ECLI:NL:HR:2007:AZ4672

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00120/06 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming uit oplichting en overschrijding redelijke termijn in feitelijke aanleg

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1959 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had zich opgeworpen als verdachte in een zaak van oplichting, waarbij een bedrag van € 959.722,39 was verkregen. De Hoge Raad diende te oordelen over de vraag of het hof had verzuimd te beslissen op een verzoek tot nader onderzoek en of er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de feitelijke aanleg.

De Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.H. Koster, heeft op 6 februari 2007 geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelde om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden in stand bleef. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van cassatie en de beoordeling van middelen in het kader van profijtontneming en de redelijke termijn in de strafprocedure verduidelijkt.

Uitspraak

6 februari 2007
Strafkamer
nr. 00120/06 P
ZK/CAW
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 november 2005, nummer 24/000767-03, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. Beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot de beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op
6 februari 2007.