ECLI:NL:RBGEL:2017:1810

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1352
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een mededeling over eigen bijdrage in het kader van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en verweerder over de toekenning van een maatwerkvoorziening onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Eiser had in 2015 een aanvraag ingediend voor een handbike, maar in de besluiten van verweerder werd vermeld dat hij een eigen bijdrage verschuldigd was. Eiser was van mening dat de passage over de eigen bijdrage niet als een voor bezwaar vatbaar onderdeel van het besluit kon worden aangemerkt, maar slechts als een informatieve mededeling zonder rechtsgevolg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de passage over de eigen bijdrage in het primaire besluit niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat verweerder niet bevoegd was om de hoogte van de eigen bijdrage vast te stellen, aangezien dit door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dient te gebeuren. De rechtbank concludeerde dat de mededeling over de eigen bijdrage geen uitsluitsel gaf over de hoogte ervan en dat verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte inhoudelijk had beoordeeld.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht diende te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/1352

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2017

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: G. Pfrommer-Klaassen),
en
[verweerder]te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat het op 13 juli 2015 aan eiser gestuurde besluit betreffende toekenning van een handbike een aantal fouten bevat. In het primaire besluit heeft verweerder de juiste tekst opgenomen, waarmee het besluit van 13 juli 2015 is komen te vervallen.
Bij besluit van 16 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I.E. van Duuren en M. van de Beek.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Op de aanvraag van eiser van 15 januari 2015 heeft verweerder aan eiser bij een drietal separate besluiten van 13 juli 2015 1) een handbewogen rolstoel, 2) elektrisch aangedreven wielen voor bij de rolstoel en 3) een handbike voor bij de rolstoel toegekend. In alle drie de besluiten staat op de eerste pagina onder het kopje ‘de kosten en leverancier’ vermeld dat eiser niets hoeft te betalen, ook geen eigen bijdrage. In besluit 3 (de handbike) staat echter op de tweede pagina onder het kopje ‘eigen bijdrage’ dat eiser verplicht is om een eigen bijdrage te betalen en dat de hoogte daarvan wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
1.2
Op 3 september 2015 heeft eiser een nieuw besluit (het primaire besluit) van verweerder ontvangen ter vervanging van het besluit 3 van 13 juli 2015. In dit besluit heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat in dat besluit een aantal fouten staat, waaronder een foute zin over de eigen bijdrage. Het primaire besluit bevat de juiste tekst, inhoudende – voor zover hier van belang – dat de zin op de eerste pagina dat eiser geen eigen bijdrage hoeft te betalen is weggehaald. Ten aanzien van de handbike is eiser namelijk wel een eigen bijdrage verschuldigd.
2. De rechtbank stelt vast dat, gelet op het beroepschrift en de toelichting van de gemachtigde van eiser op zitting, enkel de passage in het primaire besluit waarin verweerder aan eiser mededeelt dat hij een eigen bijdrage verschuldigd is, in geschil is.
3. Ter zitting heeft de rechter ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of voornoemde passage kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vertegenwoordigers van verweerder hebben hierop aangegeven dat dit bij nader inzien niet het geval is. De gemachtigde van eiser heeft geen standpunt ingenomen hierover.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.2
In artikel 2.1.4, zesde lid, van de Wmo 2015, is bepaald dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget (pgb), met uitzondering van die voor opvang, wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.
4.3
In artikel 3.3, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Uitvoeringsbesluit) is bepaald dat de cliënt de bijdrage betaalt binnen dertig dagen nadat het CAK of een andere instantie als bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015 het besluit bekend heeft gemaakt waarbij vastgesteld is of en in welke omvang de cliënt een bijdrage verschuldigd is, tenzij dat besluit een later tijdstip vermeldt. In artikel 3.5, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit is bepaald dat de bijdrage zo spoedig mogelijk wordt vastgesteld, maar uiterlijk 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK of een andere instantie als bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015 ervan in kennis is gesteld dat een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt.
4.4
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat bij een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening of pgb ingevolge de Wmo 2015 aan het CAK de positieve beschikking alsmede de kostprijs van de maatwerkvoorziening, althans de hoogte van het pgb wordt doorgegeven en dat het CAK vervolgens aan de hand van de toepasselijke wet- en regelgeving bepaalt of en in hoeverre de betreffende cliënt een eigen bijdrage is verschuldigd. Verweerder stelt zich op het standpunt bevoegd noch in staat te zijn om de (hoogte van de) eigen bijdrage vast te stellen. Bij het toekenningsbesluit ingevolge de Wmo 2015 informeert verweerder de cliënt wel reeds over de verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage in algemene zin. Dit op grond van de informatieplicht die op verweerder rust als bestuursorgaan dat behoorlijk dient te handelen.
4.5
In het primaire besluit heeft verweerder met betrekking tot de eigen bijdrage de volgende passage opgenomen: “
U bent verplicht een eigen bijdrage te betalen. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) stelt de hoogte van uw bijdrage vast. Dat doen zij onder andere op basis van uw leeftijd, uw verzamelinkomen en uw vermogen dat bij de Belastingdienst bekend is.(…)
U ontvangt van het CAK schriftelijk bericht over de hoogte van uw eigen bijdrage.
4.6
Gelet op vorenstaande en onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:4293) kan naar het oordeel van de rechtbank voornoemde passage niet worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbaar onderdeel van dat besluit, maar uitsluitend als een mededeling zonder eigen rechtsgevolg. Uit artikel 2.1.4, zesde lid, van de Wmo 2015, alsmede de artikelen 3.3 en 3.5 van het Uitvoeringsbesluit, vloeit immers voort dat de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK. Verweerder is tot het vaststellen van een eigen bijdrage niet bevoegd. De passage over de eigen bijdrage geeft ook geen uitsluitsel over de hoogte hiervan en is dan ook niet meer dan een informatieve mededeling over de verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage en dat dit wordt vastgesteld door het CAK. Verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte inhoudelijk beoordeeld en had het bezwaar van eiser derhalve niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond moeten verklaren.
5. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, sub b, van de Awb zelf in de zaak voorzien.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en
verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 3 april 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.