ECLI:NL:RBGEL:2017:2419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
C/05/300849/ HA ZA 16-189
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg begrip ‘winkel’ in splitsingsakte en onrechtmatig handelen door verhuur aan horecagelegenheid

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaars (VvE) een verbod op de verhuur van een pand aan een horecaonderneming, met als kernvraag de uitleg van het begrip ‘winkel’ in de splitsingsakte van 1977. De VvE stelt dat de verhuur aan de snackbar [naam 1] in strijd is met de bestemming ‘winkel’ zoals vastgelegd in de splitsingsakte. De rechtbank oordeelt dat het begrip ‘winkel’ niet als horecagelegenheid kan worden geïnterpreteerd, en dat de verhuur aan [naam 1] derhalve onrechtmatig is. De rechtbank wijst de vorderingen van de VvE toe, inclusief een verbod op de exploitatie van de horecagelegenheid en een dwangsom bij overtreding. De rechtbank oordeelt verder dat de boetes die aan Engelsing zijn opgelegd nietig zijn, omdat deze zijn opgelegd in strijd met het splitsingsreglement. De proceskosten worden toegewezen aan de VvE.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/300849 / HA ZA 16-189 / 167 / 871
Vonnis van 22 maart 2017
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS RICHE-FLAT TE ARNHEM,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENGELSING BELEGGINGEN WINKELS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oosterbeek, gemeente Renkum,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Pijl te Nijmegen.
Partijen zullen hierna de VvE en Engelsing genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juni 2016
  • de brief van 15 november 2016 van de VvE met twee producties
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2016
  • het rolbericht van 10 januari 2017 van de VvE met het verzoek vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De VvE is bij splitsingsakte van 9 maart 1977 (hierna: de splitsingsakte) opgericht. In diezelfde akte is een perceel bouwterrein aan het Willemsplein, hoek Korenstraat te Arnhem, met daarop het in aanbouw zijnde flatgebouw, gesplitst in 21 appartementsrechten.
2.2.
De appartementsrechten geven het recht op het uitsluitend gebruiksrecht van respectievelijk een ‘winkel’ (3x), een ‘woning’(8x) met een ‘berging’ (8x), een ‘toiletgroep’ (1x) en een ‘containerruimte’ (1x).
2.3.
In de splitsingsakte is het Reglement van het Koninklijke Broederschap der Notarissen in Nederland, vastgesteld bij akte op 22 februari 1973 en verleden voor de te Rotterdam gevestigde notaris mr. J. Schrijner (hierna: het splitsingsreglement), van toepassing verklaard. Dit splitsingsreglement bepaalt onder meer:
B. Regeling omtrent het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken
(…)
Artikel 5
1. De eigenaars en gebruikers zijn verplicht zich te onthouden van luidruchtigheid, het onnodig verblijf in de gemeenschappelijke gedeelten, voor zover deze niet voor verblijf voor korte of lange tijd bestemd zijn, en het daarin plaatsen van fietsen, bromfietsen of andere voorwerpen op plaatsen, die hiervoor niet zijn bestemd.
2. (…)
3. De vergadering kan tot de in het eerste en tweede lid genoemde handelingen toestemming verlenen, en een reeds verleende toestemming intrekken.
(…)
Artikel 7
De eigenaars of gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering in het gebouw aanbrengen, waardoor de hechtheid ervan in gevaar zou worden gebracht of waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie ervan gewijzigd zou worden.
(…)
C. Regeling omtrent het gebruik, het beheer en het onderhoud van privé gedeelten
Artikel 9
1. Iedere eigenaar of gebruiker heeft het recht op uitsluitend gebruik van zijn privé gedeelte, mits hij bij de uitoefening van dat recht het reglement en het huishoudelijk reglement in acht neemt en mits hij aan de andere eigenaars en gebruikers geen onredelijke hinder toebrengt.
2. De eigenaars en gebruikers zijn verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan nader in de akte te regelen bestemming.
Een gebruik dat afwijkt van deze bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering. De vergadering kan bij het verlenen van de toestemming bepalen dat deze weer kan worden ingetrokken.
3. (…)
(…)
Artikel 13
Het voortbrengen van muziek en andere storende geluiden is tussen vier en twintig uur ’s-nachts en ’s-morgens zeven uur verboden.
(…)
K. Overtredingen
Artikel 27
1. Bij overtreding van één der bepalingen van de wet, van het reglement of van het huishoudelijk reglement, hetzij door een eigenaar, hetzij door een gebruiker, zal de administrateur de betrokkene een schriftelijke waarschuwing doen toekomen per aangetekende brief en hem wijzen op de overtreding.
2. Indien de betrokkene geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan de vergadering hem een boete opleggen van ten hoogste een bedrag dat nader in de akte zal worden bepaald voor elke overtreding, onverminderd de gehoudenheid van de overtreder tot schadevergoeding, zo daartoe termen aanwezig zijn, en onverminderd de andere maatregelen, welke de vergadering kan nemen krachtens de wet of het reglement.
(…)
L. Huishoudelijk Reglement
Artikel 28
1. Behoudens het bepaalde in de voorafgaande artikelen kan het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten worden geregeerd door een huishoudelijk reglement, dat alsdan zal worden vastgesteld en dat kan worden aangevuld of gewijzigd door de vergadering (…).
(…)
II Vergadering van eigenaars
Artikel 32
(…)
6. (…) De oproeping ter vergadering vindt plaats met een termijn van ten minste acht vrije dagen en wordt verzonden naar de (…) woonplaats van de eigenaar; zij bevat de opgave van de punten der agenda alsmede de plaats van de vergadering.
2.4.
De VvE heeft een huishoudelijk reglement opgesteld. Daarin staat, voor zover in deze zaak van belang, het volgende:

2.GEBRUIK GEMEENSCHAPPELIJKE RUIMTES

2.1.
Het is niet toegestaan om voorwerpen van welke aard dan ook bij voortduring te plaatsen op andere dan daarvoor specifiek bestemde gedeelten (bijv. fietsen, bromfietsen, boodschappenwagens, dozen etc.)
(…)
6. OVERLAST
6.1.
Het is niet toegestaan overlast te bezorgen door audiovisuele apparatuur dan wel muziekinstrumenten of andere storende geluiden van 22.00 uur tot en met 08.00 uur.
(…)
9. SLOTBEPALING
9.1. (...)
9.2. (…)
9.3.
Voor alle gevallen, waarin het Huishoudelijk Reglement en het Reglement van Splitsing van Eigendom niet voorziet, beslist de vergadering van eigenaars.
2.5.
Engelsing is eigenaar van de drie appartementsrechten die het recht geven op het uitsluitend gebruiksrecht van een winkel op de begane grond.
Twee van deze appartementsrechten verhuurt Engelsing aan een uitzendbureau. Het derde appartementsrecht (adres: [adres] te Arnhem) verhuurt Engelsing sinds 1 september 2014 aan de eigenaar van [naam 1], die daar een nevenvestiging heeft geopend onder de naam “[naam 1]” (hierna: [naam 1]).
2.6.
[naam 1] is een eetgelegenheid waar patat friet en snacks worden verkocht, waarbij de nadruk ligt op döner kebab. [naam 1] kent de volgende openingstijden:
  • zondag tot en met woensdag van 10.00 uur tot 03.00 uur en
  • donderdag tot en met zaterdag van 10.00 uur tot 07.00 uur.
2.7.
Bij brief van 13 februari 2015 heeft de VvE Engelsing gewezen op diverse inbreuken die worden gemaakt op bepalingen uit de splitsingsakte, het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement. Samengevat gaat het om het gebruik in strijd met de bestemming ‘winkel’, zoals vastgelegd in de splitsingsakte, het in gebruik nemen van privé gedeelten, ongeoorloofde reclame-uitingen, aanpassingen aan het gebouw en verbouwingen in strijd met de splitsingsakte en het splitsingsreglement en structurele overlast als gevolg van een onrechtmatig gehuisveste horecaonderneming. Engelsing wordt gesommeerd om binnen twee weken de overtredingen te staken, bij gebreke waarvan de VvE aankondigt rechtsmaatregelen te zullen treffen. Tevens wordt aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding van € 250,00 per dag voor elk van de genoemde overtredingen met een in de splitsingsakte vastgelegd maximum van € 2.268,90 per overtreding, verhoogd met wettelijke rente.
2.8.
Engelsing heeft in antwoord op voormelde brief de VvE bij brief van 6 maart 2015 meegedeeld dat zij van mening is dat het horecabedrijf van [naam 1] niet in strijd is met de bestemming ‘winkel’ in de splitsingsakte. Verder is Engelsing het niet eens met een groot deel van de door de VvE genoemde onregelmatigheden en klachten van hinder en overlast.
2.9.
Op 12 november 2015 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden. De vergadering heeft besloten aan Engelsing een boete op te leggen van € 250,00 per dag per overtreding, als bedoeld in artikel 27 lid 1 van het splitsingsreglement. De vergadering heeft voorts het bestuur van de VvE gemachtigd om namens de VvE een juridische procedure te starten ter beëindiging van de overtredingen en ter incassering van de opgelegde boetes.

3.Het geschil

3.1.
De VvE vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
voor recht zal verklaren dat onder het begrip “winkel” c.q. “winkelruimte” in de splitsingsakte van 9 maart 1977 geen gebruik als horecagelegenheid valt en dat de snackbar c.q. shoarmazaak [naam 1], gevestigd aan de [adres] te Arnhem, als horecagelegenheid dient te worden aangemerkt en niet als winkel;
voor recht zal verklaren dat Engelsing toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, althans onrechtmatig handelt door in strijd met de tekst van de splitsingsakte c.q. het splitsingsreglement de winkelruimte aan de [adres] te Arnhem te verhuren althans te (laten) gebruiken als horecagelegenheid door verhuur van het pand aan [naam 1];
Engelsing zal verbieden om in de winkelruimte aan de [adres] te Arnhem een horecagelegenheid zoals de snackbar c.q. shoarmazaak [naam 1] dan wel een andere horecagelegenheid te (laten) voeren en Engelsing zal gebieden alle gedragingen te (laten) staken en gestaakt te (laten) houden die strijdig zijn met de splitsingsakte waaronder in ieder geval begrepen het (laten) exploiteren van een shoarmazaak of soortgelijke (horeca)zaak, welk verbod en gebod ingaan vier weken na datum vonnis of op een door de rechtbank te bepalen datum;
zal bepalen dat voor iedere overtreding van de veroordeling onder c. een dwangsom wordt verbeurd van € 5.000,00 per dag;
Engelsing zal veroordelen tot betaling van € 15.000,00 uit hoofde van verbeurde boetes;
Engelsing zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De VvE stelt dat Engelsing de winkelruimte aan de [adres] te Arnhem in strijd met de in de splitsingsakte genoemde bestemming ‘winkel’ gebruikt c.q. doet gebruiken als horecagelegenheid en dat zij daardoor toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de splitsingsakte en het splitsingsreglement dan wel onrechtmatig handelt jegens de VvE. Daarnaast is sprake van overlast en diverse overtredingen van het splitsingsreglement, waarvoor de vergadering van de VvE aan Engelsing een boete heeft opgelegd van € 250,00 per dag per overtreding. De VvE beperkt haar aanspraak op verbeurde boetes vooralsnog tot € 15.000,00.
3.3.
Engelsing voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Begrip ‘winkel’

4.1.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat Engelsing toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de splitsingsakte dan wel dat Engelsing onrechtmatig handelt, stelt de VvE dat Engelsing de ruimte op de begane grond aan de [adres] in strijd met het in de splitsingsakte toegekende gebruiksrecht ‘winkel’ en in strijd met artikel 9 lid 2 van het splitsingsreglement verhuurt aan de horecaonderneming [naam 1].
4.2.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van het in de splitsingsakte gehanteerde begrip ‘winkel’.
Volgens de VvE kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat een horecagelegenheid – in casu een snackbar/shoarmazaak zoals [naam 1] – naar spraakgebruik geen winkel is, althans geen voor het publiek toegankelijke plek waar de consument een zaak (of meer zaken) koopt. Een ruimere betekenis van het begrip ‘winkel’ kan alleen worden aangenomen als de ruimte van meet af aan als horecagelegenheid in gebruik is geweest en dat is bij de onderhavige ruimte niet het geval, aldus de VvE.
Volgens Engelsing is het begrip ‘winkel’ een ruim en allesomvattend begrip. In tegenstelling tot hetgeen vaak voorkomt, is in de onderhavige splitsingsakte geen sprake van een nadere toelichting of aanvullende tekst die een beperking van dit ruime begrip geeft. Voor de uitleg van het begrip ‘winkel’ kan worden aangeknoopt bij de definitie in de Van Dale, te weten een gebouw waar goederen aan consumenten worden verkocht, en dat is hier ook het geval, aldus Engelsing. Verder wijst Engelsing erop dat de onderhavige winkelruimte in het horecaconcentratiegebied van de gemeente Arnhem ligt en de algemene gemeentelijke gebruiksbestemming ‘winkel’ heeft.
4.3.
De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling van de vraag hoe het in de splitsingsakte gehanteerde begrip ‘winkel’ moet worden uitgelegd, bepalend is wat in de splitsingsstukken is vastgelegd. Bij de uitleg komt het aan op de in die stukken tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling dient naar objectieve maatstaven te worden afgeleid uit de in de stukken gebezigde bewoordingen. Indien de stukken voor verschillende uitleg vatbaar zijn, dient de rechter vast te stellen welke uitleg naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is (Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078).
4.4.
Het begrip ‘winkel’ is in de splitsingsakte van 9 maart 1977 niet nader omschreven. Ook kan uit de verdere bewoordingen van de akte niet worden vastgesteld welke bedoeling de partij had die destijds tot splitsing is overgegaan. Nu de in de akte genoemde splitsingstekening niet door partijen is overgelegd, kan ook hieruit geen bedoeling worden afgeleid. Volgens Van Dale, zoals door Engelsing aangehaald, is een winkel een gebouw waar goederen aan consumenten worden verkocht. Mede aanknopend bij de Winkeltijdenwet en de destijds in 1977 van toepassing zijnde Winkelsluitingswet is een winkel een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht en geldt voor winkels een wettelijk verplichte sluitingstijd. Zo is het thans verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben op werkdagen voor 6.00 uur en na 22.00 uur. Voor horecagelegenheden gelden deze wettelijke winkeltijden niet. De bevoegdheid tot het vaststellen van de openingstijden voor horecagelegenheden ligt bij het college van Burgemeester en Wethouders en deze tijden zijn vastgelegd in de algemene plaatselijke verordeningen. Ter zitting heeft de VvE onweersproken gesteld dat rond 1977 in de Korenstraat slechts winkels, niet zijnde horecaondernemingen, gevestigd waren en dat de ruimte eerder achtereenvolgens in gebruik is geweest als kaaswinkel, kledingherstelzaak en modezaak. Verder staat als onweersproken vast dat de nadien in de betreffende ruimte gevestigde Juicebar alleen eenmalig (overdag) op Koninginnedag geopend is geweest en dat het geplande [naam 2] nooit geopend is geweest, zodat niet geconcludeerd kan worden dat de ruimte ooit eerder als horecagelegenheid in gebruik is geweest. Nu gesteld noch gebleken is dat er ten tijde van het opstellen van de splitsingsakte in 1977 een horecagelegenheid in de ruimte was gevestigd en evenmin dat de Korenstraat destijds onderdeel uitmaakte van een horecaconcentratiegebied, moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen het in 1977 de bedoeling is geweest dat in de ruimtes met de bestemming ‘winkel’ een winkel mocht worden gevestigd met de gebruikelijke winkelopeningstijden. Gelet op al deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook objectief worden vastgesteld dat partijen bij het opmaken van de splitsingsakte met de term ‘winkel’ niet een horecagelegenheid bedoeld hebben.
4.5.
Ter zitting heeft Engelsing erkend dat de etenswaren bij [naam 1] zowel binnen als (in de zomer) buiten op het terras kunnen worden genuttigd. Daarmee is [naam 1] geen winkel waar slechts (etens)waren worden gekocht, die worden meegenomen om elders te worden gebruikt of geconsumeerd. Verder kent [naam 1] openingstijden van 10.00 uur tot 3.00 uur ’s nachts dan wel 7.00 uur ‘s ochtends. Dat betekent dat de ruimte die door Engelsing aan [naam 1] is verhuurd door [naam 1] wordt gebruikt als horecagelegenheid, hetgeen, gelet op hetgeen hiervoor in rov. 4.4. is overwogen, in strijd is met het in de splitsingsakte van 1977 vastgelegde gebruiksrecht van de desbetreffende ruimte. Dat [naam 1] de algemene gemeentelijke gebruiksbestemming ‘winkel’ heeft, zoals Engelsing nog heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders. De slotsom is dan ook dat Engelsing, door in strijd met de splitsingsakte en het splitsingsreglement de winkelruimte aan de [adres] te Arnhem aan [naam 1] te verhuren c.q. te (laten) gebruiken als horecagelegenheid, inbreuk maakt op de rechten van de VvE en dat zij aldus onrechtmatig handelt jegens de VvE.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de door VvE gevorderde verklaringen voor recht onder a. en - ten aanzien van het onrechtmatig handelen - onder b. toewijsbaar zijn. Het onder c. gevorderde verbod en gebod zullen worden beperkt tot het (laten) exploiteren van een horecagelegenheid als [naam 1]. Voor een ruimer verbod en gebod bestaat geen aanleiding. Verder zal aan Engelsing voor de uitvoering daarvan een termijn van drie maanden worden gegund. De onder d. gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, zij het gemaximeerd, zoals hierna in de beslissing te vermelden.
Boetes
4.7.
Ingevolge artikel 27 lid 1 van het splitsingsreglement kan de administrateur van de VvE bij overtreding van één van de bepalingen van de wet, het splitsingsreglement of het huishoudelijk reglement per aangetekende brief aan de betrokkene een schriftelijke waarschuwing doen toekomen. Indien aan deze waarschuwing geen gevolg wordt gegeven kan de vergadering van eigenaars aan de betrokkene een boete opleggen van ten hoogste een bedrag dat nader in de akte zal worden bepaald (lid 2).
4.8.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat boetes zijn verbeurd, voert de VvE aan dat de ruimte aan de [adres] in strijd met artikel 9 lid 2 van het splitsingsreglement wordt gebruikt en dat sprake is van stank-, geluid- en lichtoverlast, alsmede verboden gebruik van de gemeenschappelijke ruimte. Engelsing heeft, na terzake te zijn gewaarschuwd, niets gedaan om de overlast tegen te gaan en/of de overtredingen op te heffen. De vergadering van de VvE heeft aan Engelsing bij besluit van 12 november 2015 dan ook boetes kunnen opleggen, aldus de VvE.
4.9.
Engelsing voert aan dat het besluit van de vergadering van de VvE op 12 november 2015, waarbij aan haar boetes zijn opgelegd, niet rechtsgeldig is wegens strijd met artikel 32 lid 6 van het splitsingsreglement. De gepretendeerde overtredingen door Engelsing, alsmede het voornemen van de VvE om een besluit te nemen over de oplegging van boetes en de hoogte van deze boetes, zijn niet als agendapunt opgenomen. Ook is er geen bespreking of stemming of een voorgestelde begroting als agendapunt opgenomen, aldus Engelsing.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de agenda voor de ledenvergadering van 12 november 2015 tijdig is verzonden aan de eigenaars. Ook is niet in geschil dat de vermeende overtredingen van Engelsing en het voorgenomen besluit tot het opleggen van boetes niet op de agenda staan vermeld. Artikel 32 lid 6 van het splitsingsreglement bepaalt dat de oproeping ter vergadering de opgave bevat van de punten der agenda. Uit de notulen van de vergadering (productie 11 bij dagvaarding) blijkt dat Engelsing niet bij de vergadering aanwezig was. Het verweer van de VvE dat niet alle agendapunten hoeven te worden vermeld, maar ook kunnen worden ingebracht op de vergadering zelf, gaat niet op. Nu Engelsing van te voren niet op de hoogte was van het voornemen van de vergadering om een boete op te leggen en ook niet aanwezig was tijdens de vergadering, heeft zij geen bezwaar kunnen maken tegen het inbrengen van nieuwe agendapunten en de voorgenomen besluiten op dit punt. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat gehandeld is in strijd met het splitsingsreglement. Ingevolge artikel 5:124 lid 2 BW zijn de artikelen 2:14 en 2:15 BW ook van toepassing op de VvE. Op grond van artikel 5:129 BW is een besluit van een VvE dat in strijd is met het splitsingsreglement, nietig. De gevorderde boete zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
Engelsing zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de VvE worden begroot op:
- dagvaarding € 94,08
- griffierecht 1.929,00
- salaris advocaat
904,00(2 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 2.927,08
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat onder het begrip ‘winkel’ in de splitsingsakte van 9 maart 1977 geen gebruik als horecagelegenheid valt en dat [naam 1], gevestigd aan de [adres] te Arnhem, als horecagelegenheid dient te worden aangemerkt en niet als winkel,
5.2.
verklaart voor recht dat Engelsing onrechtmatig handelt jegens de VvE door in strijd met de splitsingsakte en het splitsingsreglement de winkelruimte aan de [adres] te Arnhem te verhuren c.q. te (laten) gebruiken als horecagelegenheid door verhuur van het pand aan [naam 1],
5.3.
verbiedt Engelsing om in de winkelruimte aan de [adres] te Arnhem een horecagelegenheid als [naam 1] te (laten) voeren en gebiedt het (laten) exploiteren van een horecagelegenheid in strijd met de splitsingsakte te staken en gestaakt te houden, een en ander met ingang van een termijn van drie maanden na betekening van dit vonnis,
5.4.
veroordeelt Engelsing, indien zij niet aan de hiervoor onder 5.3. gegeven veroordeling voldoet, aan de VvE een dwangsom te betalen van € 5.000,00 per dag, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt Engelsing in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 2.927,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt Engelsing in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Engelsing niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2017.