ECLI:NL:RBGEL:2017:1417

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
272400
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak met schadevergoeding en bewijswaardering inzake facturen door onderaannemers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de vraag centraal of de architect en bouwbegeleider, Virtus Projectrealisatie, facturen van onderaannemers heeft laten 'opplussen', wat heeft geleid tot benadeling van de opdrachtgever, Biz-Niz Confectie B.V. De rechtbank heeft op 15 februari 2017 vonnis gewezen na een uitgebreide procedure waarin getuigen zijn gehoord over de gang van zaken rondom de facturering en de afspraken die zijn gemaakt tussen de betrokken partijen. Biz-Niz stelt dat zij door de verhoogde facturen is bedrogen, omdat de architect het opgepluste deel van de facturen niet heeft vermeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat Biz-Niz het bewijs heeft geleverd dat de onderaannemers hun facturen hebben verhoogd op verzoek van [gedaagde sub 1]. De rechtbank oordeelt dat Virtus A&I en [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Biz-Niz geleden schade, die is vastgesteld op € 6.987,75. Daarnaast is er een vordering tot terugbetaling van € 14.431,11 aan Biz-Niz toegewezen, evenals een vergoeding van beslagkosten van € 3.001,69. In reconventie is Biz-Niz veroordeeld tot betaling van € 500,00 en € 2.565,20 aan Virtus A&I en [gedaagde sub 1] voor auteursrechtinbreuk en werkelijke proceskosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/272400 / HA ZA 14-594 / 172 / 560
Vonnis van 15 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIZNIZ CONFECTIE B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. ir. A. de Groot te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FORTUNA FAVET FORTIBUS HOLDING B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIRTUS ARCHITECTEN EN INGENIEURS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.M. Mulder te Nijmegen.
Eiseres in conventie zal hierna Biz-Niz worden genoemd, gedaagden in conventie zullen afzonderlijk [gedaagde sub 1] , Fortuna en Virtus A&I worden genoemd en gezamenlijk [gedaagde sub 1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 januari 2016,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 juni 2016,
  • de conclusie na getuigenverhoor van de zijde van Biz-Niz,
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor tevens houdende akte overlegging stukken van de zijde van [gedaagde sub 1] c.s.,
  • de akte uitlating inzake overgelegde stukken en verzoek om terug te komen op bindende eindbeslissing.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 20 januari 2016 heeft de rechtbank Biz-Niz opgedragen te bewijzen dat Virtus PR de bouwpartners [stukadoorsbedrijf] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] heeft bewogen om hun offertes en facturen op te hogen voor ‘tekengeld’ en dat die bouwpartners vervolgens dat ‘tekengeld’ op (valse) facturen moesten uitbetalen aan Virtus A&I, terwijl daar geen enkele reële tegenprestatie tegenover stond. Op 23 juni 2016 hebben daarover getuigenverhoren plaatsgevonden.
2.2.
De getuige [getuige namens stukadoorsbedrijf] heeft onder meer verklaard:
Ik heb een stukadoorsbedrijf. Virtus Projectrealisatie vroeg mij om een offerte uit te brengen voor een groot werk aan de [adres] te [woonplaats] . Virtus PR was opdrachtnemer van de eigenaar, Bizniz c.q. de heer [eigenaar van eiseres] . Het ging om het buitenstucwerk. (...) Virtus PR gaf mij de benodigde bouwtekeningen (...) Op basis van die stukken en mijn bezichtiging (...) heb ik een offerte uitgebracht aan Virtus PR. Ik kwam uit op een aanneemsom van euro 39.000,00. Dat vond Virtus PR aan de hoge kant en wij hebben samen gezocht naar een manier om te bezuinigen. Die manier hebben wij gevonden door te bezuinigen op de mortel ten aanzien van een aanbouw (...). Daarmee kwam ik uit op een lagere aanneemsom van ongeveer euro 31.000,00. Dat was akkoord en op basis van die offerte is mij het werk gegund, zij het dat [gedaagde sub 1] mij zei dat ik het bedrag van mijn offerte met 10% moest opplussen. Die 10% extra zou ik dan in rekening brengen bij en betaald krijgen door Virtus PR, maar voor die 10% zou ik een factuur krijgen van Virtus voor diezelfde 10%, die ik dan aan Virtus zou moeten betalen. Ik vond dat vreemd. Dat was voor mij ongebruikelijk. Maar Bosten zei tegen mij dat dit zo afgesproken was met zijn opdrachtgever. Daarom heb ik daar toen zo mee ingestemd. Ik heb toen de offerte aangepast en daarin die extra 10% opgenomen.
U vraagt mij om te bevestigen dat het gaat om de offerte die door de partijen in het geding is gebracht, welke offerte is gedateerd op 3 september 2012 en sluit op een prijs van
euro 31.011,00 exclusief btw voor het buitenstucwerk. Het is productie 38 van [gedaagde sub 1] . Dat klopt, zei het dat in deze offerte die 10% extra al is begrepen. U vraagt of er ook een schriftelijke offerte is voor euro 31.000,00 minus die 10%, dus voor ruim euro 28.000,00. Een dergelijke schriftelijke offerte is er niet geweest. U vraagt of er voordat eerdere bedrag van euro 39.000,00 ook een schriftelijke offerte is uitgebracht door mij. Mijn antwoord is dat dat het geval is. Zo’n offerte van mij voor euro 39.000,00, waarop later bezuinigd is, moet er zijn. U zoekt naar die eerdere offerte in het dossier en u zegt dat u deze niet kunt vinden. Ik heb die offerte bij me. U stelt mij in de gelegenheid om die eerdere offerte aan u te tonen en ik blader nu door de ordner met stukken die ik naar dit verhoor heb meegenomen en bij nader inzien moet ik u zeggen dat ik die offerte niet bij me heb. Hij moet er echter wel zijn en ik zal thuis nog eens in mijn computer zoeken.
In die offerte van 3 september 2012 voor ruim euro 31.000,00 zit dus de 10% opslag al begrepen. Over die opslag met 10% had ik voordien met [gedaagde sub 1] gesproken. Dat was over de telefoon.
Na die aangepaste offerte van 3 september 2012 ben ik aan het werk gegaan. Ik zou mijn werk naar de stand van zaken factureren en heb dus dat werk in termijnen in rekening gebracht. Zodra ik een termijn bij Virtus PR in rekening had gebracht, kreeg ik een factuur van Virtus voor de opslag van 10% en werd mij gezegd dat ik eerst die factuur voor die 10% moest betalen voordat ik mijn rekening betaald zou krijgen. Dat werd mij gezegd door [gedaagde sub 1] . Die factuur voor die 10% stond echter niet op naam van Virtus PR. Hij stond op naam van Virtus Architecten. Dat vond ik vreemd. De factuur werd uitgebracht voor tekenwerk en er was geen tekenwerk voor mijn stukadoorswerkzaamheden. Dat tekenwerk was ook niet nodig. De oorspronkelijke bouwtekeningen die ik in eerste instantie al had gekregen voor het uitbrengen van mijn offerte waren voor mij voldoende. U toont mij de facturen van productie 66 van Bizniz. Dat zijn de facturen die ik van Virtus Architecten kreeg. U zegt dat u op uw exemplaar geen architecten ziet staan. Dat zal door het kopiëren komen. Op de originele facturen stond rechtsboven: “architecten en ingenieurs BNA”, terwijl zoals ook bij u zichtbaar, linksonder “Virtus” stond. In het begin heb ik die facturen betaald. Op het eind niet meer omdat ook de betalingen aan mij opgeschort werden.
U vraagt hoeveel “tekengeld” c.q. opslag wij nu eigenlijk hebben betaald aan Virtus Architecten. Het zal gaan om een bedrag van euro 3.000,00 tot euro 3.500,00, schat ik.
Op vragen van mr. De Groot:
Na mijn akkoord bevonden offerte kreeg ik een opdrachtbevestiging van Virtus PR. Het betreft productie 65. Daarin werd op het bedrag van euro 31.011,00, waarin reeds 10% opslag zat, nog eens een opslag aangegeven voor tekenwerk voor euro 7.864,00. Daarmee kwam de totale prijs op euro 38.875,00. Op basis van deze totale prijs van euro 38.875,00 heb ik mijn werk in termijnen in rekening gebracht.
Nadat ik mijn werkzaamheden al had afgerond, werd ik door [gedaagde sub 1] ontboden. Ik heb toen op 5 maart 2013 bij hem op kantoor met hem gesproken. Hij legde mij uit dat er financiële problemen waren. Het ging niet goed met Virtus. Dat had ik ook al gemerkt gezien het mankerende betalingsgedrag. [gedaagde sub 1] zei tegen mij dat er een probleem was met dat extra tekenwerk. Hij zei dat het wel eens zou kunnen zijn dat Virtus dat niet aan mij zou kunnen betalen en hij wilde dat voor mij veiligstellen. Toen heeft [gedaagde sub 1] aan mij een nieuw contract voorgelegd ter ondertekening, waarin dat tekenwerk niet meer staat vermeld en toch nog wordt uitgekomen op een prijs van euro 38.875,00. Dit nieuwe contract heb ik niet willen ondertekenen. Ik heb dat nieuwe contract bij me en u zegt dat u dit contract aan het proces-verbaal van verhoor zult hechten.
(...)
In januari/februari 2013, nadat de betalingen waren gestopt, heb ik in het werk gesproken met de heer [eigenaar van eiseres] , de opdrachtgever van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] had mij gezegd dat, als Virtus niet meer kon betalen, uiteindelijk de hoofdopdrachtgever mij moest gaan betalen. Daarover heb ik toen gesproken met [eigenaar van eiseres] . [eigenaar van eiseres] vroeg mij toen om mijn offerte aan hem toe te sturen en ik heb toen die offerte van 3 september 2012 voor euro 31.011,00 toegestuurd, ik denk per mail. Ik heb daarbij niet tegen [eigenaar van eiseres] gezegd dat in dat bedrag van euro 31.011,00 10% tekengeld zat. Nadat ik hem mijn offerte had toegestuurd, is de bal gaan rollen.
2.3.
De getuige J.F. [bedrijfsleider bij bedrijf 3] heeft onder meer verklaard:
Ik ben bedrijfsleider bij [bedrijf 3] […] . Wij zijn benaderd door Virtus om een offerte uit te brengen voor de elektra aan de [adres] te [woonplaats] . Daarvoor hebben wij bouwtekeningen ter beschikking gekregen met daarop elektrotechnische symbolen. Voor ons was dit voldoende om een offerte uit te kunnen brengen. De nadere engineering, detailberekeningen en detailtekeningen doen wij zelf. Toen hebben wij de offerte uitgebracht van 7 september 2012, die sluit op een bedrag van euro 51.199,00. Vervolgens hebben wij over die offerte gesproken met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 1] wilde dat wij een afslag van 10% zouden hanteren voor bouwbegeleiding en tekenkosten. Op zich is het normaal dat iemand bouwbegeleiding doet. Ook komt het wel voor dat de aannemer van ons als onderaannemer een korting bedingt. Onze offerte was opgesteld door onze directeur [directeur van bedrijf 3] en mij samen. Wij hadden ook samen een kennismakingsgesprek gehad met [gedaagde sub 1] , maar bij dit gesprek over die korting was […] [directeur van bedrijf 3] waarschijnlijk niet aanwezig. Ik vond zelf die korting van 10% te hoog en toen hebben [gedaagde sub 1] en ik afgesproken om die korting op 5% te houden. Dit is niet schriftelijk vastgelegd. Dit was een mondelinge afspraak. Daarna ontvingen wij van Virtus de opdrachtbevestiging. Dat is productie 21 van [gedaagde sub 1] . In die opdrachtbevestiging staat niets over die korting van 5%. Daarin staat gewoon dat de prijs euro 51.199,00 is.
Vervolgens zijn wij aan het werk gegaan en hebben wij onze eerste termijn in rekening gebracht. Dat hebben wij in rekening gebracht bij Virtus. Hoeveel dat precies was weet ik niet, maar wij kregen toen van Virtus een factuur voor de korting en die hebben wij betaald. Het betreft productie 38 van Bizniz. Dat heeft onze boekhouding gedaan. Die factuur bleek echter geen 5% te zijn maar 10%. Die factuur is dus per ongeluk betaald. Daarna hebben wij nadere termijnen in rekening gebracht en telkens van Virtus facturen voor 10% gekregen, maar daar was ik het niet mee eens en die nadere facturen van Virtus zijn door ons dus niet betaald. Het had maar 5% mogen zijn.
U vraagt of voor die afslag ook werkzaamheden zijn verricht door Virtus. Er is natuurlijk wel bouwbegeleiding geweest en er zijn ook wel nadere tekeningen geweest voor detailleringen.
Op vragen van mr. De Groot:
De elektrasymbolen op de bouwkundige tekeningen, waarover ik het hierboven had, betreffen de aanduidingen waar stopcontacten en zo moeten komen.
De nadere tekeningen, die wij tijdens het werk kregen, waren bijvoorbeeld tekeningen van de keuken waarop de apparaten waren aangegeven die wij van stroom moesten voorzien. Wie die tekeningen had gemaakt, dit wil zeggen [gedaagde sub 1] of de keukenleverancier, durf ik nu niet te zeggen. Er waren ook tekeningen of mails waarop wijzigingen waren aangegeven, zoals dat een stopcontact op een andere plaats moest komen.
Het is dus gebruikelijk dat een aannemer probeert om bij een onderaannemer een korting te bedingen. Zoals het hier is gegaan, dit wil zeggen, dat wij als onderaannemer aparte facturen kregen voor die korting, had ik nog niet eerder meegemaakt. Verder is het gebruikelijk dat er bouwbegeleiding is op een project als het onderhavige. Dat ik als onderaannemer daarvoor moet betalen, voor die bouwbegeleiding, heb ik nog niet eerder meegemaakt.
2.4.
De getuige [getuige namens bedrijf 2] heeft onder meer verklaard:
Ik heb een installatiebedrijf voor verwarmingen, airco’s en allerhande loodgieterswerk. De heer [gedaagde sub 1] heeft mij gevraagd om offertes uit te brengen voor het werk aan de [adres] te [woonplaats] . Ik heb verschillende offertes uitgebracht. Het betreft in elk geval een offerte voor de vloerverwarmingsinstallatie van 29 september 2012, welke offerte ik aan u geef ter aanhechting aan het proces-verbaal. Maar het betreft ook een latere en grotere offerte voor andere werkzaamheden, in het bijzonder een warmtepomp en een ventilatie-installatie. Die andere offerte is in elk geval schriftelijk bevestigd middels een opdrachtverlening van 19 november 2012 en ook dit stuk geef ik aan u ter aanhechting aan het proces-verbaal. Beide offertes hebben geleid tot een opdracht. Daarnaast heb ik ook in het werk op uurbasis aanvullende werkzaamheden verricht. Dat ging om klein werk dat buiten de offertes viel.
[gedaagde sub 1] heeft mij gevraagd, ik denk nog voordat ik de offertes uitbracht, om mijn kosten met 10% te verhogen voor tekenwerk en begeleiding. Virtus zou dat tekenwerk verzorgen en ik zou daarvoor facturen krijgen van Virtus, maar die kosten zaten al begrepen in mijn offerte. Voor mij was dat normaal. Aannemers doen dat ook zo. Vervolgens is het ook zo gegaan. Ik heb mijn offertebedragen met 10% verhoogd. Dat kunt u bijvoorbeeld zien in de tweede offerte bij De Beer Heatpump. De Beer heeft in mijn opdracht een stuk van mijn werk uitgevoerd. De prijzen van De Beer heb ik in de tweede kolom met 10% verhoogd. Bij de andere posten, die ik dus niet heb uitbesteed en zelf heb uitgevoerd, zat de 10% opslag in mijn eigen bedragen.
Vervolgens is het in het werk ook zo gegaan. Ik factureerde onze werkzaamheden in termijnen en kreeg telkens van Virtus een tegenfactuur voor de afgesproken 10%.
U vraagt of tegenover die 10% ook aanvullend tekenwerk heeft gestaan. Dat was maar weinig het geval, achteraf bezien. De tekeningen lagen er immers al voordat ik mijn offertes uitbracht. Er is wel wat aangepast en detailtekeningen gemaakt in het werk, bijvoorbeeld aanzichttekeningen van toiletgroepen. Dat had echter in mijn ogen niet zo veel op het lijf. Er was ook een nieuwe tekening van de vloerverwarming, maar die is door de fabrikant vervaardigd. Er was ook een nieuwe tekening voor de ventilatie, maar die is door Rad-teq gemaakt. Rad-teq is een adviesbureau.
U toont mij productie 72. Dat zijn de facturen die ik van Virtus kreeg. De eerste vier heb ik wel betaald. Daarna zijn er nog meer termijnen en facturen geweest, maar ik heb de facturen van Virtus niet meer betaald omdat ik zelf niet betaald kreeg.
Op vragen van mr. De Groot:
U vraagt wie Rad-teq opdracht heeft gegeven om die tekeningen te maken. Dat is in het werk gebeurd. We stonden daar met zijn drieën. [gedaagde sub 1] , de man van Rad-teq en ik. Toen kwam ter sprake dat bij Virtus geen tekencapaciteit was omdat het te druk was en toen is gevraagd of Rad-teq dat tekenwerk wilde verzorgen. Daarvoor heb ik een factuur gekregen van Rad-teq en die heb ik betaald en een op een doorgezet naar Virtus.
[gedaagde sub 1] had mij gevraagd om die opslag van 10% te verzwijgen en daarover mijn mond te houden tegenover anderen.
Het komt bij mij vaker voor dat er een aannemer vraagt om mijn kosten op te hogen met een percentage en dat de aannemer daarbij zegt: “Dan heb ik er ook wat aan”. Dat is ook voor het begeleiden, plannen en noem maar op. Dat wordt dan bij mij vaker afgehandeld met creditnota’s of facturen.
2.5.
De getuige [getuige A] heeft onder meer verklaard:
Ik ben zzp’er. (...) Rond 2009 ben ik voor Virtus Projectrealisatie gaan werken. Dit deed ik als zelfstandige. Ik werd per uur betaald. Ik verdiende € 30,00 of € 32,00 per uur. Daarvoor deed ik allerhande begeleidingswerk in de uitvoering van de projecten. Ik regelde materialeninkoop, veiligheid op de bouwplaats, kwaliteit van de bouw, enzovoorts. Ik had ook in dat kader veel contact met de aannemers en de onderaannemers. In 2012/2013 liepen vier grote projecten bij Virtus PR: Puijn in Malden, de Boerderij in Overasselt, een bungalow van Van Gemert en het project van Biz-Niz in [woonplaats] . De omzet was echter aan het teruglopen. Het ging minder in de bouw. Ik had ongeveer twee keer per week een vergadering met [gedaagde sub 1] en tijdens één van die vergaderingen zei hij tegen mij dat we nu meer winst zouden gaan maken. Hij zou voortaan bij de onderaannemers een korting bedingen. Die onderaannemers moesten dus inleveren. Het zou misschien wel gaan om 10% of meer. Zzp’ers moesten een euro of 2 à 3 inleveren. Dat zou dan ten goede komen aan Virtus PR, die zo doende goed zou verdienen omdat Virtus PR ook betaald kreeg door de opdrachtgever. Zo zou Virtus PR meer overhouden aan de projecten.
Zo is het vervolgens gegaan. Ik weet dat in elk geval van [betrokkene 1] en [bedrijf 2] en van de zzp timmerlieden [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Met die mensen had ik goed contact. Met de mensen van [bedrijf 3] minder. Ik hoorde van [betrokkene 1] en [bedrijf 2] dat ze eerst een creditnota moesten betalen, volgens mij aan Architecten, en dat zij pas daarna zelf konden beuren. Van [betrokkene 3] en van [betrokkene 4] hoorde ik dat ze 2 of 3 euro per uur moesten inleveren. Dat verwachtte [gedaagde sub 1] van mijzelf ook, dat ik dus 2 of 3 euro per uur moest inleveren, maar dat is niet doorgegaan.
U vraagt of ik daarvan ook iets op papier heb gezien, in het bijzonder of ik de offertes van [betrokkene 1] en [bedrijf 2] heb gezien en of ik die facturen heb gezien. (...) Het kan goed zijn.
Op vragen van mr. De Groot:
U vraagt mij wat ik bedoel met een creditnota. Dat was de rekening die Virtus PR stuurde aan die mensen en die zij moesten betalen. (...) U vraagt mij of ik weet wat Virtus in rekening bracht bij haar opdrachtgevers, waaronder Biz-Niz. Dat weet ik niet.
2.6.
De getuige [betrokkene 4] heeft onder meer verklaard:
Ik ben timmerman en werk als zzp’er. Ik werk al 41 jaar samen met [betrokkene 3] , maar wij zijn allebei zzp’er en wij factureren gescheiden. In januari 2011 ben ik voor Virtus Projectrealisatie gaan werken. Dat was toen in een winkelpand bij het Keizer Karelplein in Nijmegen. Mijn tarief was iets van € 33,00 per uur. Ik weet dat nu niet meer precies. Daarna ben ik op verschillende projecten voor Virtus Projectrealisatie werkzaam geweest, onder andere ook op een project op de Annastraat in Nijmegen. Zo midden 2012 was ik daar werkzaam en toen moest ik bij [gedaagde sub 1] komen en toen zei [gedaagde sub 1] dat hij mij minder kon betalen en dat hij mij voortaan nog maar iets van € 31,00 per uur wilde betalen. Ik moest in stapjes omlaag met mijn tarief, naar uiteindelijk € 29,50 per uur. Ik had geen keus, want [gedaagde sub 1] zei tegen mij dat het afgelopen zou zijn als ik daar niet voor wilde werken en het ging slecht in de bouw. Ik heb daarmee ingestemd en ik ben gaandeweg minder gaan declareren. Op het laatst declareerde ik nog slechts € 29,50 per uur. Ik heb nooit méér gedeclareerd dan ik betaald heb gekregen. Ik paste gewoon mijn facturen aan aan de laatste afspraak. Zo ook op het project aan de [adres] in [woonplaats] . Daar factureerde ik in het begin € 31,00 per uur en dat is later verlaagd naar € 29,50 per uur. Voor mijn collega [betrokkene 3] gold hetzelfde. Hij moest ook terug in beloning, maar het was wel zo dat [betrokkene 3] € 2,00 per uur meer betaald kreeg dan ik, omdat hij ook nog dingen moest regelen, wat ik niet hoefde te doen.
U vraagt mij of ik weet welke bedragen Virtus PR doorbelastte aan Biz-Niz. Dat heb ik zelf nooit kunnen zien. Ik had geen inzage in die afrekeningen. Wel heb ik later [betrokkene 3] gehoord dat Virtus PR aan Biz-Niz dezelfde bedragen in rekening bracht als wij in rekening brachten aan Virtus PR. [betrokkene 3] had dat gehoord van de heer [eigenaar van eiseres] .
Op vragen van mr. De Groot:
Wij kregen onze opdrachten in het werk soms van [gedaagde sub 1] maar meestal via [getuige A] . Dan werd ons opgedragen om iets uit te voeren. U vraagt of daar tekenwerk bij te pas kwam. Wij maakten zelf geen tekeningen, maar kregen wel tekeningen van [gedaagde sub 1] , dit wil zeggen Virtus Architecten. Er waren ook regelmatig aanwijzingen over hoe wij dingen moesten uitvoeren. Die aanwijzingen kwamen van [getuige A] , maar ook van [gedaagde sub 1] die zeker wel twee keer per week op het werk was. Soms hadden we uitleg nodig en die kregen we dan van [gedaagde sub 1] en soms ook wel van [getuige A] . Als het om technische uitleg ging dan kregen wij die voornamelijk van [gedaagde sub 1] zelf.
De eerste verlaging was een verlaging van € 33,00 naar € 31,00 per uur. Dat heb ik toen zelf besproken met de heer [gedaagde sub 1] . De uitleg was dat het allemaal te duur werd en dat ze moesten bezuinigen en dat dit een noodzakelijke ingreep was om aan het werk te kunnen blijven. Later is dat uurtarief verder verlaagd. Dat was toen eerst besproken met [betrokkene 3] , die daarover had gesproken met [secretaresse] nadat hij daarover een mail had gekregen. De uitleg was toen weer dat het te duur aan het worden was en ook dat tekenwerk, dat op kantoor verricht werd, gecompenseerd moest worden. [betrokkene 3] en ik zijn daarin mee gegaan omdat we anders zonder werk zouden zitten en we hier nog zeker een jaar werk hadden. Aanvankelijk wilde Virtus PR bij ons allebei € 2,00 er af doen, maar we hebben dat toen niet gelijk hoeven delen omdat bij mij al eerder was gekort. [betrokkene 3] heeft toen € 1,50 ingeleverd en ik € 0,50.
Ik heb voorafgaand aan dit getuigenverhoor hierover geen contact gehad met de heer [gedaagde sub 1] of mr. Mulder.
Na het verhoor van de getuige [betrokkene 4] wordt dit afgesloten met de door hem na voorlezing ondertekende getuigenverklaring. De rechter heeft toen tegen de heer [betrokkene 4] gezegd dat hij de zaal kon verlaten omdat het getuigenverhoor klaar was en de rechter heeft tegelijk tegen mr. De Groot gezegd dat hij de volgende getuige, de heer [betrokkene 3] , kon gaan ophalen. Daarop hebben getuigen [betrokkene 4] en mr. De Groot samen de zaal verlaten. De deur naar de gang bleef open staan en de rechter heeft vanuit de zittingszaal gehoord dat mr. De Groot en getuige [betrokkene 4] met elkaar spraken, althans de rechter meent dat hij dit gehoord heeft (hij heeft het niet gezien). Daarna komt mr. De Groot samen met de getuige [betrokkene 4] weer terug de zittingszaal in en mr. De Groot vraagt om het verhoor van getuige [betrokkene 4] te heropenen omdat getuige [betrokkene 4] tegen hem op de gang nadere dingen heeft gezegd en iets heeft laten zien wat hij heeft meegenomen naar de zitting.
Mr. Mulder protesteert tegen de gang van zaken en wijst erop dat het verhoor van getuige [betrokkene 4] is gesloten. De rechter deelt mee dat hij niet weet wat getuige [betrokkene 4] nog te zeggen heeft, maar dat getuige [betrokkene 4] ongeveer drie kwartier aan de tand is gevoeld door zowel de rechter als mr. De Groot. De andere zijde echter is, aldus de rechter, dat goed mogelijk is dat mr. De Groot verzuimd heeft om belangrijke vragen aan de getuige te stellen en dat voorzien moet worden dat hij dat verzuim in een hoger beroep zou kunnen herstellen en dat het daarom wellicht doelmatig is dat nu getuige [betrokkene 4] nader wordt gehoord in een heropend verhoor. Welk gewicht moet worden toegekend aan deze nadere verklaring laat de rechter uitdrukkelijk over aan de combinatie die straks vonnis zal moeten wijzen.
Aanvullende verklaring van de heer [betrokkene 4] , die nog steeds onder ede staat.
Op vragen van mr. De Groot:
Op de gang zei ik tegen mr. De Groot dat ik een factuur bij me had. In de uitnodiging die ik voor dit verhoor ontving stond dat ik gevraagd werd om na te gaan of er nog documenten waren die van belang waren voor deze zaak en of ik die dan wilde meenemen naar de zitting. Het betrof dan dingen zoals een factuur voor tekenwerk. Ik had van die stukken, want ik heb zo’n factuur bij me. Die factuur overhandig ik aan u ter aanhechting aan het proces-verbaal. De gang van zaken was dat ik een factuur stuurde aan Virtus PR en dat ik daarna zelf een factuur ontving voor tekenwerk. Dat is drie maal gebeurd. De eerste twee facturen heb ik betaald. De derde factuur niet meer. Ik heb hier de eerste factuur. Rechtsboven op die factuur staat de naam Architecten en Ingenieurs.
Per saldo hield ik dus minder over dan € 29,50 per uur. Dit soort facturen voor tekenwerk berekend over werkweken kreeg ik voor het eerst op het project [adres] te [woonplaats] .
2.7.
De getuige […] . [betrokkene 3] heeft onder meer verklaard:
Ik ben zzp-timmerman. Samen met mijn collega [betrokkene 4] heb ik voor Virtus Projectrealisatie gewerkt. Wij werkten allebei als zzp’er voor eigen rekening. Dat is begonnen begin 2011 op een project in Nijmegen. Andere projecten zijn gevolgd, onder meer het project [adres] te [woonplaats] . Op dat project heb ik samen met [betrokkene 4] gewerkt vanaf ongeveer de maand april 2012. Aanvankelijk was mijn uurtarief daar € 33,00. Dat bracht ik in rekening en dat werd betaald door Virtus PR. Op zeker moment is met mij op kantoor door [secretaresse] , de secretaresse, gesproken over verlaging van mijn tarief. Het ging ook over het tarief van [betrokkene 4] , maar die was toen met vakantie. [secretaresse] zei tegen mij: het is crisis in de bouw, maar wij kunnen jullie voor een jaar werk garanderen mits jullie akkoord gaan met een verlaging van je tarief met 5%. Wij zouden van Virtus een factuur krijgen van 5% van het uurtarief en die moesten wij betalen. Ik zei dat ik dat moest overleggen met [betrokkene 4] en dat heb ik daarna gedaan. Er is ook nog een mail geweest over die regeling, maar die mail is van na dit gesprek. De mail was eigenlijk bedoeld als een bevestiging van ons akkoord. Zo is het vervolgens gegaan. De regeling is ingegaan in week 33. Ik stuurde telkens facturen met het tarief van € 33,00 per uur. Volgens mij was dat exclusief btw omdat de btw was verlegd. Vervolgens kreeg ik een factuur terug van Virtus, waarbij mij 5% van mijn factuurbedrag in rekening werd gebracht. Dat ging meestal over meerdere weken. Ik heb die facturen bij me. De eerste daarvan overhandig ik aan u ter aanhechting aan het proces-verbaal. Er zijn meer van dat soort facturen geweest en die heb ik allemaal betaald. Het ging in totaal om een bedrag van ongeveer € 1.298,00, maar daar zat ook een ander project tussen. Dat ging om enkele weken. Het meeste had echter betrekking op het project van de heer [eigenaar van eiseres] .
Op die facturen staat dat het betrekking heeft op tekenwerk. Er werd inderdaad tekenwerk aangeleverd door [gedaagde sub 1] . Dat was al vanaf het begin zo, dus ook voor deze 5%-regeling. Wij kregen van [gedaagde sub 1] regelmatig tekeningen en ook detailtekeningen die specifiek voor de timmerman waren.
Op vragen van mr. De Groot:
Die tekeningen die speciaal voor de timmerman waren betroffen tekeningen voor waar de trap moest komen, voor dakkapellen en voor dat soort dingen. Bij [betrokkene 4] was voordien al een andere verlaging doorgevoerd. Bij mij was dit de enige verlaging.
2.8.
Volgens Biz-Niz blijkt uit de getuigenverklaringen dat [gedaagde sub 1] de bouwpartners hun oorspronkelijke offertes c.q. facturen liet verhogen met zogenaamd ‘tekengeld’ (ook wel ‘opplussen’ genoemd) voordat hij aan hen opdracht verstrekte. Zij betoogt dat [gedaagde sub 1] haar heeft bedrogen doordat hij de door de bouwpartners opgepluste factuur via Virtus PR bij haar in rekening bracht, maar verzweeg dat hij vervolgens het opgepluste deel van het factuurbedrag door de bouwpartners aan Virtus A&I liet uitbetalen. Biz-Niz concludeert dat zij het opgedragen bewijs heeft geleverd.
2.9.
[gedaagde sub 1] c.s. betogen gemotiveerd dat Biz-Niz het bewijs niet heeft geleverd. Volgens Biz-Niz hebben [gedaagde sub 1] c.s. na de enquête nieuwe feiten en argumenten gesteld en gebruikt. Zij meent dat de rechtbank die buiten beschouwing moet laten of aan haar de kans moet geven erop te reageren.
2.10.
De rechtbank zal voor elke bouwpartner die in de bewijsopdracht wordt genoemd afzonderlijk beoordelen of het bewijs is geleverd. De nieuwe feiten en argumenten worden daarbij niet betrokken.
bouwpartner [betrokkene 1] (stukadoor)
2.11.
Op grond van de verklaring daarover van [betrokkene 1] is naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast komen te staan dat [betrokkene 1] het door hem geoffreerde bedrag op instigatie van [gedaagde sub 1] heeft verhoogd, de verhoogde factuur bij Biz-Niz (via Virtus PR) in rekening heeft gebracht en de verhoging op facturatie van Virtus A&I aan haar heeft doorbetaald. Dat oordeel wordt niet anders doordat uit de verklaring van [betrokkene 1] niet duidelijk wordt hoe de afspraak over de verhoging precies luidde, in het bijzonder of de verhoging is begrepen in het (verlaagde) offertebedrag van € 31.011,00, of dat bedrag is verhoogd met € 7.864,00 aan tekengeld, of allebei.
2.12.
Virtus A&I stelt dat de facturen die zij aan [betrokkene 1] heeft gestuurd voor een deel zien op werkzaamheden die zij heeft verricht voorafgaande aan het opvragen van offertes en die hebben geresulteerd in een ‘stucrapportage’ waarvan de gereviseerde versie dateert van 27 augustus 2012 (productie 35 bij antwoordakte na tussenvonnis). Voor het overige zien deze facturen volgens Virtus A&I op werkzaamheden in de uitvoeringsfase. Zie heeft in het kader van de contra-enquête als productie 49 een chronologisch overzicht overgelegd van de urenadministratie van haar medewerkers, zowel van de ontwerpfase op basis van de ontwerpopdracht als van de uitvoeringsfase, waarbij onder meer is aangegeven voor welke bouwpartners de werkzaamheden zijn verricht.
2.13.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het niet voor de hand dat werkzaamheden die zijn verricht met het oog op een op te vragen offerte in rekening worden gebracht bij de partij die de offerte uitbrengt en aan wie vervolgens de opdracht wordt verstrekt. Dat wordt ook niet op de facturen vermeld. Deze bevatten immers slechts omschrijvingen als: ‘Zoals besproken 03-10-2012’ en: ‘Tekenwerk volgens afspraak’, met vermelding van een nummer van een factuur van [betrokkene 1] aan Virtus PR (productie 66 bij akte na tussenvonnis). Ook staat het niet in de opdrachtverlening van Virtus A&I aan [betrokkene 1] van 14 september 2012. Als de verwijzing op die opdrachtverlening naar het tekenwerk voor € 7.864,00 en de verwijzingen op de facturen naar tekenwerk en de afspraak van 3 oktober 2012 moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de stucrapportage, dan valt niet in te zien hoe op de opdrachtbevestiging van 14 september 2012 reeds een afspraak van 3 oktober 2012 kan zijn vermeld. [betrokkene 1] heeft ook als getuige niet verklaard dat hij ermee heeft ingestemd dat de kosten in verband met de stucrapportage bij hem in rekening zouden worden gebracht. Aldus oordeelt de rechtbank dat werkzaamheden die hebben geleid tot de stucrapportage niet kunnen worden beschouwd als een reële tegenprestatie waarvoor Virtus A&I aan [betrokkene 1] heeft kunnen factureren.
2.14.
De rechtbank stelt voorts vast dat de naam van bouwpartner [betrokkene 1] op het als productie 49 overgelegde chronologische overzicht vijf keer voorkomt, namelijk twee keer bij de datum 3 oktober 2012 en verder bij de data 4 oktober 2012, 5 november 2012 en 22 november 2012. Op 3 en 4 oktober worden respectievelijk 1 en 1½ uur tekenwerk tegen een uurtarief van € 56,72 verantwoord. Op 5 november worden twee uren verantwoord tegen een uurtarief van € 0,00. Op 3 oktober en 22 november worden zonder vermelding van uren of tarieven de tekeningen ‘Details stuc’ en ‘Smet plan’ vermeld. Dat Virtus A&I reële werkzaamheden voor [betrokkene 1] heeft verricht voor de zes facturen die zij haar heeft gestuurd voor in totaal € 10.112,62 inclusief btw, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in dit overzicht.
2.15.
Het bewijsaanbod dat Virtus A&I nog heeft gedaan (antwoordconclusie na enquête onder 13) wordt gepasseerd, omdat het op de weg van Virtus A&I had gelegen dat bewijs direct te leveren in het kader van de contra-enquête.
2.16.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank het bewijs geleverd dat tegenover de facturen van Virtus A&I geen reële werkzaamheden van Virtus A&I stonden, althans geen reële werkzaamheden voor [betrokkene 1] .
2.17.
De conclusie is dat Biz-Niz het opgedragen bewijs heeft geleverd voor zover het ziet op de bouwpartner [betrokkene 1] .
2.18.
Biz-Niz houdt na het getuigenverhoor (‘vooralsnog’) vast aan haar vordering tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 38.459,36 in totaal (zie de conclusie na getuigenverhoor onder 27), waarvan € 13.164,93 ten aanzien van de Stukadoor [betrokkene 1] (zie het tussenvonnis van 20 januari 2016 onder 2.1). Echter, aangezien uit de verklaring van [betrokkene 1] niet kan worden afgeleid wat hij precies met [gedaagde sub 1] heeft afgesproken en ook overigens gegevens daarover ontbreken, zal de rechtbank de schade die Biz-Niz als gevolg van deze facturatie heeft geleden op de voet van artikel 6:97 BW schatten en wel op een bedrag van € 6.987,75. Dat is het totaal van de drie door [betrokkene 1] aan Virtus A&I betaalde facturen van 13 en 14 november 2012 van elk € 2.117,50 (zie productie 66 bij akte na tussenvonnis en productie 40 bij antwoordakte na tussenvonnis) vermeerderd met 10% honorarium over het verhoogde bedrag (artikel 7.1 van de overeenkomst van 22 januari 2012).
2.19.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn Virtus A&I en [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk voor deze door Biz-Niz geleden schade. Het is immers Virtus A&I die aanspraak heeft gemaakt op betaling van facturen zonder dat daar een reële tegenprestatie tegenover stond, terwijl aan [gedaagde sub 1] als bestuurder van Virtus A&I hiervan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt omdat de constructie door hem persoonlijk is opgezet. Fortuna speelt hierin geen rol, zodat de vordering wordt afgewezen voor zover deze is ingesteld tegen haar.
bouwpartner [bedrijf 3] Elektro
2.20.
Uit de verklaring van [bedrijfsleider bij bedrijf 3] blijkt niet dat [bedrijf 3] Elektro het geoffreerde bedrag heeft opgeplust. [bedrijfsleider bij bedrijf 3] verklaart immers niet dat [gedaagde sub 1] verlangde dat [bedrijf 3] Elektro het geoffreerde bedrag zou verhogen, maar integendeel dat [bedrijf 3] Elektro een korting zou verlenen met het oog op werkzaamheden van Virtus A&I ten behoeve van [bedrijf 3] Elektro. Voor zover Biz-Niz op basis van de verklaring van [bedrijfsleider bij bedrijf 3] zou willen betogen dat de korting die [gedaagde sub 1] van [bedrijf 3] Elektro heeft bedongen ten goede had moeten komen aan Biz-Niz, wordt zij daarin niet gevolgd. [bedrijfsleider bij bedrijf 3] bevestigt immers dat Virtus A&I daadwerkelijk werkzaamheden voor [bedrijf 3] Elektro heeft verricht die uit die korting zijn betaald, al verschilden [bedrijf 3] Elektro en Virtus A&I volgens hem van mening over de hoogte van het daarvoor door Virtus A&I in rekening te brengen bedrag (dan wel de door [bedrijf 3] Elektro te verlenen korting). Voor zover Biz-Niz zou willen betogen dat de door [bedrijfsleider bij bedrijf 3] genoemde werkzaamheden vielen onder de overeenkomst tussen Biz-Niz en Virtus A&I en dus al door haar waren betaald op grond van die overeenkomst, wordt zij daarin evenmin gevolgd. Dat standpunt is immers reeds beoordeeld in het tussenvonnis van 22 juli 2015 (3.6 – 3.9), waarbij Biz-Niz in de gelegenheid is gesteld het nader toe te lichten. Zij heeft dat echter niet gedaan, maar in plaats daarvan betoogd dat het haar niet alleen gaat om dubbel in rekening gebrachte tekeningen maar vooral om betalingen waartegenover Virtus A&I geen werkzaamheden heeft verricht. Dat laatste heeft zij vervolgens mogen bewijzen. [bedrijfsleider bij bedrijf 3] verklaart nu in het kader van die bewijsopdracht dat er wel werkzaamheden hebben gestaan tegenover de facturen van Virtus A&I aan [bedrijf 3] Elektro. De conclusie is dat Biz-Niz niet is geslaagd in de bewijsopdracht voor zover die ziet op de bouwpartner [bedrijf 3] Elektro.
bouwpartner [bedrijf 2] (installateur)
2.21.
Uit de verklaring van [bedrijf 2] zou kunnen worden afgeleid dat hij zijn facturen heeft ‘opgeplust’. In verband met de werkzaamheden die tegenover de facturen van Virtus A&I aan [bedrijf 2] stonden, verklaart [bedrijf 2] voorts dat het tekenwerk achteraf bezien ‘maar weinig’ was en dat aanpassingen en detailtekeningen, bijvoorbeeld aanzichttekeningen van toiletgroepen ‘niet zo veel om het lijf’ hadden. Daar staat echter tegenover dat [bedrijf 2] op 21 april 2013 schriftelijk heeft verklaard dat Virtus A&I tekeningen zou verzorgen waaronder tekeningen ten behoeve van de aanleg van de installatie en de revisietekeningen als de klus geklaard zou zijn en dat hij ( [bedrijf 2] ) die tekeningen zelf niet kon maken (productie 37 bij conclusie van antwoord in reconventie). De rechtbank stelt bovendien vast dat de naam van bouwpartner [bedrijf 2] op het door Virtus A&I als productie 49 overgelegde chronologische overzicht van haar werkzaamheden zeer regelmatig voorkomt (81 keer). Aldus is niet in voldoende mate vast komen te staan dat Virtus A&I voor haar facturen aan [bedrijf 2] geen reële werkzaamheden heeft verricht. Voor zover Biz-Niz zou willen betogen dat deze werkzaamheden vielen onder de overeenkomst tussen Biz-Niz en Virtus A&I en dus al door haar waren betaald op grond van die overeenkomst, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover hiervoor heeft overwogen in verband met de bouwpartner [bedrijf 3] Elektro. De conclusie is dat Biz-Niz niet is geslaagd in de bewijsopdracht voor zover die ziet op de bouwpartner [bedrijf 2] .
bouwpartners [betrokkene 4] en [betrokkene 3] (timmerlieden)
2.22.
Uit de verklaringen van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] blijkt niet dat zij hun facturen hebben opgeplust. [betrokkene 4] verklaart immers dat hij steeds minder is gaan declareren, van € 33,00 per uur via € 31,00 per uur tot € 29,50 per uur, terwijl ook [betrokkene 3] verklaart dat hij met [secretaresse] , de secretaresse van [gedaagde sub 1] , heeft gesproken over verlaging van zijn tarief. [betrokkene 4] en [betrokkene 3] verklaren wel allebei dat zij facturen hebben ontvangen van Virtus A&I. Volgens hun verklaringen stonden daar echter werkzaamheden van Virtus A&I tegenover, in het bijzonder tekeningen die zij zelf niet konden maken en aanwijzingen van [gedaagde sub 1] op het werk. Voor zover Biz-Niz zou willen betogen dat de kortingen die [gedaagde sub 1] van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] heeft bedongen ten onrechte niet aan haar maar aan Virtus A&I ten goede zijn gekomen, wordt zij daarin niet gevolgd. Aangenomen dat de kortingen zijn aangewend voor betaling van de facturen van Virtus A&I, zijn daarvoor immers werkzaamheden verricht. Voor zover Biz-Niz zou willen betogen dat de door [betrokkene 4] en [betrokkene 3] genoemde werkzaamheden vielen onder de overeenkomst tussen Biz-Niz en Virtus A&I en dus al door haar waren betaald op grond van die overeenkomst, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover hiervoor heeft overwogen in verband met de bouwpartner [bedrijf 3] Elektro. De conclusie is dat Biz-Niz niet is geslaagd in de bewijsopdracht voor zover die ziet op de bouwpartners [betrokkene 4] en [betrokkene 3] .
conclusie ten aanzien van tekengelden
2.23.
De conclusie is dat Virtus A&I en [gedaagde sub 1] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling aan Biz-Niz van € 6.987,75 in verband met tekengelden. De wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd. Voor het overige zal de vordering die ziet op tekengelden worden afgewezen.
beslagkosten
2.24.
Biz-Niz vordert vergoeding van beslagkosten. Een dergelijke vordering is toewijsbaar, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was (artikel 706 Rv). Omdat de vorderingen van Biz-Niz ten opzichte van Fortuna worden afgewezen, wordt geoordeeld dat het beslag ten laste van Fortuna onnodig was, zodat de vordering tot vergoeding van kosten voor beslag ten laste van Fortuna ook wordt afgewezen. Voor zover de vordering is ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en Virtus A&I wordt deze voor een deel toegewezen. Het beslag dat Biz-Niz ten laste van hen heeft gelegd, is dan ook niet onnodig gelegd. Het op 16 september 2014 onder Fortuna gelegde derdenbeslag is nietig (tussenvonnis 20 januari 2016 rechtsoverweging 2.8). De kosten van dat exploot komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. De overige beslagen zijn niet nietig of onrechtmatig. De vordering tot vergoeding van de daarmee verband houdende kosten is daarom toewijsbaar. Dit zijn de kosten van dertien exploten van 16 september 2014, twee van 18 september 2014, een van 23 september 2014, een van 25 september 2014 (zie productie 12 bij akte rectificatie producties bij dagvaarding) en vijf van 22 oktober 2014 (zie productie 73 bij akte na tussenvonnis). De kosten van deze 22 exploten bedragen in totaal € 3.001,69, dat is € 2.651,49 voor de zeventien exploten van voor de dagvaarding en € 350,20 voor de vijf exploten van na de dagvaarding. Het bedrag van € 3.001,69 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.651,49 vanaf de dag van dagvaarding en over € 350,20 vanaf 22 oktober 2014 (de datum van het uitbrengen van de vijf exploten).
de overige vorderingen
2.25.
In het tussenvonnis van 20 januari 2016 heeft de rechtbank overwogen dat Virtus A&I bij eindvonnis zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan Biz-Niz van in totaal € 14.431,11. Hetgeen [gedaagde sub 1] c.s. aanvoeren, geeft de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op deze bindende eindbeslissing. Van de overige deelvorderingen waaruit het aanvankelijk gevorderde bedrag van € 348.712,62 althans het later gevorderde bedrag van € 237.113,79 is opgebouwd, is in het tussenvonnis van 22 juli 2015 overwogen dat deze zullen worden afgewezen.
2.26.
Zoals hierna in reconventie te overwegen, slaagt het beroep van Biz-Niz op verrekening van haar verbintenis tot betaling van facturen van Virtus A&I met haar vordering tot schadevergoeding op Virtus A&I en [gedaagde sub 1] . Dat betekent dat de vordering zoals die op grond van het voorgaande zal worden toegewezen teniet gaat tot het bedrag van die facturen.
2.27.
De rechtbank heeft in dit vonnis en de voorgaande vonnissen de vorderingen van Biz-Niz beoordeeld en vastgesteld wie gehouden is tot betaling aan haar en tot welke bedragen. Bij een afzonderlijke verklaring voor recht over aansprakelijkheid heeft Biz-Niz daarom geen belang. Die verklaring zal dus niet worden gegeven.
2.28.
Biz-Niz vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Zij heeft daarbij geen concreet bedrag genoemd en de vordering ook overigens niet toegelicht, afgezien van de stelling dat zij twee aanmaningen heeft gestuurd. De vordering wordt daarom afgewezen.
proceskosten
2.29.
Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd, met dien verstande dat voor de beslagkosten geldt hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.24.
in reconventie
2.30.
In het tussenvonnis van 22 juli 2015 is als volgt geoordeeld. De gevorderde verklaring voor recht wordt niet gegeven bij gebrek aan belang. Biz-Niz heeft inbreuk gemaakt op auteursrechten van Virtus A&I en [gedaagde sub 1] en dient als vergoeding van daardoor geleden immateriële schade € 500,00 aan hen te betalen alsmede € 2.565,20 als vergoeding van werkelijke proceskosten. Voorts is geoordeeld dat de facturen met nummers 2012111 en 2013008 van in totaal € 14.002,07 onverkort verschuldigd zijn.
2.31.
Het bedrag van € 500,00 zal worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd. Het bedrag van € 2.565,20 zal worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2013, dat is twee weken na de sommatie van 10 oktober 2013 (productie 27 bij eis in reconventie).
2.32.
Biz-Niz doet een beroep op verrekening van haar schuld ter zake van de openstaande facturen met haar vordering uit schadevergoeding (conclusie van antwoord in reconventie onder 22). Het oordeel daarover is aangehouden (tussenvonnis 22 juli 2015, rechtsoverweging 4.17). Thans wordt geoordeeld als volgt. De prestatie die Biz-Niz van Virtus A&I te vorderen heeft, te weten vergoeding van schade tot een bedrag van in totaal € 21.418,86, beantwoordt aan haar schuld aan Virtus A&I. Biz-Niz is bevoegd tot het betalen van de vordering van Virtus A&I en tot het afdwingen van de betaling van de vordering tot schadevergoeding. Het beroep op verrekening slaagt daarom (artikel 6:127 BW). Bij gebreke van stellingen daarover oordeelt de rechtbank dat deze verrekening werkt vanaf 14 oktober 2014, dat is de dag van dagvaarding (artikel 6:129 BW). Aangezien het bedrag van de schade die Virtus A&I aan Biz-Niz moet vergoeden groter is dan het bedrag van de facturen die Virtus A&I van Biz-Niz heeft te vorderen, resteert er uit hoofde van de facturen van Virtus A&I geen vordering van haar op Biz-Niz. De vordering tot betaling van de facturen wordt daarom afgewezen.
2.33.
[gedaagde sub 1] c.s. vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Op het verweer van Biz-Niz dat zij niet is aangemaand ter zake van hetgeen in deze procedure wordt gevorderd, hebben zij niet meer gereageerd. Dat verweer slaagt daarom. De conclusie is dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen.
2.34.
[gedaagde sub 1] c.s. vorderen dat de rechtbank Biz-Niz veroordeelt alle ten laste van hen gelegde beslagen op te heffen op straffe van een dwangsom, dan wel dat de rechtbank deze beslagen zelf opheft. Ter zake van de beslagen ten laste van [gedaagde sub 1] en Virtus A&I is deze vordering reeds niet toewijsbaar omdat Biz-Niz per saldo een vordering op hen heeft. Daar komt bij dat [gedaagde sub 1] c.s. onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld wat hun belang bij opheffing van de beslagen is om dat te kunnen afwegen tegen het belang van Biz-Niz bij handhaving van de beslagen (Hoge Raad 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559). Deze vordering zal daarom worden afgewezen. Dat geldt daarom ook voor de vordering om Biz-Niz te veroordelen opgeheven beslagen opgeheven te houden en geen nieuwe beslagen te leggen, alsmede voor de vorderingen tot schadevergoeding ter zake de gelegde beslagen.
2.35.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.
2.36.
Voor een veroordeling tot vergoeding van nakosten is geen plaats, omdat [gedaagde sub 1] c.s. geen volledige vergoeding van proceskosten krijgen.
2.37.
Biz-Niz maakt er bezwaar tegen dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard in het geval dat zij zou worden veroordeeld tot betaling. Subsidiair verlangt zij dat zij in dat geval slechts tot betaling wordt veroordeeld tegen zekerheidstelling. Daartoe betoogt zij dat [gedaagde sub 1] c.s. in betalingsproblemen verkeren waardoor zij (Biz-Niz) bij betaling een restitutierisico loopt. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren of zekerheidstelling als voorwaarde op te nemen, te minder gezien de omvang van de te betalen bedragen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Virtus A&I en [gedaagde sub 1] hoofdelijk, zo dat als de een betaalt ook de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan Biz-Niz van € 6.987,75 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt Virtus A&I tot terugbetaling aan Biz-Niz van in totaal € 14.431,11 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt Virtus A&I en [gedaagde sub 1] hoofdelijk, zo dat als de een betaalt ook de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan Biz-Niz van € 3.001,69 als vergoeding van beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.651,49 vanaf 14 oktober 2014 dagvaarding en over € 350,20 vanaf 22 oktober 2014, steeds tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4.
verstaat dat de vorderingen van Biz-Niz die corresponderen met de hiervoor genoemde veroordelingen van Virtus A&I door verrekening zijn tenietgegaan tot een bedrag van € 14.002,07 per 14 oktober 2014,
3.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
compenseert de proceskosten (afgezien van de beslagkosten) zo dat beide partijen de eigen proceskosten dragen,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
veroordeelt Biz-Niz tot betaling aan Virtus A&I en [gedaagde sub 1] van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.9.
veroordeelt Biz-Niz tot betaling aan Virtus A&I en [gedaagde sub 1] van € 2.565,20 als vergoeding van werkelijke proceskosten in verband met het auteursrecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening,
3.10.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
compenseert de proceskosten voor zover die zien op het geschil betreffende de facturen, de kosten en de beslagen zo dat beide partijen de eigen proceskosten dragen,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. G.J. Meijer en mr. V.F.R. Woeltjes en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.