Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 oktober 2016
- de bief van 31 oktober 2016 met producties van [gedaagde]
- de fax van 1 november 2016 met aanvullende producties van de VOF
- (het proces-verbaal van) de mondelinge behandeling van 1 november 2016
- de pleitnota van de VOF
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
"HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW"luidt, voor zover van belang, als volgt:
9.Werkzaamheden en levering door huurder
Huurder zal de volgende leveringen en werkzaamheden voor haar rekening nemen:
10. Door cq. voor rekening van verhuurder zullen foto’s worden gemaakt van de te verhuren kamers.
(..)
12.Huurbetaling
In tegenstelling tot hetgeen in de huurovereenkomst is bepaald zal de huurbetaling per maand achteraf plaatsvinden.
13.Aansprakelijkheid
Onderhoud, herstel en vernieuwingen, inspecties en keuringen
"Hierbij belasten wij U voor de meerdere premie voor de opstalverzekering conform het bepaalde in artikel 20 lid 2 punt 3 van de Algemene Bepalingen bij de Huurovereenkomst."Ook heeft zij [gedaagde] op die datum een factuur ad
"Door U ten onrecht op de huur voor de maand november 2015 ten onrechte ingehouden kosten". [gedaagde] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Voor wat betreft de in artikel 1.2 van de huurovereenkomst genoemde kantoorfunctie geldt dat ter zitting is gebleken dat het gehuurde niet als kantoorruimte was ingericht. Duidelijk is geworden dat het de bedoeling was dat alle onderdelen van het gehuurde als kamer zouden worden doorverhuurd, met uitzondering van een balie op de begane grond, welke balie zou worden gebruikt - en wordt gebruikt - voor de ondertekening van huurovereenkomsten. Gebleken is echter dat deze balie zich bevindt in een voor de kamerbewoners gemeenschappelijke ruimte. Er wordt thans dan ook van uitgegaan dat het gehele door [gedaagde] gehuurde gebouw verhuurd is om kamergewijs te worden doorverhuurd.
816,00