Verzoekers betogen verder dat er niet alleen van het bestemmingsplan moet worden afgeweken voor het bouwen buiten het bouwvlak, maar ook voor het gebruiken van gronden voor het mestbassin buiten de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
De voorzieningenrechter leidt uit het bestemmingsplan af dat ter plaatse op de verbeelding zowel een bouwvlak is aangegeven als een aanduiding “intensieve veehouderij”. Dit vlak en deze aanduiding liggen op dezelfde gronden. Buiten deze gronden mag niet worden gebouwd, dat is namelijk buiten het bouwvlak, en mogen gronden niet worden gebruikt voor intensieve veehouderij, dat is namelijk gelegen buiten gronden met die aanduiding.
In artikel 1.67 wordt, voor zover hier van belang, bepaald dat een intensief veehouderijbedrijf een agrarisch bedrijf of een deel daarvan is dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer. In het kader van de milieuregelgeving wordt onder een veehouderij in het algemeen verstaan een inrichting bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat de hele inrichting binnen de aanduiding “intensieve veehouderij” moet zijn gelegen. Alleen op gronden met de aanduiding ‘Intensieve veehouderij” mogen dan activiteiten plaatsvinden ten behoeve van de intensieve veehouderij. Gebruik van het mestbassin, dat buiten de aanduiding is gelegen, mag dan niet op grond van het bestemmingsplan.
Voor de oprichting van het mestbassin is verweerder met toepassing van artikel 4.4.1 van de planregels van de bestemming afgeweken. Dit artikel maakt echter deel uit van titel 4.4 met het opschrift ‘afwijken van bouwregels’. Dat zou kunnen suggereren dat dit artikel het alleen mogelijk maakt om toestemming te geven buiten het bouwvlak te bouwen. In dat geval zou verweerder slechts toestemming hebben kunnen geven om te bouwen buiten het bouwvlak en niet om gronden buiten de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ook te gebruiken voor intensieve veehouderij. Bouwen is immers iets anders dan gebruiken. Deze uitleg van het bestemmingsplan, dat artikel 4.4.1 alleen ziet op een afwijking voor het bouwen, ligt in verband met het verschil tussen bouwen en gebruiken en het opschrift van titel 4.4 voor de hand. Uitgaande van deze uitleg, die verzoekers ook geven, heeft verweerder de vergunning niet kunnen verlenen als hij heeft gedaan.
De voorzieningenrechter ziet echter aanknopingspunten voor het oordeel dat artikel 4.4.1 het niet alleen mogelijk maakt om bouwen buiten het bouwvlak mogelijk te maken maar ook om gebruik ten behoeve van een intensieve veehouderij buiten de aanduiding “intensieve veehouderij” toe te staan. Hij baseert dat oordeel op de plansystematiek en de relatie tussen bouwen en gebruiken. Artikel 4.4.3 van de planregels, eveneens deel uitmakend van titel 4.4, maakt het mogelijk buiten de aanduiding “intensieve veehouderij” gebouwen voor de intensieve veehouderij mogelijk te maken. Als dit artikel slechts zou zien op afwijken van de bouwregels, waarop het titelopschrift zou wijzen, zou verweerder binnenplans af kunnen wijken van het bestemmingsplan om gebouwen voor intensieve veehouderij buiten het bouwvlak mogelijk te maken, maar zouden deze daarvoor niet mogen worden gebruikt. Het ligt dus voor de hand dat artikel 4.4.3 het ook mogelijk maakt gebouwen, gelegen buiten de aanduiding, te gebruiken voor intensieve veehouderij. Als deze uitleg wordt gevolgd, zou het niet logisch zijn artikel 4.1.1. beperkt uit te leggen, namelijk alleen betrekking hebbend op het bouwen. Het is immers niet logisch als gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij via een binnenplanse wijziging buiten de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mogelijk zouden zijn, terwijl bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals het mestbassin, via een buitenplanse procedure buiten deze aanduiding zouden moeten worden gerealiseerd. In deze visie zou artikel 4.1.1 dan de mogelijkheid hebben om af te wijken van het bestemmingsplan zowel om het bouwen als om het gebruik van een mestbassin mogelijk te maken. De voorzieningenrechter komt daarom tot het voorlopig oordeel dat, gelet op de systematiek van het bestemmingsplan, de planwetgever met artikel 4.1.1. van de planregels heeft beoogd niet alleen afwijken van het bouwvlak maar ook van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mogelijk te maken. Daarom heeft verweerder, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, bij zijn besluit voor zowel het bouwen als voor het gebruik mogen afwijken van de bestemming. Het betoog van verzoekers faalt.