ECLI:NL:RBGEL:2017:2919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
285112
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en doorhaling van de zaak in het kader van een overeenkomst voor herontwikkeling

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma, aangeduid als eiseres, en de gemeente Nijmegen, die als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie optreedt. De eiseres heeft een vordering ingesteld tegen de gemeente, waarbij zij betaling van een bedrag van € 8.277.304,96, vermeerderd met btw en wettelijke handelsrente, vordert. Dit bedrag is gebaseerd op een overeenkomst voor de herontwikkeling van de voormalige TPG-locatie aan het Stationsplein te Nijmegen, waarbij de gemeente een vaste prijs van € 29.097.000,00 exclusief btw aan eiseres verschuldigd is.

De gemeente heeft zich verweerd door te stellen dat eiseres toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de opdracht, waardoor zij schade heeft geleden en extra kosten heeft moeten maken. In reconventie heeft de gemeente een bedrag van € 4.545.000,00 aan contractuele boetes en andere kosten gevorderd van eiseres. Daarnaast heeft een gevoegde partij, die als onderaannemer voor eiseres heeft gewerkt, zich in de procedure gevoegd aan de zijde van eiseres en heeft zij ook vorderingen ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in de hoofdzaak een regeling hebben getroffen en om die reden om doorhaling van de zaak hebben verzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevoegde partij geen zelfstandige vordering heeft ingesteld, maar zich enkel heeft gevoegd aan de zijde van eiseres. Hierdoor deelt de gevoegde partij in het lot van eiseres, en wordt haar zaak ook doorgehaald. De rechtbank heeft het verzoek van de gevoegde partij om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen inhoudelijke beslissing is genomen over de vorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/285112 / HA ZA 15-356/357/369/167/498
Vonnis van 17 mei 2017
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres]
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. Beele te Tilburg,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gevoegde partij]
gevestigd te [woonplaats]
gevoegde partij,
advocaat mr. A.E. Broesterhuizen te Deventer,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.J.P. Delissen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiseres] , [gevoegde partij] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 maart 2016
  • de akte van [gevoegde partij] van 21 juni 2016
  • de akte in conventie ten behoeve van comparitie alsmede conclusie van antwoord in
reconventie van [eiseres]
- de brief van 27 december 2016 van [eiseres] , waarin zij bericht dat de comparitie
van 19 januari 2017 geen doorgang hoeft te vinden omdat partijen overeenstemming
hebben bereikt
- de brief van 28 december 2016 van de gemeente, waarin zij bericht dat partijen
overeenstemming hebben bereikt en dat de zitting op 19 januari 2017 geen doorgang hoeft
te vinden
  • de akte van 25 januari 2017 van [gevoegde partij]
  • de antwoordakte van 22 februari 2017 van [eiseres]
  • de antwoordakte van 22 februari 2017 van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de overeenkomst die [eiseres] en de gemeente met elkaar zijn aangegaan voor de herontwikkeling van de voormalige TPG-locatie aan het Stationsplein te Nijmegen. In artikel 1.1 van de overeenkomst staat dat “doel van deze overeenkomst (en Opdracht aan de Ondernemer) is het voor rekening en risico van Ondernemer binnen het Plangebied ontwerpen en realiseren van een poppodium, studentenwoningen en fietsparkeervoorzieningen, alsmede de bouw en woonrijp maken van het Plangebied, een en ander overeenkomstig de inhoud van deze Overeenkomst en de daarvan deel uitmakende bijlagen”. De door de gemeente aan [eiseres] te betalen vaste prijs is bepaald op € 29.097.000,00 exclusief btw.
2.2.
[eiseres] heeft gevorderd dat de gemeente wordt veroordeeld aan haar te betalen een bedrag van € 8.277.304,96, te vermeerderen met btw en wettelijke handelsrente. Voorts heeft [eiseres] gevorderd dat de gemeente wordt veroordeeld binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan haar af te geven het ‘Overdrachtscertificaat’.
2.3.
Aan de eerstgenoemde vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat de gemeente op basis van hetgeen partijen zijn overeengekomen ten onrechte weigert over te gaan tot betaling van:
a. € 751.000,00 aan opeisbare reguliere bouwtermijnen,
b. € 204.932,40 wegens meerwerk voor bekabeling en het dimbaar maken van bluelights,
c. € 12.679,57 aan erkende ‘Verzoeken tot Wijziging’ (aangeduid als VTW’s) uit de DO (definitief ontwerp)-fase,
d. € 85.784,99 aan rente over bovengenoemde posten, berekend tot en met 29 mei 2015,
e. € 24.401,00 uit hoofde van drie nog af te wikkelen VTW’s (VTW 264, 277 en 297) en
f. € 7.198.507,00 aan nog af te wikkelen ‘Afwijkingsrapportages’ (ook wel AWR’s genoemd).
2.4.
De gemeente heeft zich met het oog op verrekening beroepen op opschorting, omdat, zo stelt zij, [eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten in het tijdig, volledig en zonder gebreken uitvoeren van de opdracht, waardoor de gemeente schade heeft geleden en alsnog extra kosten moest en moet maken teneinde het resultaat te verkrijgen waartoe [eiseres] zich heeft verplicht, aangezien [eiseres] dat resultaat niet tijdig, volledig en zonder gebreken heeft gerealiseerd.
2.5.
In reconventie heeft de gemeente van [eiseres] gevorderd een bedrag van € 4.545.000,00 aan contractuele boetes, een bedrag van € 1.465.896,22 dat voor de gemeente benodigd is om te verkrijgen wat [eiseres] had moeten leveren, een bedrag van € 396.769,38 ter zake van alle interne en externe (advies)kosten die de gemeente heeft moeten maken vanwege de achterblijvende kwaliteit en een bedrag van € 335.628,05, zijnde het aan de gemeente toekomende saldo van de afrekening van de aanneemsom, een en ander te vermeerderen met wettelijke handelsrente.
2.6.
[gevoegde partij] heeft gevorderd zich in de procedure te mogen voegen aan de zijde van [eiseres] . Daartoe heeft [gevoegde partij] gesteld dat zij als onderaannemer in opdracht van [eiseres] de werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties behorende tot het werk heeft geïnstalleerd. Volgens [gevoegde partij] stelt [eiseres] zich op het standpunt dat zij, [eiseres] , een aanzienlijk deel van haar betalingsverplichting jegens [gevoegde partij] kan opschorten, omdat de gemeente niet voldoet aan haar betalingsverplichtingen jegens [eiseres] . Volgens [gevoegde partij] heeft [eiseres] aangegeven pas aan haar betalingsverplichting jegens [gevoegde partij] te zullen voldoen, indien en zodra de gemeente jegens [eiseres] heeft betaald. Bij incidenteel vonnis van 4 november 2015 heeft de rechtbank in dit verband geoordeeld dat nu de gemeente zich jegens [eiseres] op het standpunt heeft gesteld dat er de nodige gebreken kleven aan de installaties, niet valt uit te sluiten dat de vordering van [eiseres] op de gemeente niet of niet geheel toewijsbaar is. Volgens de rechtbank heeft [gevoegde partij] aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er belang bij heeft zich te mogen voegen aan de zijde van [eiseres] . Bij genoemd incidenteel vonnis is de gevorderde voeging dan ook toegestaan.
2.7.
[gevoegde partij] heeft in de hoofdzaak onder andere aangevoerd dat de gemeente ten onrechte haar verplichting tot betaling van termijnfacturen aan [eiseres] (deels) heeft opgeschort en dat het meerwerk inzake de realisatie van ‘bekabeling en dimbaar maken van bluelights’ door de gemeente aan [eiseres] dient te worden vergoed. [gevoegde partij] heeft geconcludeerd dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden toegewezen en dat de gemeente dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, waaronder een tegemoetkoming in de door [gevoegde partij] gemaakte kosten van juridische bijstand.
2.8.
Bij vonnis van 16 maart 2016 is een meervoudige comparitie van partijen bevolen, te houden op 5 juli 2016. Deze comparitie heeft echter geen doorgang gevonden. Vervolgens is een nieuwe meervoudige comparitie van partijen bepaald voor de zitting van 19 januari 2017.
2.9.
Bij brief van 27 december 2016 heeft de advocaat van [eiseres] bericht dat de comparitie geen doorgang hoeft te vinden omdat partijen overeenstemming hebben bereikt en verzocht de zaak op de rol te plaatsen voor doorhaling. Bij brief van 28 december 2016 heeft de advocaat van de gemeente dit bevestigd.
2.10.
Bij akte van 25 januari 2017 heeft [gevoegde partij] zich verzet tegen doorhaling van de zaak, tenzij de gemeente en/of [eiseres] [gevoegde partij] compenseert in de gemaakte proceskosten.
2.11.
[eiseres] heeft bij antwoordakte opgemerkt geen aanleiding te zien voor enige veroordeling van [eiseres] tot betaling van de in casu door [gevoegde partij] gemaakte proceskosten. Volgens [eiseres] heeft [gevoegde partij] niet duidelijk gemaakt waarom zij op een vergoeding van kosten aanspraak mag maken. Evenmin heeft [gevoegde partij] duidelijk gemaakt van wie zij deze kosten vordert.
2.12.
De gemeente heeft bij antwoordakte gesteld dat voor een proceskostenveroordeling van de gemeente, een partij die geheel buiten de voeging staat, geen grondslag aanwezig is en dat [gevoegde partij] die ook niet heeft gesteld.
2.13.
De rechtbank stelt vast dat [gevoegde partij] zich op grond van artikel 217 Rv heeft gevoegd aan de zijde van de eisende partij in de hoofdzaak, [eiseres] . Dit betreft een vrijwillige deelname aan de procedure tussen twee andere partijen, waarbij [gevoegde partij] zich aan de zijde van één van die partijen, in dit geval [eiseres] , heeft geschaard. Met deze voeging heeft zij niet meer beoogd dan toewijzing van de vorderingen van [eiseres] in conventie in de hoofdzaak (zie ook 2.7). [gevoegde partij] heeft geen eigen vordering ingesteld jegens [eiseres] en/of de gemeente, in welk geval sprake zou zijn geweest van tussenkomst en niet van voeging.
2.14.
Partijen in de hoofdzaak, [eiseres] en de gemeente, hebben kennelijk een regeling getroffen en hebben om die reden verzocht om doorhaling van de zaak op de rol. Doorhaling is louter een administratieve handeling en heeft geen rechtsgevolgen. De zaak kan op een later moment door een van partijen weer worden opgebracht en voortgezet. Nu [gevoegde partij] geen zelfstandige vordering heeft ingesteld, maar zich enkel heeft gevoegd aan de zijde van [eiseres] , is haar positie dan ook accessoir aan die van [eiseres] . Dit betekent dat [gevoegde partij] deelt in het lot van [eiseres] , zodat ook haar zaak nu wordt doorgehaald zonder dat daaraan rechtsgevolgen worden verbonden. Er bestaat geen grond voor de door [gevoegde partij] verzochte proceskostenveroordeling. Immers, er wordt thans geen enkele inhoudelijke beslissing genomen over welke partij in het (on)gelijk wordt gesteld, terwijl ook niet geoordeeld kan worden dat zij onvrijwillig in een procedure is betrokken en kosten heeft moeten maken, nu zij zelf om voeging heeft verzocht.
2.15.
De slotsom is dat het verzoek van [gevoegde partij] , om [eiseres] en/of de gemeente te veroordelen tot vergoeding van Van Dams kosten, zal worden afgewezen. Voorts zal de rechtbank verstaan dat de zaak tussen [eiseres] en de gemeente wordt doorgehaald op de rol.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst af het verzoek van [gevoegde partij] om [eiseres] en/of de gemeente te veroordelen [gevoegde partij] in de proceskosten te compenseren,
3.2.
verstaat dat de zaak tussen [eiseres] en de gemeente wordt doorgehaald op de rol.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M Vaessen, mr. D.M.I. de Waele en mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.