Volgens Oriënt was [appellante] niet ongeschikt om het aangepaste werk
(schoonmaakwerkzaamheden van Hago) te verrichten.
Oriënt betwist dat [appellante] 75% arbeidsongeschikt zou zijn. In januari 2011 achtte de arbo-arts haar in staat tot werken gedurende 10 uur per week. Vanaf 10 februari 2011 kon [appellante] weer 20 uur per week werken. Oriënt heeft haar toen vouwwerk in Veldhoven aangeboden. Oriënt stelt daarmee aan de verplichting ex artikel 7:658a lid 1 te hebben voldaan. Vanaf 18 februari 2011 had [appellante] 4 uur per dag aan schoonmaakwerk bij Hago kunnen verrichten en de overige uren vouwwerk in Veldhoven. Derhalve is zij (in ieder geval) vanaf 18 februari 2011 niets aan [appellante] verschuldigd aangezien [appellante] ten onrechte noch bij Hago, noch in Veldhoven heeft gewerkt.
Voor de uren dat [appellante] als ziek kon worden aangemerkt heeft Oriënt aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Tot en met week 1 van 2011 heeft zij, uitgaande van 38 uur per week, 10 uur arbeid en 26 ziekte-uren uitbetaald. Oriënt voert aan dat [appellante] in januari 2011 volgens de bedrijfsarts in staat was tot 10 uren per week, vanaf 10 februari
20 uur, vanaf 21 februari 25 uur, vanaf 7 maart 30 uur en vanaf 4 april 38 uur per week. Vanaf week 14, toen [appellante] weer volledig arbeidsgeschikt was, had zij weer 36 uur per week kunnen werken (10 uren bij Hago en 26 uren in Veldhoven). Omdat zij niet werkte en niet ziek (meer) was had zij geen recht op loon.
Dat [appellante] vanaf medio februari 2011 10 uren per week via Hago kon schoonmaken blijkt volgens Oriënt ook uit het feit dat dat werk door [appellante] wel daadwerkelijk is verricht van september 2010, tot er begin 2011 geen vervoer meer beschikbaar was, en ook weer vanaf
2 mei 2011, maar toen in dienst van Hago.
Volgens Oriënt is het deskundigenoordeel van 17 oktober 2011 met betrekking tot de vraag naar bedoelde (on)geschiktheid, gelet op genoemde omstandigheden, van mindere waarde omdat het oordeel pas eind maart 2011 gevraagd is en pas 17 oktober 2011 is afgegeven.
Oriënt stelt dat [appellante] niet meer is komen werken bij Hago omdat er voor haar geen vervoer meer naar en van het (aangepaste) werk werd geregeld. Oriënt betwist dat zij verplicht was om vervoer voor [appellante] te regelen. [appellante] had geen recht op vervoer naar haar werk. Het vervoer was geen secundaire arbeidsvoorwaarde.
Ten onrechte verwijt [appellante] haar dat zij, toen alleen [appellante] voor haar bij Hago werkte, niet langer voor het vervoer zorgde. Toen er vier uitzendkrachten bij Hago werkten zorgde Oriënt voor het vervoer, maar toen Hago nog maar één arbeidsplek beschikbaar had, was het voor Oriënt niet haalbaar om vervoer alleen voor [appellante] te organiseren. Vanaf 2 mei 2011 heeft [appellante] zelf eigen vervoer geregeld. Volgens Oriënt had zij dat in januari, februari en maart 2011 dus ook zelf kunnen regelen. Toen werkte haar buurvrouw (met wie zij meereed) ook al bij Hago.
Oriënt ontkent dat nog steeds vervoer naar Hago door Oriënt wordt geregeld. De enige (via Orient) nog bij Hago werkzame persoon gaat op de fiets.
Van slecht werkgeverschap van de zijde van Oriënt is geen sprake.
[appellante] had niet het recht om te stoppen met werken toen het vervoer stopte. Volgens Oriënt is sprake van slecht werknemerschap omdat zij niet meer is komen werken met als reden dat er geen vervoer meer beschikbaar was. Dat getuigt van dermate slecht werknemerschap, dat Oriënt gerechtigd was de loonstop ook toe te passen op de uren dat [appellante] vanwege ziekte niet heeft gewerkt, omdat zij daardoor ook niet meer aan haar re-integratie werkte. Oriënt verwijst hiervoor naar artikel 7:629 lid 3 sub d BW.
Tenslotte heeft Oriënt nog opgemerkt dat de arbeidsovereenkomst niet per 24 mei 2011 is geëindigd, maar per 2 mei 2011, namelijk toen [appellante] in dienst ging bij Hago.
Oriënt maakt aanspraak op betaling door [appellante] van de werkelijk door Oriënt gemaakte proceskosten ad € 2.989,88 exclusief btw en € 666,00 in verband met griffierecht. Hiertoe voert zij aan dat [appellante] volledig onterecht heeft geweigerd het aangeboden werk (ook dat in Veldhoven) te verrichten, niet heeft meegewerkt aan haar re-integratie en, terwijl zij nog een arbeidsovereenkomst had met Oriënt, bij Hago in dienst trad (mva onder 23).
Oriënt heeft verweer gevoerd tegen de door [appellante] gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging. Zij heeft er daarbij nog op gewezen dat [appellante] teveel betaald heeft gekregen.
Oriënt heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.