ECLI:NL:RBGEL:2017:2872

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
5890352
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loon- en ziekengeldvorderingen in kort geding met deskundigenoordeel UWV als novum

In deze zaak heeft [werknemer] Farma Clean & Delivering b.v. gedagvaard in kort geding, waarbij hij vorderde tot betaling van loon, ziekengeld en vakantiebijslag. De vordering was gebaseerd op een eerder afgewezen kort geding en een deskundigenoordeel van het UWV, dat op 30 maart 2017 was afgegeven. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 26 april 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het deskundigenoordeel van het UWV als een 'novum' kan worden aangemerkt, maar dat [werknemer] niet voldoende nieuwe feiten heeft aangedragen om tot een andere beslissing te komen. De kantonrechter oordeelde dat de aangeboden werkzaamheden door Farma Clean passend waren, ondanks de beperkingen van [werknemer]. De vorderingen van [werknemer] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 29 mei 2017.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5890352 \ VV EXPL 17-60 \ 474 \ 28195
uitspraak van 29 mei 2017
vonnis in kort geding
in de zaak van
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. J.A. van Ham
tegen
de besloten vennootschap
Farma Clean & Delivering b.v.
gevestigd te Ede
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.J.E. Stuurop
Partijen worden hierna [werknemer] en Farma Clean genoemd.

1.De procedure

1.1.
[werknemer] heeft Farma Clean bij dagvaarding (met producties) van 13 april 2017 in kort geding gedagvaard. Ter zitting van 26 april 2017 zijn [werknemer] met zijn gemachtigde en de gemachtigde van Farma Clean verschenen. Farma Clean heeft verweer gevoerd en beide partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Verwezen wordt naar de aantekeningen die de griffier van de mondelinge behandeling van 26 april 2017 heeft gemaakt, waaraan gehecht de brief d.d. 18 april 2017 met producties 14 tot en met 16 van [werknemer] en de pleitnotitie van de gemachtigde van [werknemer] alsmede de pleitnotitie van de gemachtigde van Farma Clean. In overleg met partijen is de zaak aangehouden.
1.2.
Bij brief van 22 mei 2017 heeft [werknemer] de kantonrechter verzocht om alsnog vonnis te wijzen.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vordering, het verweer en de beoordeling daarvan

2.1.
[werknemer] vordert, kort gezegd, de veroordeling van Farma Clean tot betaling van een bedrag van € 1.001,00 bruto per maand bij wege van voorschot op in een bodemprocedure te vorderen loon, ziekengeld en vakantiebijslag ingaande 1 december 2016, vermeerderd met € 231,00 wegens drie ten onrechte ingehouden wachtdagen, te vermeerderen met de vertragingsrente van 50% over het loon/ziekengeld en de wettelijke rente met veroordeling van Farma Clean in de proceskosten.
2.2.
Farma Clean voert verweer. Farma Clean verzoekt om volledige afwijzing van de vorderingen van [werknemer] . Subsidiair verzoekt Farma Clean om de vorderingen slechts toe te wijzen tot een bedrag van € 700,70 bruto per maand en pas vanaf 19 januari 2017, alsmede om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Tot slot verzoekt zij om [werknemer] te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
Uitgegaan wordt van de volgende vaststaande feiten:
[werknemer] heeft Farma Clean reeds eerder, bij dagvaarding van 9 januari 2017, in kort geding gedagvaard. [werknemer] heeft in dat kort geding eveneens betaling van een bedrag van € 1.001,00 bruto per maand bij wege van voorschot op in een bodemprocedure te vorderen loon, ziekengeld en vakantiebijslag en een bedrag van € 231,00 wegens drie ten onrechte ingehouden wachtdagen gevorderd.
Op 1 februari 2017 heeft de kantonrechter vonnis gewezen. De kantonrechter heeft voornoemde vorderingen van [werknemer] afgewezen. Voor de feitenvaststelling tot aan dit kort geding wordt verwezen naar rechtsoverweging 2.3. van het - tussen partijen gewezen - vonnis d.d. 1 februari 2017.
Op 8 februari 2017 heeft [werknemer] een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd.
In de rapportage van de arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] d.d. 29 maart 2017 staat:
Visie van de verzekeringsarts:
De arts, [naam arts] , heeft op 14-3-2017 de belastbaarheid vastgesteld tijdens een spreekuur bezoek.
De volgende beperkingen zijn aanwezig
-
Cliënt is aangewezen op enloopt met krukken, loopafstand tot ong. 100 meter. Hierdoor is reizen openbaar vervoer niet mogelijk.
-
Linker enkel is nauwelijks belastbaar / problemen scooter rijden (voet is maximaal 30 kg belastbaar) / steun functie beperkt waardoor kans op vallen wordt vergroot.
-
Schakelen met pedaal in auto moet vermeden worden. Geen onderzoek naar automaat voorziening.
-
Traplopen is redelijkerwijs niet mogelijk met twee krukken en zeker niet belast.
-
Knielen/kruipen en hurken is fors beperkt.
-
Zwaar duwen en trekken moet vermeden worden.
Cliënt is aangewezen op zittend werk in een werkomgeving temperatuur > 17 graden
(…)
Arbeidskundig oordeelsvorming
De medische beperkingen zijn door de UWV arts vastgesteld.
Werkgever heeft een loonstop ingevoerd terwijl er geen adequaat re-integratie traject wordt opgestart. Ook geen tweede spoor.
Het aangeboden werk bevindt zich op een etage met trappen terwijl cliënt beperkt is t.a.v. belast traplopen. Daarbij bestaat geen aandacht voor het vervoersprobleem. Cliënt is beperkt t.a.v. het scooter rijden.
Het geheel overziend acht ik de inspanning onvoldoende.
Conclusie
De door de werkgever verrichte re-integratie inspanningen zijn onvoldoende.
5. Het UWV heeft op 30 maart 2017 het deskundigenoordeel afgegeven, hierin staat:
Uw werkgever heeft u werk aangeboden dat volgens hem passend is. U heeft echter aangegeven dat het werk niet passend is. Ons oordeel is dat het werk inderdaad niet passend is. De verrichte reintegratie-inspanningen door de werkgever zijn onvoldoende. In de bijgevoegde rapportage van onze arbeidsdeskundige leest u meer over onze motivering.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat elke vordering die door een eiser wordt ingediend, door de civiele rechter beoordeeld dient te worden, ook al betreft het dezelfde procespartijen, ook al worden dezelfde vorderingen ingediend. Uit artikel 257 Rv volgt bovendien dat een vonnis in kort geding geen zogeheten ‘gezag van gewijsde’ heeft. Echter, het is aan [werknemer] om nieuwe feiten en omstandigheden te stellen en (bij betwisting) aannemelijk te maken op grond waarvan er alsnog anders beslist zou moeten worden.
2.5.
Het deskundigenoordeel van het UWV d.d. 30 maart 2017 is zo’n ‘novum’.
2.6.
[werknemer] vordert betaling van loon/ziekengeld primair op grond van artikel 7:629 BW, omdat Farma Clean hem andere werkzaamheden heeft aangeboden, maar deze werkzaamheden - naar zijn mening - niet passend heeft gemaakt. De aangeboden werkzaamheden zijn volgens [werknemer] niet passend wegens het vervoersprobleem van en naar zijn huis en de beperking van het traplopen in combinatie met de voorwaarde dat hij in een verwarmde omgeving moet werken.
Met de gemachtigde van Farma Clean is de kantonrechter echter voorshands van oordeel dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige van het UWV d.d. 29 maart 2017 niet blijkt dat de aan [werknemer] aangeboden andere werkzaamheden niet passend zouden zijn. Het enkele feit dat [werknemer] niet in staat is (vanwege de krukken) met de scooter zijn werkplek bij Farma Clean te bereiken en ook niet van het openbaar vervoer gebruik kan maken omdat de afstand tussen de bushalte en zijn werkplek bij Farma Clean te groot is, leidt niet tot een ander oordeel. Op goede gronden wordt door Farma Clean aangevoerd, verwijzend naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 23 juli 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:3341), dat het vervoersprobleem een omstandigheid is die voor zijn rekening komt, althans in zijn risicosfeer ligt. [werknemer] is dan ook onterecht niet op zijn werkplek verschenen. Daarnaast blijkt uit de rapportage van de arbeidsdeskundige dat [werknemer] bij de verzekeringsarts van het UWV heeft verklaard dat hij eenmaal per dag de trap naar de verwarmde kantoorruimte op zou kunnen lopen. Dat [werknemer] daarbij, zoals hij stelt, zelf materialen mee naar boven moest nemen is door Farma Clean gemotiveerd betwist. Bovendien heeft Farma Clean - onbetwist - aangevoerd dat de temperatuur op de begaande grond momenteel minimaal 17 graden bedraagt en zij bereid is - indien nodig - een kachel te plaatsen. De kantonrechter is voorlopig dan ook van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat [werknemer] wegens ziekte niet in staat is de aangepaste werkzaamheden te verrichten, zodat de vorderingen op de primaire grondslag worden afgewezen.
2.7.
[werknemer] vordert voorts subsidiair betaling van loon/ziekengeld op grond van artikel 7:628 BW. [werknemer] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan vooralsnog zou moeten worden aangenomen dat hij de aangepaste werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten vanwege oorzaken die in redelijkheid voor Farma Clean behoren te komen. Het door [werknemer] gestelde feit dat er door Farma Clean geen poortwachterstraject is opgestart is immers geen oorzaak waardoor [werknemer] zijn aangepaste arbeid niet heeft kunnen verrichten. Dat er daarnaast tussen partijen geen gesprekken zijn gevoerd over de verstoorde arbeidsverhouding is gelet op de houding van [werknemer] om niet op de werkplek te verschijnen evenmin een oorzaak waardoor [werknemer] zijn aangepaste arbeid niet heeft kunnen verrichten.
Ook de subsidiaire grondslag leidt aldus niet tot toewijzing van de vorderingen.
2.8.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat Farma Clean op goede gronden de loonbetaling aan [werknemer] heeft gestaakt, omdat [werknemer] , hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid niet verricht. De kantonrechter wijst de vorderingen van [werknemer] af. [werknemer] wordt als de in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Farma Clean begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.