Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld dat een 47-jarige man uit Bonaire een bedrag van € 7.019.544,79 aan de staat moet terugbetalen. Dit bedrag is vastgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel dat de man heeft genoten uit zijn oplichting van ABN AMRO, waarbij de bank voor een totaalbedrag van ruim € 11 miljoen is benadeeld. De rechtbank baseerde haar oordeel op een eerder vonnis van 1 maart 2016, waarin de man was veroordeeld voor oplichting. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 11.126.128,16. Na het in mindering brengen van kosten en opbrengsten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het te betalen bedrag € 7.019.544,79 bedraagt.
De procedure begon op 18 januari 2016, toen de officier van justitie de ontnemingsvordering indiende. Gedurende de rechtsgang zijn er verschillende schriftelijke standpunten uitgewisseld tussen de officier van justitie en de verdediging. De verdediging voerde aan dat de vordering afgewezen moest worden, omdat de man als natuurlijk persoon was veroordeeld, terwijl het voordeel uit de handelingen van een rechtspersoon was verkregen. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de man zeggenschap had over de betrokken rechtspersonen en dat het voordeel aan hem kon worden toegerekend.
De rechtbank concludeerde dat de man wederrechtelijk voordeel had genoten en dat er geen aanleiding was om het bedrag te matigen, ondanks de argumenten van de verdediging over zijn financiële situatie. De rechtbank legde de man de verplichting op om het vastgestelde bedrag aan de staat te betalen, waarmee de uitspraak van de rechtbank op 28 maart 2017 werd afgerond.