub 1] zal
gedurende een periode van één jaar na de beëindiging van de overeenkomst niet in Nederland,
zelfstandig of in dienstverband bij een vennootschap of welke andere organisatievorm dan ook,
werkzaam zijn en niet direct of indirect zakelijke of financiële belangen hebben bij activiteiten, die soortgelijk zijn aan die van “ORGA bouw” of die in het kader van de samenwerkingsovereenkomst
door de Aannemer werden uitgeoefend, tenzij anders met de Architect overeengekomen.
2.3.
Op 10 juni 2013 heeft [eiser sub 1] het woordmerk “ORGA bouw” gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Op 11 oktober 2013 heeft hij daar het woordmerk “ORGA architect” gedeponeerd.
2.4.
[gedaagde sub 1] heeft op 4 februari 2016 de domeinnaam orgabouw.nl laten registreren bij SIDN.
2.5.
Bij brief van 1 september 2016 heeft mr. R. Koot LL.B van SRK Rechtsbijstand onder meer het volgende aan [eiser sub 1] bericht:
Betwisting commissie factuur(nummer 732) d.d. 3 mei 2016:
U stelt aanspraak te kunnen maken op 1,5% commissie ter waarde van € 1.837,51 incl. BTW betreffende een verkregen project van een Viltatelier te Wychen. U baseert zich dan op de samenwerkingsovereenkomst welke op 18 juni 2013 tussen partijen is gesloten, en meer in het bijzonder op artikel 6.1 sub c: (…)
Feit is echter dat de uiteindelijke overeenkomst niet op de gebruikelijke wijze tot stand is gekomen en dat betekent dat u voor deze zaak geen commissie kan berekenen. Het is op zich juist dat u deze opdrachtgever in contact heeft gebracht met mijn relatie. Daarnaast heeft u tevens een beginnend ontwerp voor het atelier gemaakt. De hierna volgende contractuele fase valt echter op geen enkele wijze te vergelijken met het gangbare traject. (…) Voor de huidige overeenkomst gold dat cliënt via de bemiddeling van u alleen een aanbestedingsmogelijkheid verkreeg om samen met een paar andere bouwbedrijven te dingen naar de opdracht. Deze aanbestedingsprocedure heeft cliënt geheel en al op eigen kracht doorlopen, hetgeen tot de uiteindelijke opdrachtverstrekking en overeenkomst van aanneming van werk heeft geleid. Gelet hierop ziet cliënt niet in waarom hij een commissie verschuldigd zou zijn aan uw firma en ik deel die mening met hem. Hij zal dan ook niet tot betaling overgaan. (…)
Tekortschieten samenwerkingsovereenkomst ORGA Architect:
Op grond van artikel 6.1 sub a is mijn cliënt verplicht om aan u elke maand een bepaalde bijdrage te betalen van € 1.500,--. (…)
Feit is dat u al geruime tijd niet of nauwelijks (aantoonbaar) inspanningen heeft verricht om uw verplichtingen na te komen. Het betreft dan niet zozeer één specifiek onderwerp, maar om alle elementen die de volledige prestatie van uw firma vormen om aanspraak te kunnen (blijven) houden op de maandelijkse vergoeding. Uiteraard heeft dit te maken met de bekoelde relatie tussen partijen. Dat neemt echter niet weg dat u uw contractuele verplichtingen gewoon dient na te komen.
Ingebrekestelling:
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u, en voor zover vereist sommeer ik u,
binnen twee weken na dagtekening van dit schrijven, schriftelijk te verklaren op welke wijze u meent invulling te geven aan uw verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst. In het genoemde artikel wordt voor een omschrijving verwezen naar de artikelen 2.3 sub b en c, 2.7 en 4.1 van de overeenkomst. Het ligt voor de hand dat u per onderdeel een aparte toelichting geeft, bij gebreke waarvan er sprake is van verzuim. Om die reden zal cliënt tot nader order zijn maandelijkse bijdrage opschorten; in ieder geval totdat u de nodige bewijsstukken heeft aangeleverd. Daarnaast overweegt cliënt nog met terugwerkende kracht een claim in te dienen, voor de reeds betaalde maandelijkse bijdragen in de periode dat u niet (aantoonbaar) heeft gepresteerd, welke wel kan oplopen tot drie jaar. Tevens stel ik u alvast aansprakelijk voor eventuele andere geleden en nog te lijden schade, evenals te maken (buiten)gerechtelijke kosten.
2.6.
Nadat partijen over en weer op elkaars standpunten hebben gereageerd, heeft [eiser sub 1] bij brief van 5 oktober 2016 onder meer het volgende aan Eco-Plus bericht:
Indien ORGA bouw niet per direct haar betalingsverplichtingen nakomt en de openstaande bedragen binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief op de rekening van ORGA architect zijn bijgeschreven, is ORGA bouw op ernstige wijze toerekenbaar tekortgeschoten in het nakomen van de verplichtingen uit de Samenwerkingsovereenkomst en ziet ORGA architect zich genoodzaakt de Samenwerkingsovereenkomst te ontbinden, conform het gestelde in artikel 9.1.
Alleen indien ORGA bouw de openstaande bedragen voldoet kan de samenwerking voortgezet worden voor de resterende duur van de Samenwerkingsovereenkomst. (…)
2.7.
Bij brief van 23 november 2016 heeft [eiser sub 1] onder meer het volgende aan Eco-Plus bericht:
Op 5 oktober 2016 heeft ORGA architect u gesommeerd de verplichtingen uit de Samenwerkingsovereenkomst na te komen. Tot op heden zijn deze verplichtingen nog steeds niet nagekomen.
Het gaat om de volgende verplichtingen.
1. Het jaarlijks opstellen van een exploitatiebegroting van ORGA bouw en deze met ORGA architect te evalueren (artikel 2.8 aanhef en onder c van de Samenwerkingsovereenkomst).
2. Het in de bedrijfsuitoefeningen van ORGA bouw geen andere handelsnaam te gebruiken dan ORGA bouw (artikel 3.4 en 3.5, aanhef en onder b van de Samenwerkingsovereenkomst).
3. Met betrekking tot de door ORGA bouw zelf uit te voeren reclame-uitingen te voren overleg te hebben met ORGA architect (artikel 4.5 van de Samenwerkingsovereenkomst).
Wij hadden u in de brief van 10 juni 2016 op deze drie verplichtingen gewezen en in de brief van 12 september 2016 hadden wij u daar nog eens aan herinnerd. Ondanks toezeggingen in de mail, d.d. 18 juli 2016 en in de brief van 27 september 2016 van uw advocaat mr. Koot, heeft u niet eens de moeite genomen hierop te reageren. Uiteindelijk hebben we u dan in de brief van 5 oktober 2016 u in gebreke gesteld en gesommeerd die verplichtingen na te komen.
Het gaat verder om de volgende betalingsverplichtingen.
4. Factuur 732 van 3 mei 2016 ten bedrage van € 1.837,51. Deze factuur betreft het door ORGA bouw aan ORGA architect te betalen commissie van 1,5% betreffende een bouw in Wijchen (artikel 6.3 van de Samenwerkingsovereenkomst). (…)
5. Factuur 762 van 1 september 2016 ten bedrage van € 10.035,64. Deze factuur betreft het door ORGA bouw aan ORGA architect te betalen commissie van 1,5% betreffende de bouw van een woonhuis in Driebergen (artikel 6.3 van de Samenwerkingsovereenkomst). (…)
6. Factuurnummer 763 van 1 september 2016 ten bedrage van € 1.815,0, factuurnummer 768 van 3 oktober 2016 ten bedrage van € 1.815,- en factuur 788 van 8 november 2016 ten bedrage van € 1.815,-. Deze drie facturen betreffen de door ORGA bouw aan ORGA architect te betalen maandelijkse bijdrage voor het gebruik maken van de bestaande goodwill van ORGA architect en voor het verzorgen van de in het onderhavige artikel genoemde marketingactiviteiten (artikel 6.1 aanhef en onder a van de Samenwerkingsovereenkomst).
(…)
Het niet voldoen aan de bovenstaande verplichtingen levert een ernstige tekortkoming in de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst aan uw zijde op. Bovendien heeft u op geen enkele wijze op de sommatie van 5 oktober 2016 heeft gereageerd.
(…)
In antwoord daarop willen wij u, ondanks uw houding in de samenwerking, manier van handelen en niet reageren, het volgende laatste voorstel doen:
A. Vóór 1 december 2016 worden de openstaande bedragen genoemd in punt 4, 5 en 6 in deze brief
betaald.
B. De Samenwerkingsovereenkomst wordt per 1 december 2016 ontbonden.
C. Na beëindiging van de Samenwerkingsovereenkomst per 1 december 2016 wordt direct de aanduiding
in het handelsregister, dat u handelt onder de naam “ORGA bouw”, doorgehaald.
Punten A, B en C zijn
nietonderhandelbaar.
In de eerste week van december gaan we vervolgens in constructief overleg (…)
Wij willen u er op wijzen dat wij, indien u vóór 1 december 2016 niet aan de punten A, B en C voldoet of in zijn geheel niet reageert, wij per 1 december 2016 eenzijdig de Samenwerkingsovereenkomst tussentijds buitengerechtelijk
beëindigen.
Daarmee treden de artikelen 10.1 t/m 10.10 van de Samenwerkingsovereenkomst in werking.
2.8.
Bij brief van 30 november 2016 heeft mr. Koot gereageerd op voornoemde brief van [eiser sub 1]. Hij heeft daarin aangegeven dat [eiser sub 1] feitelijk nog steeds in (schuldeisers)verzuim verkeert en dat niet akkoord wordt gegaan met het in die brief gedane voorstel. Ten slotte heeft mr. Koot een tegenvoorstel gedaan.
2.9.
Bij brief van 21 december 2016 heeft [eiser sub 1] onder meer aan Eco-Plus bericht dat uit de inhoud van het tegenvoorstel blijkt dat er geen bereidheid is tot de door hem voorgestelde minnelijke schikking en dat de samenwerkingsovereenkomst derhalve per 1 december 2016 is ontbonden wegens het op ernstige wijze tekortschieten van ORGA-bouw in de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst.
2.10.
Bij brief van 3 februari 2017 heeft de advocaat van [eiser sub 1] onder meer het volgende aan Eco-Plus bericht:
Met referte aan de brief die ik op 31 januari jl. al aan uw advocaat heb verzonden sommeer ik u bij deze alsnog om binnen 14 dagen na ontvangst respectievelijk bezorging van de brief, integraal te voldoen aan uw contractuele verplichtingen jegens mijn cliënten [eiser sub 1] en ORGA Architect B.V.
Indien u aan deze sommatie gevolg geeft, zal daarmee de tussentijdse beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst die u in deze heeft met mijn cliënten zijn gelding alsnog behouden. Uiteraard zal dan zo spoedig mogelijk overleg moeten plaatsvinden tussen partijen.
Indien u ook deze sommatie geheel of gedeeltelijk naast u neerlegt, zal het al aangekondigde kort geding aanhangig worden gemaakt. Dat zal dan geschieden vooruitlopend op de bodemprocedure.
3. Het geschil
3.1.
Eisers vorderen na wijziging van eis dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. gedaagden gelast om ieder gebruik van en iedere inbreuk op het auteursrecht, merkrecht
en de handelsnaam van Orga-Architect, “ORGA”-bouw, direct of indirect, onmiddellijk
of middellijk, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te staken en zich te
onthouden van iedere andere gedraging die verband houdt of verband kan houden met de
naamsaanduidingen “ORGA”-bouw en “ORGA” architect en de daaraan verbonden
auteursrechten, merkrechten en handelsnamen in woord, beeld en/of geschrift,
2. gedaagden gelast om iedere aanduiding met betrekking tot “ORGA”-bouw en ieder ander
gelijkaardig of identiek teken, direct of indirect, onmiddellijk of middellijk, binnen drie
dagen na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, en die aanduiding,
voor zover die geregistreerd is, door te halen, met name die naamsaanduiding in het
Handelsregister, en daarvan de eisende partijen onverwijld na de doorhaling in kennis te
stellen en zich daarna te onthouden van iedere verwijzing in woord, beeld en/of geschrift,
hoe ook luidend en/of geregistreerd,
3. gedaagden veroordeelt tot het betalen van een dwangsom van € 5000,00 voor iedere dag
of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven te voldoen aan hetgeen onder 1 en 2
gevorderd is, dan wel een nader in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsom,
4. gedaagden veroordeelt tot betaling van de verschuldigde contractuele bijdrage,
voortvloeiend uit factuur 732, te stellen op € 1.518,60 (excl. BTW), en te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016, althans vanaf de datum waarop de
dagvaarding is uitgebracht, dan wel een nader in goede justitie te bepalen datum,
5. gedaagden veroordeelt tot betaling van de verschuldigde contractuele bijdrage,
voortvloeiend uit factuur 762, te stellen op € 8.293,92 (excl. BTW), en te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 15 september 2016, althans vanaf de datum waarop de
dagvaarding is uitgebracht, dan wel een nader in goede justitie te bepalen datum,
6. gedaagden veroordeelt tot betaling van de verschuldigde contractuele bijdrage,
voortvloeiend uit factuur 763, te stellen op € 1.500,- (excl. BTW), en te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 15 september 2016, althans vanaf de datum waarop de
dagvaarding is uitgebracht, dan wel een nader in goede justitie te bepalen datum,
7. gedaagden veroordeelt tot betaling van de verschuldigde contractuele bijdrage,
voortvloeiend uit factuur 768, te stellen op € 1.500,- (excl. BTW), en te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2016, althans vanaf de datum waarop de dagvaarding
is uitgebracht, dan wel een nader in goede justitie te bepalen datum,
8. gedaagden veroordeelt tot betaling van de verschuldigde contractuele bijdrage,
voortvloeiend uit factuur 788, te stellen op € 1.500,- (excl. BTW), en te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 22 november 2016, althans vanaf de datum waarop de
dagvaarding is uitgebracht, dan wel een nader in goede justitie te bepalen datum,
9. gedaagden veroordeelt tot betaling van de uit artikel 6.1 sub a van de
samenwerkingsovereenkomst voortvloeiende maandelijkse bijdragen, van december 2016
tot en met de maand waarin gedaagden tot doorhaling zullen zijn overgegaan van de
registratie in het Handelsregister en iedere andere kenbaarmaking onder de naam
“ORGA”-bouw, dan wel iedere daarmee te vergelijken kenbaarmaking hebben gestaakt,
ten tijde van de mondelinge behandeling te stellen op vijf maandtermijnen, in
totaal een bedrag belopende van € 7.500,- (excl. BTW), en per maand successievelijk te
vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.500,- (excl. BTW) vanaf
respectievelijk 15 december 2016, 15 januari 2017, 15 februari 2017, 15 maart 2017 en
15 april 2017, althans vanaf de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht, dan wel een
nader in goede justitie te bepalen datum,
10. gedaagden veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de
nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en –
voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn
plaatsvindt –, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen
vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate voort uit de stellingen van eisers.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Eisers hebben de samenwerkingsovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat gedaagden niet aan hun contractuele verplichtingen hebben voldaan. Het gaat daarbij met name om verschillende betalingsverplichtingen die gedaagden niet zijn nagekomen, te weten een aantal maandelijkse bijdragen voor geleverde diensten alsmede commissie met betrekking tot specifieke projecten. Gedaagden stellen hier tegenover dat zij hun betalingsverplichtingen bevoegdelijk hebben opgeschort omdat eisers hun verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet zijn nagekomen. Gedaagden verkeren dan ook niet in verzuim en eisers hebben de overeenkomst niet rechtsgeldig kunnen ontbinden, aldus gedaagden.
4.3.
Wat hiervan verder inhoudelijk ook zij, uit de omstandigheid dat gedaagden ter zitting hebben verklaard dat verdere samenwerking met eisers niet gewenst is, en uit het feit dat zij kennelijk ook geen nakoming van de samenwerkingsovereenkomst verlangen, nu zij in deze procedure geen eis in reconventie hebben ingesteld tot nakoming van die overeenkomst, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat gedaagden zich feitelijk hebben neergelegd bij de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst, overigens zonder daarbij mogelijke aanspraken te hebben prijsgegeven. Als uitgangspunt heeft derhalve te gelden dat de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen met de buitengerechtelijke ontbinding door eisers daadwerkelijk is geëindigd.
4.4.
Het eerste geschilpunt in deze procedure ziet op de intellectuele eigendomsrechten.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter in dit verband het volgende.
4.5.
Vast staat dat [eiser sub 1] de woordmerken “ORGA bouw” en “ORGA architect” op respectievelijk 10 juni 2013 en 11 oktober 2013 heeft gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Voorts hebben eisers onweersproken gesteld dat zij de handelsnaam “ORGA” al voerden, geruime tijd voordat de samenwerkingsovereenkomst tot stand kwam. Bovendien spreekt de samenwerkingsovereenkomst boekdelen: tussen partijen heeft te gelden dat [eiser sub 1] rechthebbende is op zowel de handelsnamen “ORGA architect” en “ORGA bouw”, als op de merknamen “ORGA architect” en “ORGA bouw”, dat Eco-Plus deze rechten erkent, dat haar uitsluitend toestemming tot het gebruik van deze namen is verleend voor de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst en dat Eco-Plus na beëindiging van die overeenkomst verplicht is de aanduiding in het handelsregister, dat zij handelt onder de naam “ORGA bouw”, door te halen (zie de artikelen 3.1, 3.2, 3.3 en 10.6).
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft in beginsel dan ook te gelden dat gedaagden zijn gehouden het gebruik van genoemde handels- en merknamen te staken aan het einde van de samenwerking met eisers.
4.7.
Gedaagden voeren aan dat het in redelijkheid niet van hen kan worden gevergd dat zij per direct de handelsnaam “ORGA bouw” niet meer kunnen hanteren en gebruiken. Gedaagden hebben deze handelsnaam immers naamsbekendheid gegeven en Eco-Plus is bekend onder deze naam. Bovendien zal het direct moeten staken en niet meer gebruiken van die handelsnaam betekenen dat Eco-Plus geen, althans weinig, werk meer zal krijgen omdat zij niet langer te ‘vinden’ is.
4.8.
Uit hoofdstuk 10 van de samenwerkingsovereenkomst vloeit voort dat ingeval van beëindiging van de samenwerking er een zekere nawerking kan zijn en dat partijen in onderling overleg zullen moeten vaststellen hoe zij precies uit elkaar zullen gaan. Ter zitting hebben eisers ook aangegeven dat zij bereid zijn het gebruik van de naam “ORGA bouw” door gedaagden nog voor een bepaalde (korte) termijn toe te staan.
4.9.
Onder deze omstandigheden brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat eisers in deze procedure niet van gedaagden kunnen verlangen dat zij het gebruik van de handelsnaam “ORGA bouw” met onmiddellijke ingang staken en gestaakt houden. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat gedaagden onder de naam “ORGA bouw” zelf een eigen bedrijf hebben opgebouwd en dat het van begin af aan de bedoeling was dat gedaagden in het kader van de samenwerking met eisers dit eigen bedrijf ook zouden inzetten ten behoeve van opdrachten van derden, waarbij het gebruik van de handelsnaam “ORGA bouw” mede in dat kader ook heeft plaatsgevonden. Ook slaat de voorzieningenrechter acht op de duur van de samenwerking, te weten ruim drie jaar. Het is aannemelijk in de gegeven omstandigheden dat het met onmiddellijke ingang staken en gestaakt houden van de handelsnaam “ORGA bouw” voor een jong bedrijf als Eco-Plus problematisch kan zijn voor de continuïteit van het bedrijf. Alles overziend is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagden de handelsnaam “ORGA bouw” nog tot en met 31 december 2017 mogen blijven voeren en dat zij het gebruik daarvan met ingang van 1 januari 2018 dient te staken.
4.10.
Partijen verschillen nog van mening over de vraag of beide gedaagden partij zijn geweest bij de samenwerkingsovereenkomst. Op zichzelf is duidelijk dat in beginsel alleen Eco-Plus partij was en niet ook [gedaagde sub 1], zij het dat in de overeenkomst enkele bepalingen zijn opgenomen die specifiek betrekking hebben op de persoon van [gedaagde sub 1], zie bijvoorbeeld de artikelen 5.6 en 10.9. In zoverre moet uit de samenwerkingsovereenkomst worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] wat die specifieke bepalingen betreft ook persoonlijk is gebonden. Het voert echter te ver om [gedaagde sub 1] in persoon ook aan alle andere bepalingen gebonden te achten, waaronder die van hoofdstuk 3 van de samenwerkingsovereenkomst, over de handelsmerken en handelsnamen. Dit betekent dat het staken en gestaakt houden van het gebruik van de handelsnaam “ORGA bouw” per 1 januari 2018 alleen Eco-Plus kan betreffen.
4.11.
Gedaagden voeren verder als verweer aan dat Orga-Architect geen contractspartij was bij de samenwerkingsovereenkomst en dat niet is gebleken dat Orga-Architect de overeenkomst ex artikel 6:159 lid 1 BW van [eiser sub 1] heeft overgenomen. De rechtshandelingen verricht door Orga-Architect hebben volgens gedaagden dan ook geen rechtsgevolg. Eisers betwisten deze stellingen van gedaagden en beroepen zich daarbij op een afschrift van de akte houdende inbreng in het kapitaal van Orga-Architect van 30 juni 2014.
4.12.
Vast staat dat alleen [eiser sub 1] partij was bij de samenwerkingsovereenkomst. Het moge zo zijn dat hij zijn rechtsverhouding tot Eco-Plus heeft willen overdragen aan Orga-Architect, maar deze overdracht dient dan wel conform de voorwaarden voor contractsoverneming (artikel 6:159 BW) te zijn geschied. Een van die voorwaarden betreft het schriftelijk in kennis stellen van de overneming aan de wederpartij door de overdragende en overnemende partij. In dit kort geding is echter niet aannemelijk geworden dat Eco-Plus schriftelijk door [eiser sub 1] en Orga-Architect in kennis is gesteld van de contractsoverneming. Dit betekent dat de hierna in het dictum opgenomen veroordelingen met betrekking tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de handelsnaam “ORGA bouw” alleen gelden in de verhouding tot [eiser sub 1] en niet ook tot Orga-Architect.
4.13.
Het tweede geschilpunt in deze procedure heeft betrekking op de vraag of Eco-Plus is gehouden tot betaling van de maandelijkse bijdragen voor geleverde diensten alsmede commissie met betrekking tot specifieke projecten, een en ander zoals gevorderd onder 3.1 sub 4 tot en met 9.
4.14.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Zoals hiervoor reeds is overwogen, stellen gedaagden dat zij hun betalingsverplichtingen bevoegdelijk hebben opgeschort omdat eisers hun verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet zijn nagekomen. Hiervoor is echter ook reeds aan de orde gekomen dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen met de buitengerechtelijke ontbinding door eisers daadwerkelijk is geëindigd. De opschorting door gedaagden, als middel om eisers te dwingen hun verplichtingen (over het verleden) alsnog na te komen, kan derhalve tot niets leiden. In zoverre kan die opschorting dus niet meer aan betaling van de verschillende facturen in de weg staan.
4.15.
Ter zitting hebben gedaagden evenwel nog gesteld dat zij schade lijden als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten van eisers, nu zij, gedaagden, steeds een maandelijkse vergoeding hebben betaald voor diensten die niet zijn geleverd. Ook hebben gedaagden ter zitting gesteld dat de samenwerkingsovereenkomst velerlei verplichtingen omvat die naar hun aard niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, zoals onder meer de over en weer verleende diensten en gemaakte uren en de wel uitgevoerde marketingactiviteiten. Gedaagden wensen in dit verband een vergoeding te ontvangen voor de door hen ontplooide marketingactiviteiten. De hoogte van de schade en/of vergoeding zal in een bodemprocedure moeten worden vastgesteld.
4.16.
Eisers betwisten dat er geen diensten zijn geleverd en dat gedaagden schade hebben geleden. De gestelde schade komt letterlijk uit de lucht vallen, nu zij niet ten grondslag is gelegd aan de opschorting. Eisers benadrukken nogmaals dat zij zich aan de samenwerkingsovereenkomst hebben gehouden en gedaagden niet.
4.17.
De voorzieningenrechter overweegt dat de bevoegdheid tot opschorting moet worden gezien als een verweermiddel van de schuldenaar in verband met een tegenvordering die hij op de schuldeiser heeft. Hieruit volgt dat een beroep op een opschortingsrecht in beginsel steeds kan worden gedaan door de schuldenaar, ook wanneer de schuldeiser in rechte een vordering tot nakoming instelt. Het is dus toegestaan om eerst bij wege van verweer in deze procedure een beroep op een opschortingsrecht te doen met het oog op verrekening van een tegenvordering uit hoofde van schadevergoeding en/of een ongedaanmakingsverbintenis.
4.18.
Onderzocht zal daarom moeten worden of er voldoende gerede kans bestaat dat een dergelijke tegenvordering in een bodemprocedure wordt toegewezen. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter dat gelet op alle stellingen van partijen en de in dat kader overgelegde stukken in dit kort geding niet kan worden vastgesteld dat gedaagden een tegenvordering hebben op eisers, maar dat dat evenmin kan worden uitgesloten. Gedaagden hebben er dus belang bij betaling van de maandelijkse bijdragen en commissie op te schorten met het oog op verrekening van een eventuele tegenvordering die in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.19.
Bij het voorgaande komt dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.20.
Eisers hebben nagelaten het spoedeisend belang bij hun geldvorderingen te onderbouwen, anders dan door te stellen dat gedaagden gehouden zijn te betalen wat zij tot aan de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst zijn verschuldigd. Daarnaast geldt dat eisers hebben nagelaten in te gaan op het mogelijke restitutierisico.
4.21.
Alles overziend voert het te ver om vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure in het kader van dit kort geding de gevorderde betaling van de maandelijkse bijdragen voor geleverde diensten alsmede commissie met betrekking tot specifieke projecten toe te wijzen.
4.22.
De slotsom is dat het gevorderde onder 3.1 sub 1 en 2 ten aanzien van Eco-Plus in voege zoals hierna aangegeven zal worden toegewezen, met dien verstande dat het staken van iedere inbreuk op het auteursrecht zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is van enige inbreuk op enig auteursrecht. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt. De overige vorderingen zullen worden afgewezen.
4.23.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gelast Eco-Plus om ieder gebruik van en iedere inbreuk op het merkrecht en de handelsnaam van Orga-Architect, “ORGA”-bouw, direct of indirect, onmiddellijk of middellijk, met ingang van 1 januari 2018 te staken en zich te onthouden van iedere andere gedraging die verband houdt of verband kan houden met de naamsaanduidingen “ORGA”-bouw en “ORGA” architect en de daaraan verbonden merkrechten en handelsnamen in woord, beeld en/of geschrift,
5.2.
gelast Eco-Plus om iedere aanduiding met betrekking tot “ORGA”-bouw en ieder ander gelijkaardig of identiek teken, direct of indirect, onmiddellijk of middellijk, met ingang van 1 januari 2018 te staken en gestaakt te houden, en die aanduiding, voor zover die geregistreerd is, door te halen, met name die naamsaanduiding in het Handelsregister, en daarvan de eisende partijen onverwijld na de doorhaling in kennis te stellen en zich daarna te onthouden van iedere verwijzing in woord, beeld en/of geschrift, hoe ook luidend en/of geregistreerd,
5.3.
veroordeelt Eco-Plus om aan [eiser sub 1] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 en/of 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2017.
Coll.: MvG