ECLI:NL:RBGEL:2017:267
Rechtbank Gelderland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem over de waarde van een onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2016. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 1.033.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 897.000, maar eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde € 605.000 moest zijn, gebaseerd op zijn eigen aankoopprijs van de woning op 9 oktober 2015.
Tijdens de zitting op 5 januari 2017 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verwees naar het eigen aankoopcijfer en de omstandigheden rondom de verkoop van de woning, die plaatsvond na een faillissement van de verkoper. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de eigen koopsom van eiser niet de waarde in het economische verkeer weergeeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2015 € 605.000 bedraagt en heeft de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 990, en heeft zij bepaald dat het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.