ECLI:NL:RBGEL:2017:1262

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
281095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige watermeterpuntstukken door Duitse producent en Nederlandse leverancier

In deze zaak vordert de stichting Waternet schadevergoeding van de Duitse producent en de Nederlandse leverancier van gebrekkige watermeterpuntstukken. Waternet heeft sinds 2007 te maken met lekkages door gescheurde puntstukken, die zijn veroorzaakt door spanningscorrosie. De rechtbank oordeelt dat de puntstukken gebrekkig zijn en dat zowel de producent als de leverancier aansprakelijk zijn voor de geleden schade. Waternet heeft de noodzaak van een grootschalige vervangingsoperatie onderbouwd, waarbij de kosten tot nu toe oplopen tot meer dan 6 miljoen euro. De rechtbank verwerpt de verweren van de gedaagden, waaronder het beroep op verjaring en het ontbreken van causaal verband. De rechtbank stelt vast dat Waternet tijdig heeft geklaagd en dat de vorderingen niet zijn verjaard. De zaak wordt aangehouden voor nadere onderbouwing van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/281095 / HA ZA 15-192
Vonnis van 22 februari 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING WATERNET,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
,
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.C.J. Coumou te Apeldoorn,
2. de commanditaire vennootschap naar Duits recht
[gedaagde]
,
gedaagde,
advocaat mr. E.M.A. Tromp te Venlo.
Eiseres zal hierna Waternet genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagde] genoemd worden, dan wel ieder afzonderlijk respectievelijk [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 juli 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 december 2016.
1.2.
Met partijen is bij het plannen van de comparitie na antwoord afgesproken dat deze niet zou plaatsvinden in de vrijwaringsprocedure (C/05/299671 / HA ZA 16/140) en dat dit vonnis ook niet wordt gewezen in de vrijwaringsprocedure. Het betekent dus dat de vrijwaringsprocedure nog wacht op de comparitie na antwoord.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Waternet zorgt namens de gemeente Amsterdam voor drinkwater. Zij zuivert afvalwater, maakt drinkwater en houdt het oppervlaktewater op peil en schoon. Dit doet Waternet in opdracht van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Amsterdam. In het kader van haar werkzaamheden levert Waternet 24 uur per dag drinkwater bij alle huishoudens in de gemeente Amsterdam en omstreken.
2.2.
[gedaagde] Duitsland is een producent van water- en gasleidingonderdelen. Zij produceert en levert (al dan niet via [gedaagde] Holland) producten aan diverse waterbedrijven in Nederland en Duitsland, waaronder Waternet.
2.3.
[gedaagde] Holland houdt zich bezig met de ontwikkeling en levering van een compleet assortiment aan geïntegreerde watermeter aansluitunits (hierna: GWA’s) en gasaansluitingen. Zij is de exclusieve vertegenwoordiger van [gedaagde] Duitsland in Nederland en België.
2.4.
In 1999 is Waternet gestart met de projectmatige bemetering van de leveringspunten van drinkwater aan huishoudens in Amsterdam. Dat houdt in dat het waterverbruik per leveringspunt gemeten wordt, waardoor de bemetering van het ‘watergeld’ (de vergoeding voor het waterverbruik aan Waternet) aan de afgenomen hoeveelheid water kan worden gerelateerd. Bemetering vindt plaats door middel van een GWA. Een GWA wordt in een huishouden geplaatst bij de overgang tussen de aansluit/dienstleiding en de binnenleiding, of in de binneninstallaties (bij flats) en bestaat onder andere uit een watermeterbeugel en puntstukken. De puntstukken verbinden de watermeter met enerzijds de aansluit/dienstleiding en anderzijds de binnenleiding door middel van wartels. De puntstukken maken het mogelijk de watermeter te vervangen zonder dat de hele GWA hoeft te worden vervangen.
2.5.
Vanaf de start van de projectmatige bemetering in 1999 heeft Waternet GWA’s met puntstukken gekocht bij [gedaagde] Holland. Een GWA ziet er onder meer als volgt uit:
2.6.
Een puntstuk ziet er als volgt uit:
2.7.
Er zijn verschillende typen [gedaagde] -watermeterbeugels met puntstukken, te weten Qn1.5, Qn2.5 en Qn3.5. Qn staat voor de doorstroomcapaciteit van het water, het nominaal debiet. Het geeft een indicatie welk volume (kubieke meter water) maximaal door de leiding kan stromen. Beugel Qn1.5 laat een kleinere hoeveelheid water door dan Qn3.5.
2.8.
Vanaf 2007 is Waternet geconfronteerd met een sterke toename van meldingen van lekkage in de GWA, met wateroverlast en schade als gevolg. De storingsdienst van Waternet heeft geconstateerd dat de lekkages zijn veroorzaakt door gescheurde puntstukken van type Qn1.5 en Qn3.5 in de van [gedaagde] afkomstige watermeterbeugels. Zij heeft de lekkages steeds verholpen door de gescheurde puntstukken te vervangen. De waterschade als gevolg van de lekkage is onder andere vergoed door de aansprakelijkheidsverzekeraar van Waternet, VGA Verzekeringen.
2.9.
Waternet heeft de lekkages als gevolg van gescheurde puntstukken begin 2007 aan [gedaagde] Holland gemeld. Bij de stukken bevindt zich een e-mail van 8 maart 2007 van de heer [betrokkene namens gedaagde] van [gedaagde] Holland aan [gedaagde] Duitsland. Hierin schrijft hij onder meer:
Wir haben eine Reklamation von Waternet Amsterdam.
Der Störungsdienst von Waternet hat bis jetzt ungefähr 20 Stück Eingangsverschraubungen auswechseln müssen wegen Lekkage. Es gibt Rissen in das Material und beim demontieren von den Kugelhähnen bricht das messing einfach ab. Wir werden euch enige Teilen zuschicken.
Bitte schnellstens eine reaktion.
2.10.
Voorts bevindt zich bij de stukken een e-mail van 18 mei 2007 van mevrouw [betrokkene namens gedaagde] van [gedaagde] Duitsland aan [gedaagde] Holland. Hierin schrijft zij:
Als Anlage lassen wir Dir der Untersuchungsbericht der Fa. Otto Fuchs (neutraler Prüfer) zukommen.
2.11.
Eveneens bij de stukken bevindt zich een e-mail van 27 juli 2007 van de heer
[betrokkene namens gedaagde] van [gedaagde] Holland aan de heer [betrokkene namens eiseres] van Waternet. Hierin schrijft hij onder meer:
Hieronder heb ik het rapport bijgevoegd van de messing fabrikant die de koppelingen onderzocht heeft die ik vorige keer van jullie meegekregen heb.
Dit is een onafhankelijk onderzoek geweest (dus niet van de leverancier van het messing voor de betreffende onderdelen).
2.12.
Bij de stukken bevindt zich verder een rapport van RIO getiteld “Untersuchungen im Rahmen der Ursachenermittlung für einen Korrosionsschaden an einer Anschlussverschraubung” van 16 april 2009. Onderzocht is “
1 St. Messingarmatur aus einem Schadenfall”van het type CW602N. In het rapport (hierna: het eerste rapport) wordt onder meer het volgende geconcludeerd:
Der untersuchte Schadensfall ist zurückzuführen auf eine selektive Korrosion der Korngrenzen auf der Innenwand der Anschlussverschraubung. Die selektiv aufgelösten Korngrenzen konnten als Anrisse fungieren, aus denen ein im weiteren Verlauf transkristalliner Riss oder Bruch entstehen konnte. Eine für das Risswachstum günstige Spannungssituation lag dabei vor allem im Bereich der Gewindetäler des Auβengewindes vor. Dort kann auf Grund des verringerten Wandquerschnitts und der Kerbwirkung im Gewindegrund eine Spannungsüberhöhung der durch die Verschraubung aufgebrachten Zugspannung entstehen.
Der eingesetzte Werkstoff CW602N wird grundsätzlich als entzinkungsbeständig eingestuft. Unter bestimmten Bedingungen können entzinkungsbeständige Messinglegierungen jedoch dennoch korrosiv durch Entzinkung angegriffen werden. (…)
Die in den Korrosionsprodukten nachgewiesenen Mengen an Chlorverbindungen deuten darauf hin, dass im vorliegenden Schadensfall unter Umständen für den Werkstoff ungünstige Korrosionsbedingungen vorlagen.
2.13.
Op 10 december 2009 hebben de heren [betrokkene A] , [betrokkene namens eiseres] en [betrokkene 2] van Waternet, alsmede een medewerker van Kiwa Nederland B.V. (hierna: Kiwa) en [gedaagde] Holland een bespreking bij [gedaagde] Duitsland bijgewoond. Naar aanleiding van deze bespreking heeft onderzoeksbureau RIO GmbH (hierna: RIO) opdracht gekregen een aantal door Waternet ter beschikking gestelde puntstukken te onderzoeken om vast te stellen wat de oorzaak was van de lekkages. In het daarop gevolgde rapport “Prüfungen im Rahmen der Schadensermittlung an Wasserzähleranschlussgarnituren aus dem Hauptnetz der Waternet-Amsterdam” van 31 maart 2010 (hierna: het tweede rapport) is onder meer het volgende opgenomen:
Die Zusammensetzungen der geprüften bleihaltigen Messingproben unterscheiden sich deutlich von der Zusammensetzung bleifreier Sondermessingformen wie Cuphin. Im Bleifreien Sondermessing ist ein Siliziumanteil von 3 Masseprozent enthalten, welcher nicht nur als Spanbrecher bei der Verarbeitung fungiert, sondern auch für eine wesentlich verbesserte Beständigkeit gegen Spannungsrisskorrosion sorgt.
2.14.
Op 15 december 2010 heeft Waternet [gedaagde] Holland per brief bericht dat zij [gedaagde] Holland aansprakelijk houdt voor de door Waternet geleden en nog te lijden schade als gevolg van de door [gedaagde] geleverde gebrekkige puntstukken.
2.15.
Tijdens een bijeenkomst op 21 september 2012 tussen Waternet, [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hebben partijen gesproken over de schade, de oorzaak daarvan en de bereidheid van [gedaagde] om Waternet de geleden schade te vergoeden. Deze bijeenkomst heeft niet tot een voor Waternet bevredigend resultaat geleid. [gedaagde] heeft zich bereid verklaard gescheurde puntstukken te vervangen, maar wil niet meewerken aan preventieve vervanging van de puntstukken.
2.16.
Omdat ook waterbedrijf Vitens is geconfronteerd met lekkages als gevolg van scheurende [gedaagde] puntstukken heeft Waternet in 2012 samen met Vitens KWR Watercycle Research Institute B.V. (hierna: KWR) ingeschakeld om nader onderzoek te doen naar de oorzaak van de schade. KWR heeft bij haar onderzoek Kiwa en Exova B.V. (hierna: Exova) ingeschakeld op deelgebieden. In november 2012 is het KWR-rapport “Onderzoek faalmechanisme messing koppelingen in watermeterbeugels” uitgekomen. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Op basis van het uitgevoerde onderzoek worden de volgende conclusies geformuleerd voor de oorzaak van het falen van de koppelingen en het maken van een risicoanalyse:
  • De breuken zijn allemaal aangetroffen in dunwandige koppelingen van het messingtype CW602N;
  • Het toegepaste materiaal CW602N in de onderzochte dunwandige koppelingen vertoont transkristallijne aantasting als gevolg van spanningscorrosie;
  • De aantasting van het materiaal CW602N is niet specifiek aan een watersamenstelling gebonden;
  • De koppelingen van het materiaal CW602N vertonen geen ontzinking;
  • De koppelingen van het materiaal CW614N vertonen in beperkte mate ontzinking;
  • De spanningen in de koppeling in de toegepaste constructie zijn lager in het (nagegloeide) materiaal CW602N dan in het materiaal CW614N in een gelijke constructie en bij een gelijk aandraaikoppel;
  • De dikwandige koppelingen van het materiaal CW602N zijn op den duur (15-20 jaar) verdacht van spanningscorrosie (…).
Het materiaal voldoet niet aan de eisen voor corrosievastheid gesteld in BRL-K645/02.
2.17.
Bij afzonderlijke brieven van 29 oktober 2012 heeft Waternet [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland geïnformeerd dat alle door [gedaagde] tussen 2003 en 2009 geleverde puntstukken moeten worden vervangen, omdat de lekkageproblemen door de gebrekkige puntstukken zijn veroorzaakt. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld aan de verplichtingen jegens Waternet te voldoen. Ook heeft Waternet [gedaagde] verzocht en gesommeerd om vervangende puntstukken te leveren en te assembleren.
2.18.
Omdat een inhoudelijke reactie uitbleef, heeft Waternet [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland bij brief van 11 december 2012 gewezen op het uitblijven van een bevredigende reactie, zodat zij zich vrij achtte om de vervanging van de puntstukken aan te besteden en de daaraan verbonden kosten op hen te verhalen.
2.19.
Om verlies en schade te beperken, heeft Waternet eind 2012 besloten tot de vervanging van alle 80.000 puntstukken van [gedaagde] uit de kritische periode in huishoudens in Amsterdam. Hiervoor moesten ongeveer 160.000 adressen worden bezocht om circa 80.000 puntstukken te vervangen. Tot en met week 31 van 2014 zijn de puntstukken in 29.806 huishoudens vervangen. Waternet heeft circa 87.448 huishoudens bezocht. De planning was om het project medio 2015 gereed te hebben.
2.20.
Bij brieven van 19 december 2012 en 8 februari 2013 heeft de advocaat van [gedaagde] Duitsland het standpunt van [gedaagde] Duitsland ten aanzien van de aansprakelijkheid uiteengezet. Hij heeft verzocht om aanvullende documenten en informatie over het KWR-rapport. Ook heeft hij aangegeven dat [gedaagde] Duitsland zonder erkenning van aansprakelijkheid bereid is om vervangende puntstukken te leveren. Waternet heeft dit aanbod niet aanvaard.
2.21.
Bij brief van 2 augustus 2013 heeft Waternet [gedaagde] nogmaals aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Daarop heeft [gedaagde] Duitsland enkele rapporten uit Duitse procedures over [gedaagde] -puntstukken in Duitsland aan Waternet gestuurd en aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.22.
Op 19 december 2013 hebben Waternet, [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland in een gesprek bezien of het mogelijk was een regeling te treffen. Dit heeft tot niets geleid.
2.23.
Bij de stukken bevindt zich een onderzoeksrapport van het Fraunhofer Institut Werkstoffmechanik van 29 maart 2007. Dit Institut heeft in opdracht van [gedaagde] Duitsland een onderzoeksrapport opgesteld vanwege problemen in Hamburg met [gedaagde] -puntstukken. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
Bei einem groβen Teil der im Hamburg verbauten Wasserzähler-Verschraubungen aus Messing ist auf der wasserberührten Seite des Gewindestutzens Entzinkung aufgetreten, die in einigen Fällen mit Spannungsrisskorrosion in kleinsten Querschnitt einher geht.
Ein auslösendes Agens konnte nicht identifiziert werden. Es ist jedoch aus der Literatur bekannt, dass selbst in deionisiertem Wasser Spannungsrisskorrosion auftreten kann. (…)
Will man den Werkstoff Messing beibehalten, so bleibt als einzig wirksame Gegenmaβnahme eine drastische Reduzierung der Zugspannung im kritischen Querschnitt. Dies kann durch eine geänderte konstruktion erreicht werden.
Darüber hinaus ist dringend zu empfehlen, Al-freies Messing zu verwenden.
2.24.
Bij de stukken bevindt zich voorts een onderzoeksrapport van het Institut für Schadeverhütung und Schadenforshung van 25 juni 2008. Dit Institut heeft advies uitgebracht in verband met een ander schadegeval van watermeter-aansluitgarnituur van [gedaagde] . In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
In Hamburg häufen sich die Wasserschäden, die durch gebrochene Gewindestutzen in [gedaagde] -Wasserzähler-Anschlussgarnituren verursacht werden.
Mit den durchgeführten untersuchungen ist der Schädigungsmechanismus – Spannungsrisskorrosion und Entzinkung – bestätigt worden, der bereits im Vorgutachten beschrieben worden ist.
Die Untersuchungen haben weiterhin gezeigt, dass die Voraussetzungen für die Auslösung von Spannungsrisskorrosion in den Gewindestutzen durch zu geringe und ungleichmäβige Wandstärken bereits konstruktiv erfüllt waren.
Schadenursächlich ist dieser Produktfehler.
Installations- oder Materialfehler sind als schadenursache auszuschlieβen.

3.Het geschil

3.1.
Waternet vordert na wijziging van eis en na de onder 3.2 omschreven voorwaardelijke eisvermindering ten aanzien van [gedaagde] Holland dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
a. (i) [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
€ 6.192.707,99 (daadwerkelijk gemaakte kosten vervangingsproject tot heden), althans
€ 3.948.043,32 (daadwerkelijk gemaakte kosten vervangingsproject tot aan de datum
van dagvaarding), althans een door de rechtbank te betalen bedrag,
(ii) [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de door
Waternet nog te maken kosten in het kader van het vervangingsproject,
(iii) in alle gevallen te vermeerderen met de handelsrente (althans de wettelijke rente)
vanaf de dag waarop Waternet deze schade heeft geleden tot aan de dag der algehele
voldoening,
b. [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 77.700,00,
subsidiair
c. voor recht verklaart dat [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hoofdelijk aansprakelijk zijn
voor alle door Waternet geleden en nog te lijden schade als gevolg van de gebrekkige
puntstukken,
primair en subsidiair
d. [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze
procedure, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans
vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na dit vonnis, indien en voor zover
[gedaagde] Holland deze kosten niet voordien heeft voldaan,
e. [gedaagde] Holland veroordeelt in de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,00
zonder betekening en € 199,00 met betekening, laatstbedoeld bedrag te vermeerderen met
de wettelijke rente indien en voor zover [gedaagde] Holland dit niet binnen (de wettelijk
vereiste termijn van) twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte
termijn na betekening van dit vonnis heeft voldaan,
f. [gedaagde] Duitsland veroordeelt in de kosten gemaakt in verband met de
betekening/uitreiking van de dagvaarding in Duitsland, zoals onder 94 van de
dagvaarding omschreven, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14
dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na dit vonnis, indien
en voor zover [gedaagde] Duitsland deze kosten niet voordien heeft voldaan.
3.2.
De eisvermindering ten aanzien van [gedaagde] Holland is voorwaardelijk, namelijk voor zover de rechtbank het verweer van [gedaagde] Holland volgt dat Waternet [gedaagde] Holland niet voor de volledige schade kan aanspreken vanwege de ‘wisseling’ van rechtspersoon, en houdt in dat van [gedaagde] Holland betaling wordt gevorderd van de schade die Waternet heeft geleden en nog zal lijden door vanaf 20 november 2007 door [gedaagde] Holland aan Waternet geleverde producten als bedoeld in de dagvaarding.
3.3.
Waternet legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagde] Holland is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens Waternet. De geleverde watermeterbeugels met puntstukken beantwoorden niet aan de koopovereenkomst (artikel 7:17 BW), nu deze niet de eigenschappen bezitten die Waternet op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Waternet mocht verwachten dat de puntstukken de eigenschappen bezitten die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan de aanwezigheid niet door Waternet hoeft te worden betwijfeld, alsmede de eigenschappen die noodzakelijk zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is voorzien. Watermeterbeugels met puntstukken moeten doorgaans zestig jaar meegaan zonder lekkage. De door [gedaagde] geleverde watermeterbeugels met puntstukken zijn echter binnen enkele jaren na installatie gaan lekken. Uit onderzoek is gebleken dat die lekkage is veroorzaakt door gebrekkige puntstukken.
[gedaagde] Duitsland heeft onrechtmatig jegens Waternet gehandeld door gebrekkige puntstukken te vervaardigen en in het verkeer te brengen. De puntstukken zijn gebrekkig omdat ze binnen korte tijd na gebruik zijn gescheurd. De oorzaak van het scheuren is spanningscorrosie, die haar oorsprong vindt in de (te) dunne wand en het door [gedaagde] Duitsland gebruikte messingtype. Als gevolg daarvan waren de puntstukken ongeschikt voor het beoogde (normale) gebruik.
Volgens Waternet heeft zij als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde] Holland en het onrechtmatig handelen van [gedaagde] Duitsland schade geleden, onder andere omdat zij door een aanzienlijk aantal huishoudens aansprakelijk is gesteld voor door lekkende puntstukken veroorzaakte waterschade, waarvoor [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland hoofdelijk aansprakelijk zijn. De storingsdienst van Waternet heeft gemelde defecten met betrekking tot puntstukken en lekkages verholpen door de puntstukken te vervangen. De vervangingskosten na het optreden van waterlekkages zijn door Waternet voldaan en bedragen € 77.700,00. Dit betreft kosten in verband met storingen tot aan de start van het project vervanging puntstukken. Voorts is Waternet gedwongen alle 80.000 puntstukken van [gedaagde] uit de kritieke periode te vervangen om verdere schade te voorkomen. De kosten van dit vervangingsproject bedragen tot op heden € 6.192.707,991, althans tot aan de datum van dagvaarding € 3.948.043,32.
3.4.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

rechtsmacht

4.1.
De Nederlandse rechter komt ten aanzien van de vorderingen jegens [gedaagde] Holland rechtsmacht toe op grond van artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, hierna EEX-Vo (oud), omdat [gedaagde] Holland in Nederland is gevestigd.
4.2.
Ten aanzien van de vorderingen jegens [gedaagde] Duitsland komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe op grond van artikel 6 sub 1 EEX-Vo (oud), omdat tussen de twee vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, om te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Immers, voor de beoordeling van beide zaken staat centraal de vraag of de door [gedaagde] Duitsland geproduceerde en door [gedaagde] Holland geleverde puntstukken bij normaal gebruik voor het doel waarvoor die producten zijn bestemd, ondeugdelijk zijn en schade hebben veroorzaakt.
toepasselijk recht
4.3.
Met betrekking tot het toepasselijke recht in de rechtsverhouding tussen Waternet en [gedaagde] Duitsland overweegt de rechtbank als volgt. De EG-Verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome-II) heeft betrekking op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan op of na 11 januari 2009. In de onderhavige zaak moet worden aangenomen dat de schadeveroorzakende gebeurtenissen zich in ieder geval grotendeels voor deze datum hebben voorgedaan (zie 2. en 2.), zodat, anders dan [gedaagde] Duitsland betoogt, Rome-II niet geldt. Van toepassing is het op 1 september 1979 in Nederland in werking getreden Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op de aansprakelijkheid wegens produkten, ook het Haags productaansprakelijkheidsverdrag genoemd (hierna: het verdrag). Duitsland, waar [gedaagde] Duitsland is gevestigd, is geen partij bij het verdrag, maar op grond van artikel 11 van het verdrag is wederkerigheid niet vereist. Artikel 4 aanhef en onder a van het verdrag bepaalt dat de toepasselijke wet is de interne wet van de staat op wiens grondgebied het schade berokkenende feit zich heeft voorgedaan, indien die staat tevens is de staat van de gewone verblijfplaats van de persoon – ingevolge artikel 2 aanhef en sub c van het verdrag is dit zowel een rechtspersoon als een natuurlijk persoon – die rechtstreeks schade lijdt. Niet in geschil is dat de puntstukken in Nederland zijn gescheurd, terwijl bovendien geldt dat Waternet daar ook is gevestigd. Dit leidt tot de conclusie dat Nederlands recht van toepassing is in de rechtsverhouding tussen Waternet en [gedaagde] Duitsland.
toetsingskader
4.4.
Het in het verkeer brengen van een product dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het was bestemd, is onrechtmatig jegens de gebruikers van het product. Dit onrechtmatig handelen dient aan de producent, in dit geval [gedaagde] Duitsland, te kunnen worden toegerekend. Daarvan is sprake indien het onrechtmatig handelen te wijten is aan de schuld van de producent of aan een oorzaak die krachtens de wet of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Een fabrikant zal in het algemeen die maatregelen moeten treffen die van een zorgvuldig fabrikant kunnen worden gevergd teneinde te voorkomen dat het door hem in het verkeer gebrachte product schade veroorzaakt.
4.5.
Bij beantwoording van de vraag of [gedaagde] Holland jegens Waternet tekort is geschoten in haar verplichtingen door een gebrekkige zaak te leveren geldt als maatstaf dat ingevolge artikel 7:17 lid 1 BW de door de verkoper afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien, aldus artikel 7:17 lid 2 BW.
gebrekkige puntstukken?
4.6.
Aan de orde is allereerst de vraag of het product – het door [gedaagde] Duitsland geproduceerde en door [gedaagde] Holland geleverde puntstuk – gebrekkig is.
4.7.
Waternet beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt dat de puntstukken gebrekkig zijn omdat ze zijn gescheurd, waardoor waterlekkage is ontstaan. De oorzaak van het scheuren is spanningscorrosie. Spanningscorrosie vindt haar oorsprong volgens Waternet in de dunne wand en het door [gedaagde] Duitsland gebruikte messingtype. Als gevolg daarvan waren de puntstukken volgens Waternet ongeschikt voor het beoogde (normale) gebruik.
4.8.
[gedaagde] Duitsland betwist gebrekkige puntstukken te hebben geleverd. Volgens haar voldoen de wanddikte en de vorm van de puntstukken aan de regelen der techniek en kunnen zij niet worden aangemerkt als een gebrek. Voorts is het volgens haar niet duidelijk wat de oorzaak van de scheurtjes en spanningscorrosie nu precies is. De verschillende deskundigen noemen alle meerdere oorzaken en doen geen uitspraak over de precieze oorzaak. Omdat er andere oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan het optreden van spanningscorrosie staat het volgens [gedaagde] Duitsland geenszins vast dat spanningscorrosie het gevolg is van de samenstelling van het materiaal. Daarbij komt volgens [gedaagde] Duitsland dat spanningscorrosie slechts optreedt indien gelijktijdig aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan, te weten 1) gevoeligheid van het materiaal, 2) omgevingsfactoren die spanningscorrosie bevorderen en 3) trekspanning in het materiaal. Waternet vergroot enkel de eerste voorwaarde uit zonder onderbouwing waarom. Er moet volgens [gedaagde] Duitsland gelet op genoemde cumulatieve voorwaarden evenwel ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de watersamenstelling in het gebied van Waternet uitermate ongunstig is en dat dit de puntstukken dermate heeft beïnvloed dat schade is ontstaan die later door spanningscorrosie heeft geleid tot scheurtjes. Zo heeft de aanwezigheid en concentratie van ammoniak in het water tot gevolg dat het risico op spanningscorrosie wordt verhoogd. In dit verband wijst [gedaagde] Duitsland nog op het feit dat de klachten slechts in bepaalde geografisch overeenstemmende gebieden lijken te zijn opgetreden, te weten kustgebieden. Zowel in Amsterdam als in Hamburg zijn problemen geconstateerd, terwijl beide plaatsen zijn gelegen vlakbij de Noordzee en in een gebied waar veel water aanwezig is. [gedaagde] Duitsland stelt verder dat rekening moet worden gehouden met het feit dat iedere installateur die met messing werkt moet weten dat het te strak aandraaien van puntstukken kan leiden tot spanningscorrosie. Indien de installateurs van Waternet op dit gebied onvoldoende op de hoogte waren van de eigenschappen van messing en derhalve de puntstukken te strak hebben aangedraaid, is het waarschijnlijk dat de spanningscorrosie daardoor is opgetreden. [gedaagde] Duitsland mocht erop vertrouwen dat Waternet de GWA’s vakkundig liet monteren door een installateur met kennis van zaken. De wijze van montage en de toegebrachte trekspanning zijn dan ook factoren die niet zomaar onderbelicht kunnen blijven, aldus [gedaagde] Duitsland.
4.9.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat niet in geschil is dat er een probleem met de puntstukken is ontstaan en dat verschillende puntstukken scheurtjes vertonen.
4.10.
Uit de stellingen van partijen kan voorts worden afgeleid dat Waternet vanaf 2003 grootschalig GWA’s met puntstukken is gaan afnemen van [gedaagde] Duitsland. In diezelfde periode is [gedaagde] Duitsland de puntstukken gaan vervaardigen van arseen gelegeerd automaten messing type CW602N. Daarvóór werden de puntstukken door [gedaagde] Duitsland vervaardigd van automaten messing type CW614N, maar om te kunnen voldoen aan de vereisten die destijds in de Duitse Trinkwasserverordnung werden gesteld, is zij overgegaan naar messing type CW602N. Vanaf 2010/2011 is het toegepaste materiaal van de puntstukken opnieuw gewijzigd, deze keer in loodvrij messing van het type CW724R, genaamd ‘Cuphin’. In 2007 heeft [gedaagde] Duitsland ook de wanddikte van de puntstukken gewijzigd, in die zin dat de wanddikte is vergroot met 1 mm omtrek. De dikte van de puntstukken voor de Nederlandse markt is met 0,5 mm omtrek vergroot.
4.11.
De stelling van Waternet dat de oorzaak van de scheurtjes in de puntstukken is gelegen in de kwaliteit van het door [gedaagde] Duitsland gebruikte messingtype (CW602N) die in combinatie met een beperkte wanddikte leidt tot spanningscorrosie, vindt bevestiging in het KWR-rapport (zie 2.16) en wordt ondersteund door het eerste rapport van RIO van 16 april 2009 (zie 2.12), het rapport van het Fraunhofer Institut Werkstoffmechanik van 29 maart 2007 (zie 2.23), het rapport van het Institut für Schadeverhütung und Schadenforschung van 25 juni 2008 (zie 2.24) en ook, maar in minder sterke mate het tweede rapport van RIO van 31 maart 2010 (zie 2.13).
4.12.
Hier staat tegenover dat de door [gedaagde] Duitsland aangedragen andere oorzaken voor het optreden van spanningscorrosie in de puntstukken niet meer zijn dan veronderstellingen die hun basis niet in de feiten vinden, maar in theorie. Zij zijn louter als mogelijkheid geopperd en vinden geen enkele steun in de stukken. Zo kan uit geen enkel rapport worden afgeleid dat een van de geschetste oorzaken zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Het blijft bij woorden als “
sind möglicherweise (…) durch (…) zu erklären” of woorden van gelijke strekking.
4.13.
Zo blijkt uit niets dat de installateurs van Waternet de puntstukken te strak hebben aangedraaid. Ook de door [gedaagde] Holland ter comparitie geopperde mogelijkheid dat de installateurs de puntstukken op een gegeven moment wellicht anders zijn gaan aandraaien, vindt geen steun in de stukken en is bovendien door Waternet gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat scheurtjes zouden kunnen zijn ontstaan door het anders of te strak aandraaien is dan ook zonder nadere feitelijke onderbouwing van [gedaagde] , die ontbreekt, onvoldoende.
4.14.
Met betrekking tot de door [gedaagde] Duitsland genoemde cumulatieve voorwaarden heeft Waternet gemotiveerd betwist dat de klachten slechts in bepaalde geografische gebieden lijken te zijn opgetreden, te weten kustgebieden. Waternet voert in dit verband aan dat Amsterdam niet in het kustgebied ligt, dat Vitens Midden-Nederland dezelfde problemen ervaart met [gedaagde] -producten en dat er in Hilversum nu ook actief puntstukken worden vervangen. Bovendien, zo stelt Waternet, heeft haar drinkwater de beste kwaliteit van Nederland en is uit testen gebleken dat er geen verhoogde concentratie ammoniak is waargenomen. Tot slot stelt Waternet dat indien waterkwaliteit de oorzaak zou zijn van de problemen, een algemene aantasting van de puntstukken meer in de rede zou hebben gelegen, hetgeen niet het geval is.
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] Duitsland gelet op deze gemotiveerde betwisting van Waternet onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat klimatologische omstandigheden en/of de hardheid van het water de spanningscorrosie heeft/hebben veroorzaakt of mede heeft/hebben veroorzaakt. Voorts geldt ook hier dat het slechts om veronderstellingen gaat. Zo stelt [gedaagde] Duitsland weliswaar dat de aanwezigheid en concentratie van ammoniak in het water tot gevolg hebben dat het risico op spanningscorrosie wordt verhoogd, maar stelt en onderbouwt zij niet dát er teveel ammoniak in het water van Waternet zit. Overigens heeft Waternet ook onweersproken gesteld dat de watersamenstelling in Amsterdam de afgelopen tien jaar niet is gewijzigd. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] Duitsland als producent van de puntstukken bij het op de markt brengen van die puntstukken er rekening mee dient te houden dat de waterkwaliteit per gebied/regio kan verschillen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de waterkwaliteit niet overal hetzelfde is. Gevolgen van een mogelijk negeren van deze kennis dienen voor rekening van [gedaagde] Duitsland te komen.
4.16.
Volgens Waternet is [gedaagde] Duitsland in 2007 overgegaan tot vergroting van de wanddikte omdat zij kennelijk had gemerkt dat de wand van de puntstukken met een te dunne wand gebreken vertoonde, daarbij verwijzend naar enkele bijlagen bij een tweetal e-mails (producties 16 en 20 bij dagvaarding). [gedaagde] Duitsland stelt dat de wanddikte enkel uit voorzorg en naar huidig inzicht onnodig is vergroot en dat economische motieven daarbij geen enkele rol hebben gespeeld.
4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank is de stelling van [gedaagde] Duitsland op dit punt een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de stelling van Waternet. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het onwaarschijnlijk is dat [gedaagde] Duitsland in 2007 enkel uit voorzorg is overgegaan tot het vergroten van de wanddikte, aangezien dit meer materiaal kost en dus tot hogere productiekosten leidt. 2007 is ook het jaar waarin Waternet is geconfronteerd met een sterke toename van meldingen van lekkage in de GWA, hetgeen zij heeft gemeld bij [gedaagde] (zie 2.9), terwijl bovendien [gedaagde] Duitsland zelf heeft erkend dat zij is overgegaan tot het vergroten van de wanddikte (mede) naar aanleiding van het verschijnen van het rapport van het Fraunhofer Institut Werkstoffmechanik van 29 maart 2007.
4.18.
Alles overziend heeft [gedaagde] Duitsland haar verweer dat geenszins vaststaat dat spanningscorrosie het gevolg is van de samenstelling van het materiaal, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.
4.19.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de oorzaak van de scheurtjes in de puntstukken is gelegen in spanningscorrosie, die haar oorsprong vindt in de dunne wand en het door [gedaagde] Duitsland gebruikte messingtype CW602N. Aldus zijn de door [gedaagde] Duitsland geproduceerde en door [gedaagde] Holland geleverde puntstukken gebrekkig.
4.20.
[gedaagde] Holland betwist dat de puntstukken niet de eigenschappen bezitten die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan de aanwezigheid niet door Waternet hoefde te worden betwijfeld. Volgens [gedaagde] Holland ziet Waternet in dit verband over het hoofd dat zij slechts één specifieke eis aan de puntstukken heeft gesteld, namelijk dat de bewuste watermeterbeugels en puntstukken voldoen aan het KIWA-keurmerk. Het KIWA-keurmerk ziet niet op corrosie veroorzaakt door invloeden van buitenaf en dus ook niet op spanningscorrosie. Met de eis om KIWA gecertificeerd materiaal te leveren heeft Waternet derhalve aan de gevoeligheid voor spanningscorrosie van het materiaal geen eisen gesteld, aldus [gedaagde] Holland.
4.21.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het KIWA-keurmerk is een minimumnorm, die, zoals Waternet terecht stelt, vanuit een bepaald perspectief is opgesteld, in dit geval voornamelijk drinkwaterveiligheid. Een dergelijke norm regelt niet uitputtend aan welke specificaties een product moet voldoen. Vanzelfsprekend moet ook aan deze norm worden voldaan, maar daarmee is niet gezegd dat het product overigens niet hoefde te voldoen aan normale gebruikseisen zoals waterdichtheid en overgevoeligheid voor spanningscorrosie. Van een gebrekkig product kan in zo’n geval nog altijd sprake zijn.
tijdig geklaagd richting [gedaagde] Duitsland?
4.22.
[gedaagde] Duitsland stelt dat Waternet niet tijdig heeft geklaagd. Uit de dagvaarding volgt dat de toenemende waterlekkages en de oorzaken daarvan al vanaf 2007 voor Waternet merkbaar zijn geweest. Uit de stukken blijkt zelfs dat er al storingen waren in het jaar 2000. Niettemin heeft Waternet formeel pas op 29 oktober 2012 voor het eerst rechtstreeks bij [gedaagde] Duitsland geklaagd. Gelet op artikel 6:89 BW is dat te laat. Daarmee is de vordering vervallen en ligt deze voor afwijzing gereed, aldus [gedaagde] Duitsland.
4.23.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Artikel 6:89 BW houdt in dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in onder meer zijn arrest van 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY4600), kan de vraag of binnen bekwame tijd is geklaagd niet in algemene zin worden beantwoord. Er moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard en inhoud van het gestelde gebrek in de prestatie. Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd is ook van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In dit verband moet de rechtbank rekening houden met het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in artikel 6:89 BW vermeld – te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden om de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs moest bestaan, en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend.
4.24.
Op zichzelf is het juist dat Waternet vanaf 2007 is geconfronteerd met een sterke toename van meldingen van lekkage in de GWA’s, met wateroverlast en schade als gevolg. Daarmee is echter niet gezegd dat de aard en omvang van het thans voorliggende probleem toen volledig waren uitgekristalliseerd. Dat moment ligt veel later. Zo heeft in verband met die toenemende klachten in december 2009 een bespreking plaatsgevonden tussen Waternet, een medewerker van Kiwa, [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland. Als uitvloeisel daarvan heeft RIO een aantal puntstukken onderzocht waarover zij in maart 2010 heeft gerapporteerd. Daarna is [gedaagde] Holland in december 2010 aansprakelijk gesteld voor de door Waternet geleden en nog te lijden schade. In september 2012 heeft opnieuw een bijeenkomst plaatsgevonden tussen Waternet, [gedaagde] Holland en [gedaagde] Duitsland. Deze bijeenkomst heeft niet tot een voor Waternet bevredigend resultaat geleid. Bij brief van 29 oktober 2012 is vervolgens ook [gedaagde] Duitsland aansprakelijk gesteld. In november 2012 heeft KWR gerapporteerd. Pas toen werd voor Waternet de volle omvang van het probleem duidelijk. In december 2012 heeft Waternet nogmaals gereclameerd en bij brief van 2 augustus 2013 is [gedaagde] Duitsland opnieuw aansprakelijk gesteld voor de door Waternet geleden schade. Ten slotte heeft in december 2013 een laatste bespreking plaatsgevonden, waarna in december 2014 tot dagvaarding is overgegaan.
4.25.
Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat Waternet in dit geval binnen bekwame tijd heeft geklaagd bij [gedaagde] Duitsland. Zij heeft [gedaagde] Duitsland telkens van de problemen op de hoogte gesteld, zelfs al in 2007, al liep dat toen via [gedaagde] Holland (zie 2.9 tot en met 2.11). Aldus heeft Waternet zowel individuele storingen, die aanvankelijk nog als op zichzelf staande gevallen werden beschouwd, als het uiteindelijk aan het licht gekomen structurele probleem tijdig aan [gedaagde] Duitsland gemeld. Hierbij komt dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] Duitsland door tijdsverloop enig nadeel heeft ondervonden in de zin van een benadeling in haar bewijspositie. Het beroep van [gedaagde] Duitsland op artikel 6:89 BW faalt dan ook.
tijdig geklaagd richting [gedaagde] Holland?
4.26.
[gedaagde] Holland stelt dat Waternet niet heeft voldaan aan haar plicht als koper om binnen bekwame tijd aan [gedaagde] Holland kennis te geven dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoord (artikel 7:23 lid 1 BW). Volgens [gedaagde] Holland was Waternet in ieder geval vóór 8 maart 2007 bekend met de problematiek. Op die datum stelde [gedaagde] Holland immers naar aanleiding van een klacht van Waternet [gedaagde] Duitsland voor het eerst op de hoogte van problemen met de puntstukken. Artikel 12 lid 3 van de met ingang van 2002 door [gedaagde] Holland gehanteerde algemene voorwaarden bepaalt dat de koper niet zichtbare gebreken binnen drie dagen na ontdekking, doch uiterlijk binnen drie maanden na aflevering schriftelijk dient te melden. Van een dergelijke melding moet, zo stelt [gedaagde] Holland, eerder dan 27 juli 2007 sprake zijn geweest. Uit door Waternet overhandigde documentatie over storingsmeldingen lijkt te volgen dat reeds in de jaren 2002, 2003, 2004 en 2006 relevante storingen over de puntstukken van de GWA’s van de drie types Qn1.5, Qn2.5 en Qn3.5 zijn gemeld bij Waternet. Hieruit volgt volgens [gedaagde] Holland dat Waternet reeds in 2003 op de hoogte kon zijn van de feiten die een beroep op non-conformiteit zouden kunnen rechtvaardigen voor wat betreft de door [gedaagde] Holland geleverde GWA’s in die periode. Daarom heeft Waternet niet voldaan aan haar plicht als koper om binnen bekwame tijd kennis te geven aan [gedaagde] Holland.
4.27.
Dit betoog van [gedaagde] Holland faalt reeds vanwege het feit, zoals hiervoor ook al is overwogen, dat Waternet weliswaar vanaf 2007 is geconfronteerd met een sterke toename van meldingen van lekkage in de GWA’s, maar dat het moment waarop de aard en omvang van het thans voorliggende probleem volledig waren uitgekristalliseerd, veel later ligt. Daarbij komt dat [gedaagde] Holland onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Waternet reeds in 2003 op de hoogte kon zijn van de feiten die een beroep op non-conformiteit, zoals nu voorligt, zouden kunnen rechtvaardigen. De enkele stelling dat uit door Waternet overhandigde documentatie over storingsmeldingen lijkt te volgen dat reeds in de jaren 2002, 2003, 2004 en 2006 relevante storingen over de puntstukken van de GWA’s van de drie types Qn1.5, Qn2.5 en Qn3.5 zijn gemeld bij Waternet is in ieder geval onvoldoende.
vordering jegens [gedaagde] Duitsland verjaard?
4.28.
[gedaagde] Duitsland stelt dat de vordering van Waternet is verjaard. Uiterlijk 10 mei 2007 is de verjaringstermijn volgens Waternets eigen stellingen aangevangen. Ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW is de vordering tot vergoeding van schade vijf jaar later, dus op 5 mei 2012, verjaard. Waternet heeft [gedaagde] Duitsland in deze periode niet aansprakelijk gesteld, en evenmin heeft zij zich haar recht op nakoming voorbehouden. Voor zover de verjaringstermijn later is aangevangen stelt [gedaagde] Duitsland dat de brief van 29 oktober 2012 wellicht kan worden gezien als een klacht over de kwaliteit van de geleverde puntstukken, maar niet als een aansprakelijkstelling die de verjaring heeft gestuit in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW. De verjaring wordt immers alleen gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een mededeling waarin ondubbelzinnig het recht op nakoming wordt voorbehouden. Daarvan is hier volgens [gedaagde] Duitsland geen sprake. Hetzelfde geldt voor de brief van 11 december 2012, aldus [gedaagde] Duitsland.
4.29.
Ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon, moet naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad zo worden opgevat dat het gaat om een daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade niet volstaat.
4.30.
Met inachtneming hiervan gaat de rechtbank ook in het kader van de verjaring ervan uit dat voor Waternet de volle omvang van het probleem pas duidelijk is geworden na verschijning van het KWR-rapport in november 2012. De verjaringstermijn is dus pas op dat moment aangevangen. Aangezien [gedaagde] Duitsland op 30 december 2014 is gedagvaard, is van verjaring van de vordering geen sprake.
4.31.
Maar zelfs indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de datum waarop volgens [gedaagde] Duitsland de verjaringstermijn is aangevangen, 10 mei 2007, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van verjaring. Er is immers geen sprake van een situatie waarin Waternet sinds genoemde datum vijf jaar lang heeft stilgezeten en geen enkele actie heeft ondernomen. Zoals uit het onder 4.24 overwogene blijkt, hebben partijen in de periode van 2009 tot en met 2012 enkele malen met elkaar gesproken en onderhandeld. Ook is in die periode naar aanleiding van een bespreking tussen partijen het tweede rapport van RIO verschenen. In feite waren partijen in die periode doorlopend met elkaar in gesprek over de problematiek rond de gescheurde puntstukken. Onder die omstandigheden heeft [gedaagde] Duitsland hieraan redelijkerwijs de betekenis moeten toekennen dat Waternet zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming heeft voorbehouden.
vordering jegens [gedaagde] Holland verjaard?
4.32.
[gedaagde] Holland beroept zich ook op verjaring. Zij stelt dat Waternet reeds vóór 27 juli 2007 heeft kennisgegeven aan [gedaagde] Holland dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt. Op die datum stuurde [gedaagde] Holland immers een e-mail aan Waternet met een bericht dat dateerde van 8 maart 2007. Volgens [gedaagde] Holland zijn daardoor de vorderingen van Waternet in elk geval per 9 maart 2009 verjaard. Eerst anderhalf jaar later, op 15 december 2010, heeft Waternet verklaard dat zij [gedaagde] Holland aansprakelijk houdt op grond van non-conformiteit. Deze verklaring dateert van na voltooiing van de verjaringstermijn ex artikel 7:23 lid 2 BW, aldus [gedaagde] Holland.
4.33.
De rechtbank verwerpt het beroep van [gedaagde] Holland op verjaring. Op grond van artikel 7:23 lid 2 BW verjaren vorderingen gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, door verloop van twee jaren na de overeenkomstig het eerste lid gedane kennisgeving. Hiervoor is reeds overwogen dat Waternet weliswaar vanaf 2007 is geconfronteerd met een sterke toename van meldingen van lekkage in de GWA’s, maar dat het moment waarop de aard en omvang van het thans voorliggende probleem volledig waren uitgekristalliseerd, veel later ligt, namelijk na verschijning van het KWR-rapport in november 2012. Toen is de verjaringstermijn aangevangen. Bij brief van 2 augustus 2013 heeft Waternet [gedaagde] Holland aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Deze brief kan worden aangemerkt als stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW. De op 30 december 2014 ingestelde vordering jegens [gedaagde] Holland is dan ook niet verjaard.
ten aanzien van [gedaagde] Duitsland: is er sprake van productaansprakelijkheid?
4.34.
Hiervoor is reeds geoordeeld dat de door [gedaagde] Duitsland geproduceerde puntstukken gebrekkig zijn. Vast staat dat er bij normaal gebruik voor het doel waarvoor ze waren bestemd puntstukken zijn gescheurd en dat als gevolg daarvan waterlekkage is ontstaan. Nu [gedaagde] Duitsland als producent deze puntstukken in het verkeer heeft gebracht, heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens de gebruikers van die puntstukken, maar ook jegens Waternet, die, zoals zij onweersproken heeft gesteld, eigenaar is (gebleven) van de puntstukken.
4.35.
Dit onrechtmatig handelen kan aan [gedaagde] Duitsland worden toegerekend, nu dat handelen is te wijten aan de schuld van [gedaagde] Duitsland. Zij heeft puntstukken vervaardigd die voor spanningscorrosie vatbaar zijn. In dit verband is van belang dat [gedaagde] Duitsland het materiaal en het ontwerp van de puntstukken heeft gewijzigd, zonder dat zij afdoende onderzoek heeft gedaan naar de effecten van deze wijzigingen. Daarmee heeft zij zichzelf de mogelijkheid ontnomen die maatregelen te treffen die van een zorgvuldig fabrikant kunnen worden gevergd teneinde te voorkomen dat het door haar in het verkeer gebrachte product schade veroorzaakt.
ontwikkelingsrisico-verweer van [gedaagde] Duitsland
4.36.
[gedaagde] Duitsland doet een beroep op artikel 6:185 lid 1 sub e BW en stelt dat zij de puntstukken heeft geproduceerd naar de laatst bekende stand van de techniek. Zij heeft juist voor de toegepaste messingsoort gekozen omdat alom werd aangenomen dat deze messingsoort niet zou ontzinken en bovendien extra goed bestand was tegen corrosie door de legering met arseen. In de periode 2003-2008 was redelijkerwijs niet voorzienbaar dat de messingsoort CW602N wellicht niet geschikt zou zijn als materiaal voor vervaardiging van puntstukken voor drinkwater. [gedaagde] Duitsland was ook niet de enige producent die CW602N toepaste. Zij onderbouwt haar stellingen met verschillende Duitse publicaties.
4.37.
Ingevolge artikel 6:185 lid 1 sub 1 is de producent niet aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product, indien het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken. Dit zogenaamde ontwikkelingsrisico dient restrictief te worden opgevat, zodat een daarop gebaseerd verweer alleen kan slagen bij gebreken die onmogelijk, dus ook niet met de meest intensieve en geavanceerde controle, hadden kunnen worden ontdekt. De enkele stelling van [gedaagde] Duitsland dat in de periode 2003-2008 redelijkerwijs niet voorzienbaar was dat de messingsoort CW602N wellicht niet geschikt zou zijn als materiaal voor vervaardiging van puntstukken voor drinkwater, is dan ook onvoldoende. Datzelfde geldt voor de stelling dat er meerdere producenten waren die CW602N toepasten. Beide stellingen leiden naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer tot de conclusie dat het gebrek niet eerder ontdekt had kúnnen worden. Nu een verdere toelichting van [gedaagde] Duitsland ten aanzien van haar beroep op artikel 6:185 lid 1 sub e BW ontbreekt, verwerpt de rechtbank dit verweer.
causaal verband
4.38.
[gedaagde] Duitsland voert voorts als verweer dat het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de schade ontbreekt, omdat toepassing van het materiaal CW602N niet heeft geleid tot scheurtjes en dus tot schade. Er zijn volgens [gedaagde] Duitsland diverse oorzaken aan te wijzen die de scheurtjes kunnen hebben veroorzaakt.
4.39.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Hierboven is reeds overwogen dat de oorzaak van de scheurtjes in de puntstukken – waardoor waterlekkage is ontstaan – is gelegen in spanningscorrosie, die haar oorsprong vindt in de dunne wand en het door [gedaagde] Duitsland gebruikte messingtype CW602N, terwijl de door [gedaagde] Duitsland aangedragen andere oorzaken voor het optreden van spanningscorrosie in de puntstukken niet meer zijn dan veronderstellingen die hun basis niet in de feiten vinden, maar in theorie. Daarmee is het causaal verband – in de zin van condicio sine qua non-verband – tussen de spanningscorrosie en de door Waternet gestelde schade en met name dreigende schade gegeven.
zorgplicht
4.40.
[gedaagde] Duitsland stelt dat in het arrest Rockwool-Koolhaas (Hoge Raad 22 oktober 1999, NJ 2000, 159) een op de producent rustende zorgplicht is geïntroduceerd. Toepassend op deze zaak betekent dat volgens [gedaagde] Duitsland dat op het moment dat zij als producent kan aantonen dat zij heeft voldaan aan de zorgplicht, dit tot gevolg heeft dat er geen sprake is van een gebrekkig product. Volgens [gedaagde] Duitsland is daarvan hier ook daadwerkelijk sprake. Gelet op de algemene opvattingen in de markt, de literatuur over toepassing van dit materiaal, het voldoen aan DIN-normen en het ontvangen van het Kiwa-keurmerk, moet worden geoordeeld dat de puntstukken door [gedaagde] Duitsland zijn geproduceerd volgens de laatste stand van de techniek. [gedaagde] Duitsland mocht ook vertrouwen op verklaringen en testresultaten van leveranciers van halffabricaten. Er kan haar geen verwijt worden gemaakt dat een gebrekkig product is geproduceerd. Bovendien heeft zij ook anderszins aan haar zorgplicht voldaan doordat het materiaal van de puntstukken is getest voordat de puntstukken op de markt zijn gebracht.
4.41.
Het is juist dat in genoemd arrest is bepaald – kort gezegd – dat een fabrikant moet handelen als een zorgvuldig fabrikant, dat men hem geen verwijt kan maken als hij dat heeft gedaan en dat hij dan niet aansprakelijk is. In het arrest is echter ook bepaald dat een fabrikant zichzelf ervan moet vergewissen welk effect een nieuw of vernieuwd product zal hebben in de voor de hand liggende toepassingen ervan. Dit betekent dat op de fabrikant een onderzoeksplicht rust naar de effecten van nieuwe of vernieuwde producten. Deze onderzoeksplicht brengt mee dat de fabrikant een nieuw of vernieuwd product moet testen alvorens het in het verkeer te brengen.
4.42.
[gedaagde] Duitsland stelt weliswaar dat zij het materiaal van de puntstukken heeft getest voordat de puntstukken op de markt zijn gebracht, maar zij heeft deze stelling op geen enkele wijze geconcretiseerd. Dit had wel op haar weg gelegen, te meer nu Waternet ter comparitie nog een aantal punten naar voren heeft gebracht, waarop [gedaagde] Duitsland niet of nauwelijks heeft gereageerd. Het gaat om het volgende dat voor een deel ook al onder 4.6 tot en met 4.21 behandelde materie betreft.
  • [gedaagde] Duitsland heeft geen eigen onderzoek verricht, maar enkel verwezen naar onderzoek van de leveranciers van de grondstof. Dit onderzoek betrof slechts een specificatie van de chemische samenstelling van het geleverde materiaal en daaruit kon dus niet worden afgeleid welke eigenschappen het product heeft.
  • [gedaagde] Duitsland heeft niets gesteld waaruit blijkt dat zij onderzoek heeft gedaan naar de spanningscorrosie in het product. Evenmin heeft [gedaagde] Duitsland iets gesteld waaruit blijkt dat bij door haar verricht onderzoek de geografische omstandigheden en waterkwaliteit waarmee de puntstukken in aanraking konden komen, in aanmerking zijn genomen.
  • De regelgeving en certificaten zijn minimumnormen die niet uitputtend regelen aan welke specificaties een product moet voldoen.
  • Het feit dat [gedaagde] Duitsland een Kiwa certificaat heeft verkregen, betekent niet dat het met de spanningscorrosie wel goed zat, nu Kiwa niet heeft getest op spanningscorrosie en de Beoordelingsrichtlijn die Kiwa hanteert geen eis bevat voor de minimale wanddikte van de verschillende onderdelen.
In feite heeft [gedaagde] Duitsland ter comparitie niet meer gedaan dan de vraag opwerpen wat zij verder nog had moeten doen. Dat is onvoldoende, gelet op haar eigen stelling dat zij voldoende onderzoek heeft uitgevoerd. Dit onderzoek had naar het oordeel van de rechtbank de zojuist genoemde onderwerpen moeten omvatten.
4.43.
Uit genoemd arrest kan voorts nog worden afgeleid dat in geval een fabrikant een product met een gewijzigde samenstelling op de markt brengt zonder het grondig te hebben getest en het resultaat openbaar te hebben gemaakt of een aangepaste toepassing van het product te hebben aanbevolen, hij er tenminste op behoort toe te zien dat de afnemers van het product worden ingelicht. In dit verband heeft Waternet evenwel onweersproken gesteld dat zij niet is geïnformeerd over het gewijzigde materiaal en de verminderde wanddikte en dat [gedaagde] Duitsland Waternet had moeten informeren indien het nieuwe ontwerp niet geschikt was voor het Amsterdamse drinkwater en/of indien het nieuwe ontwerp op een andere manier had moeten worden gebruikt dan voorheen.
4.44.
Een en ander leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de stelling van [gedaagde] Duitsland dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht niet opgaat.
relativiteit
4.45.
[gedaagde] Duitsland stelt dat artikel 6:162 BW in de zin van productaansprakelijkheid niet beoogt de belangen van Waternet te beschermen, zodat Waternet daarop ook geen beroep kan doen. Regelingen omtrent productaansprakelijkheid beogen de eindgebruiker te beschermen tegen gebrekkige producten. Waternet is evenwel geen eindgebruiker; dat is de bewoner van de woning waar de GWA is gemonteerd. Voorts is voor de relativiteitsvraag volgens [gedaagde] Duitsland van belang of zij bedacht moest zijn op de belangen van Waternet. [gedaagde] Duitsland stelt van niet; zij heeft geen weet van de wijze van montage, de samenstelling van het water in Amsterdam en andere relevante omstandigheden. [gedaagde] Duitsland is dan ook niet aansprakelijk en niet gehouden tot vergoeding van schade.
4.46.
Waternet stelt dat de door [gedaagde] Duitsland geschonden norm, te weten dat een producent geen gebrekkige producten in omloop dient te brengen, strekt tot bescherming van de gebruikers van het gebrekkige product. Hierbij gaat het om alle gebruikers in de keten, niet alleen de eindgebruikers. Waternet is in dit geval ook de eindgebruiker, zo stelt Waternet, nu de GWA, waaronder het puntstuk, eigendom blijft van Waternet. Verder betwist Waternet dat [gedaagde] Duitsland niet bedacht hoefde te zijn op de belangen van Waternet. Waternet gebruikt de producten van [gedaagde] Duitsland precies waarvoor ze zijn bedoeld, namelijk om waterverbruik te meten in huishoudens.
4.47.
Ten aanzien van het in artikel 6:163 BW vastgelegde relativiteitsvereiste geldt als uitgangspunt dat een norm in beginsel strekt ter bescherming tegen alle schade die aan de dader op de voet van artikel 6:98 BW als gevolg van die overtreding kan worden toegerekend. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:163 BW moet derhalve komen vast te staan dat de betreffende norm in het betreffende geval eiser niet beschermt tegen de schade die zij stelt te hebben geleden. Dit brengt met zich dat het niet Waternet is die moet stellen en bij betwisting bewijzen dat de geschonden norm strekt ter bescherming van haar geschonden belang, maar dat het [gedaagde] Duitsland is die moet stellen en bij betwisting bewijzen dat die norm niet strekt ter bescherming van het belang van Waternet.
4.48.
Gelet op de hiervoor weergegeven standpunten van partijen heeft [gedaagde] Duitsland naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de geschonden norm, die Waternet overigens juist heeft verwoord, niet strekt ter bescherming van het belang van Waternet. Het had op de weg van [gedaagde] Duitsland gelegen om bijvoorbeeld te onderbouwen waarom in dit geval alleen de bewoner van een woning waar een GWA is gemonteerd wordt beschermd tegen een gebrekkig product en niet (ook) Waternet, te meer nu [gedaagde] Duitsland niet heeft weersproken dat Waternet eigenaar is gebleven van de puntstukken. De slotsom is dan ook dat de rechtbank voorbij gaat aan het beroep van [gedaagde] Duitsland op het ontbreken van relativiteit.
ten aanzien van [gedaagde] Holland: is er sprake van non-conformiteit?
4.49.
Waternet heeft de door [gedaagde] Duitsland geproduceerde puntstukken geleverd gekregen van [gedaagde] Holland. Deze puntstukken zijn gebrekkig, zo is hiervoor reeds geoordeeld, omdat ze ten gevolge van spanningscorrosie binnen enkele jaren na installatie zijn gescheurd, waardoor waterlekkage is ontstaan. Daarmee bezitten de puntstukken niet de eigenschappen die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan Waternet de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Aldus beantwoorden deze puntstukken niet aan de overeenkomst. De slotsom is dan ook dat [gedaagde] Holland jegens Waternet is tekortgeschoten in haar verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten.
4.50.
[gedaagde] Holland stelt dat Waternet is doorgegaan met het bestellen, kopen en afnemen van de GWA’s bij [gedaagde] Holland en dus met het sluiten van deze overeenkomsten. Dit terwijl zij wist, dan wel redelijkerwijs had kunnen weten van de bij haar gemelde storingen, haar kennisgeving(en) aan [gedaagde] Holland en de diverse, vanaf 2007 verrichte onderzoeken naar de puntstukken. Op grond hiervan is het volgens [gedaagde] Holland naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Waternet zich vanwege hetzelfde euvel zou kunnen beroepen op later gesloten overeenkomsten tot koop en levering van dezelfde GWA’s. Zij verwijst hierbij naar artikel 7:15 lid 5 BW.
4.51.
Ingevolge artikel 7:15 lid 5 BW kan de koper zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich deze situatie hier niet voor. Zoals eerder overwogen is Waternet weliswaar vanaf 2007 geconfronteerd met een sterke toename van meldingen van lekkage in de GWA’s, maar werd haar de volle omvang van het probleem pas duidelijk na verschijning van het KWR-rapport in november 2012. De door [gedaagde] Holland gestelde feiten en omstandigheden kunnen evenmin de vergaande conclusie dragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Waternet zich zou kunnen beroepen op later gesloten overeenkomsten tot koop en levering van dezelfde GWA’s.
welke algemene voorwaarden zijn van toepassing?
4.52.
[gedaagde] Holland beroept zich op artikel 18 lid 4 van haar in 2002 gedeponeerde algemene voorwaarden ter beperking van haar aansprakelijkheid. Dit doet allereerst de vraag rijzen of die algemene voorwaarden van toepassing zijn, nu Waternet stelt dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn.
4.53.
Waternet stelt in dit verband dat de contractuele relatie tussen haar en [gedaagde] Holland blijkt uit inkooporders, waarin door Waternet altijd naar haar inkoopvoorwaarden wordt verwezen. Zij verwijst in dit verband naar productie 4 bij dagvaarding. De levering door [gedaagde] Holland aan Waternet blijkt verder uit orderbevestigingen en correspondentie met [gedaagde] Holland, waarin niet naar algemene voorwaarden van [gedaagde] Holland wordt verwezen. Bovendien zijn aan Waternet nimmer algemene voorwaarden van [gedaagde] Holland ter hand gesteld en heeft [gedaagde] Holland op haar beurt de algemene voorwaarden van Waternet nimmer afgewezen, aldus Waternet.
4.54.
[gedaagde] Holland stelt dat Waternet op 20 februari 2003 per e-mail offerte heeft gevraagd. De bijlage bij die e-mail heeft zij ingevuld en retour gestuurd. Iedere order die [gedaagde] Holland ontving c.q. ontvangt, bevestigt zij met een orderbevestiging. Deze bevat onder andere de formulering: “
Op al onze aanvragen, aanbiedingen, leveringen en overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] . van toepassing zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Arnhem onder nr. 09176350. Op verzoek wordt een exemplaar toegezonden.”[gedaagde] Holland stelt verder dat voor 2009 de levering is vastgelegd in een overeenkomst van 12 februari 2009. Op die overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] Holland van toepassing verklaard. Voor zover [gedaagde] Holland kan overzien, heeft zij voor het eerst in 2012 van Waternet een raamovereenkomst ontvangen. Waternet heeft toen voor het eerst een exemplaar van haar inkoopvoorwaarden toegestuurd. Deze zijn volgens [gedaagde] Holland nimmer eerder aan haar overhandigd of meegedeeld. [gedaagde] Holland heeft op haar beurt steeds haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard en ter inzage aangeboden. Ter comparitie heeft [gedaagde] Holland hier nog aan toegevoegd dat op de inkooporders van Waternet, zoals overgelegd bij productie 38, geen inkoopvoorwaarden of verwijzingen naar inkoopvoorwaarden staan vermeld.
4.55.
In een geval als hier aan de orde, waarin beide partijen naar hun eigen algemene voorwaarden verwijzen, geldt, zoals Waternet ter comparitie terecht heeft gesteld, artikel 6:225 lid 3 BW. Verwijzen aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden, dan komt ingevolge dit artikel aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen.
4.56.
Op grond van de stellingen van partijen kan de verwijzing naar de algemene voorwaarden van Waternet in de inkooporders worden aangemerkt als de eerste verwijzing en de verwijzing naar de algemene voorwaarden van [gedaagde] Holland in de orderbevestigingen/pakbonnen als tweede verwijzing. Daarbij overweegt de rechtbank dat de algemene stelling van [gedaagde] Holland, dat op de inkooporders van Waternet (productie 38) geen inkoopvoorwaarden of verwijzingen naar inkoopvoorwaarden staan vermeld onjuist is. Er zijn in deel II van productie 38 meerdere inkooporders te vinden waarop staat vermeld dat de inkoopvoorwaarden van Waternet van toepassing zijn. Bovendien zijn er veel inkoopvoorwaarden waarvan alleen “blad 1 van 2” is bijgevoegd, terwijl, zoals ook blijkt uit soortgelijke inkooporders van productie 4 bij dagvaarding, de verwijzing naar de inkoopvoorwaarden van Waternet onderaan, en dus vaak op pagina 2, is opgenomen.
4.57.
Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] Holland de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Waternet uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen, komt aan de algemene voorwaarden van [gedaagde] Holland geen werking toe. Het beroep van [gedaagde] Holland op artikel 18 lid 4 van haar algemene voorwaarden kan dan ook verder onbesproken blijven.
resumé tot zover
4.58.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [gedaagde] Duitsland onrechtmatig heeft gehandeld jegens Waternet en dat [gedaagde] Holland jegens Waternet is tekortgeschoten in haar verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten. Nu de hiervoor besproken verweren van [gedaagde] zijn verworpen, zijn [gedaagde] Duitsland en [gedaagde] Holland als gevolg van dit onrechtmatig handelen en deze tekortkoming in beginsel hoofdelijk aansprakelijk voor de daardoor door Waternet geleden schade.
verkeerde rechtspersoon gedagvaard en voorwaardelijke eisvermindering ten aanzien van [gedaagde] Holland
4.59.
[gedaagde] Holland stelt dat zij niet voor alle geleverde GWA’s als de verkoper in de zin van artikel 7:17 BW kan worden aangemerkt. Voor zover van levering door koop van [gedaagde] Holland aan Waternet sprake is, zijn de betreffende zaken in de periode 2003 tot en met 2007 geleverd door een andere rechtspersoon, namelijk achtereenvolgens [gedaagde] . en Gerritsen Holding B.V. Deze vennootschap is door zuivere splitsing opgehouden te bestaan, waarbij twee nieuwe vennootschappen, Norom B.V. en Smirnova B.V., het gesplitste vermogen hebben verkregen. De thans gedagvaarde rechtspersoon ( [gedaagde] ., gedaagde sub 1) is eerst op 20 november 2007 opgericht en nadien ingeschreven in het handelsregister. Zij was voor die tijd niet actief. De vennootschap heeft het bedrijf voortgezet. Van een overname van verplichtingen en/of bestaande rechtsverhoudingen in algemene zin is geen sprake. [gedaagde] Holland stelt dat zij derhalve enkel kan worden aangesproken vanwege geleverde zaken op grond van koopovereenkomsten waarbij zij daadwerkelijk valt aan te merken als de verkoper in de zin van artikel 7:17 BW. Voor de leveringen van GWA’s in de periode tot en met 19 november 2007 kan [gedaagde] Holland niet worden aangemerkt als verkoper in de zin van dat artikel. Aldus is Waternet niet-ontvankelijk in de vorderingen die zij baseert op overeenkomsten tot koop en levering van zaken uit de periode tot en met november 2007.
4.60.
Ter comparitie heeft Waternet erkend dat op 19 oktober 2007 de oude [gedaagde] . is opgeheven en dat er sprake is van twee verschillende [gedaagde] .’s. Gelet hierop, alsmede op het feit dat Waternet de overige stellingen van [gedaagde] Holland op dit punt onbesproken heeft gelaten, gaat de rechtbank ervan uit dat voor de leveringen van GWA’s in de periode tot en met 2007 [gedaagde] Holland niet kan worden aangemerkt als verkoper in de zin van artikel 7:17 BW. De rechtbank zal de vorderingen van Waternet jegens [gedaagde] Holland dan ook afwijzen voor zover die vorderingen zijn gebaseerd op overeenkomsten tot koop en levering van zaken uit de periode tot en met 19 november 2007.
wat is de schade?
4.61.
Partijen verschillen in hoge mate van mening over het antwoord op de vraag wat de omvang is van de door Waternet geleden schade.
4.62.
Waternet stelt dat zij nog steeds te maken heeft met een toename van het aantal klachten over waterlekkage als gevolg van gescheurde puntstukken. De schade kan enorm oplopen, bijvoorbeeld wanneer zich lekkage voordoet in hoogbouw. De gemeente Amsterdam en Waternets verzekeraar VGA hebben Waternet dringend verzocht dit probleem aan te pakken. Bovendien kan het imago van Waternet ernstig schade worden berokkend indien dit probleem niet afdoende en op tijd wordt opgelost. Om verlies en schade ten gevolge van de gebrekkige puntstukken te beperken, heeft Waternet eind 2012 besloten tot de vervanging van alle 80.000 puntstukken van [gedaagde] uit de kritische periode in huishoudens in Amsterdam. Hiervoor moeten ongeveer 160.000 adressen worden bezocht om circa 80.000 puntstukken te vervangen. Tot en met week 31 van 2014 zijn de puntstukken in 29.806 huishoudens vervangen. Waternet heeft in dezelfde periode circa 87.448 huishoudens bezocht. De kosten van dit vervangingsproject bedragen
€ 6.192.707,991, waarvan tot aan de datum van dagvaarding € 3.948.043,32 zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Daarnaast heeft de storingsdienst van Waternet gemelde defecten met betrekking tot puntstukken en lekkages verholpen door puntstukken te vervangen. De vervangingskosten na het optreden van waterlekkage zijn door Waternet voldaan en bedragen € 77.700,00. Dit betreft kosten in verband met storingen tot aan de start van het project vervanging puntstukken.
4.63.
[gedaagde] Duitsland voert samengevat de volgende verweren tegen de door Waternet gestelde schade:
1) De door Waternet gestelde omstandigheden rechtvaardigen geen gigantische vervangingsoperatie. Een dergelijk project is een drastische maatregel, terwijl Waternet er ook voor had kunnen kiezen de puntstukken te vervangen, voor zover al noodzakelijk, bij regulier onderhoud aan de watermeters. Dat zou voldoende zijn geweest. Volgens [gedaagde] Duitsland heeft slechts een heel klein percentage puntstukken te maken gekregen met scheurtjes. In ieder geval dienen de kosten voor een dergelijk drastische maatregel voor rekening van Waternet te blijven vanwege het niet voldoen aan de schadebeperkingsplicht.
2) Waternet heeft circa 87.448 huishoudens bezocht en de puntstukken in 29.806 huishoudens vervangen. Twee derde van de bezochte huishoudens is dus onnodig bezocht, met alle onnodige kosten van dien. Hiervoor hoeft [gedaagde] Duitsland niet op te draaien.
3) Van de gestelde schade is kennelijk een bedrag van € 840.000,00 gereserveerd voor interne kosten. Die schade komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat zij niet is gespecificeerd en omdat interne kosten nu eenmaal horen tot de bedrijfsvoering en derhalve niet zomaar bij een andere partij in rekening kunnen worden gebracht. Voorts blijkt uit productie 50 dat in de periode 2013 tot en met 2015 sprake is van een component schade interne uren van € 2.339.182,00. Minimaal een derde van de vordering ziet daarmee op interne uren die tegen commercieel tarief worden doorberekend. Aan de redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW is niet voldaan.
4) De onderliggende facturen van productie 50 van Waternet geven geen uitsluitsel over de omvang van het project, welke partijen zijn ingeschakeld en of alle werkzaamheden wel zijn verricht in het kader van vervanging van puntstukken.
5) Het aantal van 80.000 puntstukken die volgens Waternet moeten worden vervangen, wordt betwist. Naar eigen schatting van [gedaagde] Duitsland heeft zij vanaf 2005 in totaal circa 55.000 GWA’s aan [gedaagde] Holland geleverd. Het gaat daarbij om 53.121 GWA’s van het type Qn1.5 en 2.293 GWA’s van het type Qn3.5. [gedaagde] Duitsland verwijst hierbij naar productie 1 bij haar conclusie van antwoord. Zij wijst er nog op dat de door haar aan [gedaagde] Holland geleverde aantallen lager liggen dan de aantallen die Waternet noemt en dat mogelijkerwijze [gedaagde] Holland ook GWA’s van een andere producent aan Waternet heeft geleverd. Productie 8 bij dagvaarding bevat onder andere foto’s van GWA’s. Volgens [gedaagde] Duitsland betreft het echter niet alleen foto’s van GWA’s van [gedaagde] . Het is dan ook maar zeer de vraag of alle kennelijk vervangen puntstukken waar deze procedure over gaat, wel door [gedaagde] Duitsland geleverde GWA’s betreffen en of het wel de [gedaagde] GWA’s zijn die problemen hebben veroorzaakt.
6) Het is voor [gedaagde] Duitsland onmogelijk om het daadwerkelijke aantal vervangen puntstukken te berekenen en te controleren. Zij betwist dat week 32 van 2014 exemplarisch is voor alle weken waarin vervangingen hebben plaatsgevonden.
7) Waternet heeft niet aangetoond hoeveel puntstukken gescheurd zijn, wat dat betekent voor de schade en waarom het vervangingsproject gerechtvaardigd zou zijn.
8) [gedaagde] Duitsland begrijpt niet waarom tweemaal zoveel adressen moeten worden bezocht dan puntstukken zouden moeten worden vervangen. Kennelijk heeft Waternet haar eigen administratie niet op orde. Bovendien lijken genoemde aantallen te worden verklaard door een nog grootschaliger vervangingsproject, nu Waternet kennelijk 500.000 pakkingen heeft besteld bij [gedaagde] Holland, zodat zij bij 250.000 huishoudens de pakkingen kan vervangen. Dan is het een mooie bijkomstigheid dat Waternet toch al bij 160.000 huishoudens ‘moet’ zijn om puntstukken te vervangen. Dit kan echter niet voor rekening van [gedaagde] Duitsland komen.
9) Er ontbreekt een onderbouwing van de gevorderde bedragen.
10) Ingevolge artikel 6:191 lid 2 BW kan schade veroorzaakt door gescheurde puntstukken die voor 1 april 2005 op de markt zijn gebracht, niet op [gedaagde] Duitsland worden verhaald. Ervan uitgaande dat de oudste puntstukken de meeste schade hebben aangericht, moet hieruit worden afgeleid dat het recht om die schade te verhalen, is vervallen.
11) In de relatie tussen Waternet en [gedaagde] Duitsland is wettelijke handelsrente niet toewijsbaar, aangezien de schade door Waternet wordt gebaseerd op productaansprakelijkheid en er dus geen sprake is van een handelsovereenkomst.
4.64.
[gedaagde] Holland voert samengevat de volgende verweren tegen de door Waternet gestelde schade:
1) Naast het vervangingsproject spelen er tenminste twee andere voorname vervangingskwesties, los van regulier onderhoud, namelijk die van de pakkingringen en die van de zogenaamde ‘hoefijzers’. Waternet dient de kosten van deze twee projecten te specificeren. In deze procedure kan dan worden geverifieerd dat de kosten van deze projecten niet zijn opgevoerd bij de gestelde kosten van de preventieve – en niet noodzakelijke – vervanging van de puntstukken. [gedaagde] Holland vraagt zich in gemoede af of er geen projecten op de grote hoop zijn gegooid.
2) Maatregelen ten belope van € 6.192.707,991 zijn buitenproportioneel.
3) De schade wordt niet onderbouwd.
4) Het door Waternet gestelde aantal puntstukken wordt betwist. In de periode 2003 tot en met 2012 heeft [gedaagde] Holland de volgende aantallen puntstukken met legering CW602N aan Waternet geleverd: 57.105 puntstukken van het type Qn1.5 (zowel 165 mm als 110 mm) en 5000 puntstukken van het type Qn3.5, in totaal dus 62.105 puntstukken. Het ligt op de weg van Waternet om concreet per GWA aan te duiden of deze is geleverd door [gedaagde] en zo ja, of het geoorloofd is dat de op de meter aanwezige puntstukken worden vervangen.
5) [gedaagde] Holland beroept zich op het algemene matigingsrecht als bedoeld in artikel 6:109 BW. Matiging is redelijk, gelet op het feit dat [gedaagde] Holland aansprakelijk wordt gesteld voor schade als gevolg van eigenschappen van zaken, waarvan vaststaat dat [gedaagde] Holland hierop geen enkele invloed heeft kunnen uitoefenen. Bovendien staat vast dat ongematigde aansprakelijkheid en verhaal op het bedrijfsvermogen van [gedaagde] Holland onherroepelijk haar déconfiture betekent.
4.65.
Voorop staat het verweer dat zich richt tegen de grote controle- en vervangingsoperatie die Waternet ondernomen heeft (de verweren van [gedaagde] Duitsland onder de punten 1, 2, 3, 7, 8 en het verweer van [gedaagde] Holland onder 2). Met deze controle- en vervangingsoperatie zijn volgens Waternet grote bedragen gemoeid. Voor een aanzienlijk deel is de grootte van deze bedragen bepaald door de volgens Waternet bestaande noodzaak alle adressen waarop zich watermeters bevinden, te bezoeken en preventief te controleren, waarbij zo nodig vervanging plaatsvindt.
4.66.
Dit leidt tot de vraag of preventieve controle noodzakelijk is. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Ondanks de grote bezwaren van [gedaagde] tegen het preventief vervangen van de puntstukken is die vervanging naar het oordeel van de rechtbank het noodzakelijke gevolg van het feit dat er door [gedaagde] gebrekkige puntstukken op de markt zijn gebracht. Waternet is verantwoordelijk voor het 24 uur per dag leveren van drinkwater aan alle huishoudens in de gemeente Amsterdam en omstreken. In die hoedanigheid dient zij ook te voorkomen dat derden schade lijden als gevolg van lekkage in de GWA, hetgeen niet anders kan betekenen dan dat zij die GWA’s dient te controleren en indien nodig daaraan preventief onderhoud dient te verrichten. Zelfs indien het gaat om een relatief beperkt aantal puntstukken dient Waternet snel te handelen en alle plaatsen waar mogelijk een risico bestaat van lekkage ten gevolge van een defect in de puntstukken te controleren. Van Waternet kan in redelijkheid niet worden gevergd dat zij pas in actie komt als door een lekkage schade bij de gebruikers ontstaat, voor welke schade immers Waternet aansprakelijk gesteld kan worden. Dat deze schade in een aantal gevallen, in het bijzonder in flatgebouwen waar de watermeter zich bovenin het gebouw bevindt, zeer aanzienlijk kan zijn, is door Waternet gesteld en wordt niet betwist.
4.67.
Zonder nadere toelichting van [gedaagde] , die ontbreekt, vermag de rechtbank niet in te zien dat de puntstukken hadden kunnen worden vervangen bij regulier onderhoud aan de watermeters, nu de rechtbank de mededeling van Waternet onderschrijft dat er doorgaans geen regulier onderhoud aan watermeters wordt verricht. Het opnemen van de watermeterstand – voor zover dat nog gebeurt en voor zover dat door een medewerker van het waterbedrijf gebeurt – is bovendien geen vorm van regulier onderhoud waarbij reparaties kunnen worden verricht.
4.68.
Uit het voorgaande volgt dat Waternet goede redenen had om tot preventieve vervanging van de puntstukken in de GWA's over te gaan en dat hiertoe niet kon worden aangesloten bij gebruikelijke onderhouds- en controleactiviteiten. In het licht van het voorgaande is het dan ook niet meer dan logisch en noodzakelijk dat bij een omvangrijk probleem als hier aan de orde zaken komen kijken als een projectkamer en een callcenter. Het gaat hier niet om de afhandeling van individuele klachten van mensen die zelf contact opnemen met Waternet en een bezoek van een monteur verwachten, maar om het preventief benaderen van een grote groep huishoudens door middel van brieven om uiteindelijk te komen tot een afspraak om de GWA te controleren en daar waar nodig een of meer puntstukken te vervangen. Dat vergt de nodige organisatie, hetgeen veel tijd en geld kost. Daarmee zijn ook interne kosten redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW.
4.69.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, speelt de discussie tussen partijen over de exacte aantallen puntstukken die [gedaagde] aan Waternet heeft geleverd (de verweren van [gedaagde] Duitsland onder de punten 5, 6 en 7 en het verweer van [gedaagde] Holland onder punt 4), slechts een marginale rol. Vast staat immers dat er puntstukken van [gedaagde] gebrekkig zijn en dat Waternet gegronde redenen had om tot preventieve vervanging van puntstukken in de GWA's – en dus controle van alle GWA’s – over te gaan.
4.70.
Naar het oordeel van de rechtbank kan van Waternet niet worden gevergd dat zij exact bijhoudt welk puntstuk van welke leverancier in welk huishouden is gemonteerd. Het gaat immers om een klein onderdeel van een overigens ook niet al te groot eindproduct (de GWA) dat bij alle wateraansluitingen waar het verbruik gemeten wordt, dus bij een zeer groot aantal aansluitingen, noodzakelijk is. Bijhouden welke onderdelen, afkomstig van welke leveranciers op al deze plaatsen en op diverse momenten bij het aanbrengen, vervangen en/of herstellen van GWA's zijn gebruikt, ligt niet op de weg van Waternet.
4.71.
Voor het vaststellen van de kosten van de controle- en vervangingsoperatie in zijn geheel speelt het aantal van de van [gedaagde] afkomstige puntstukken gezien het voorgaande geen rol. Van belang zijn hooguit de kosten van de als vervanging van defecte puntstukken aangebrachte nieuwe puntstukken. Onduidelijk is echter of het bedrag dat hiermee is gemoeid, onderdeel uitmaakt van de vordering.
4.72.
Waternet heeft in eerste instantie in punt 63 van de dagvaarding ter onderbouwing van haar totale schade slechts verwezen naar productie 36 bij dagvaarding. Dit betreft een ‘overzicht kosten project preventieve vervanging’. Twee weken voor de comparitie heeft Waternet bij akte overlegging producties onder andere geactualiseerde overzichten in het geding gebracht van de kosten die zij heeft moeten maken voor het vervangingsproject in de jaren 2013 tot en met 2016 (producties 46 tot en met 49). Tevens heeft Waternet als productie 50 facturen overgelegd die bedoelde kosten onderbouwen.
4.73.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen indiening van genoemde producties, alsmede tegen de andere bij die akte ingediende producties. Het gaat om een grote hoeveelheid stukken, waarvan de bestudering volgens haar veel meer tijd vergt dan beschikbaar is geweest. Met name productie 50 is zeer omvangrijk; deze bestaat uit vier ordners van in totaal zo’n 2.700 pagina’s. [gedaagde] heeft verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om inhoudelijk schriftelijk te reageren op de door Waternet overgelegde producties 38 tot en met 50.
4.74.
Ter comparitie heeft de rechtbank aangegeven niet op voorhand nadere aktes toe te staan. Daarbij is echter te kennen gegeven dat als blijkt dat de betreffende producties op een of meer onderdelen relevant zijn bij de beoordeling van dit geschil, alsnog gelegenheid zal worden geboden daarop schriftelijk te reageren. Naar het oordeel van de rechtbank doet die situatie zich thans voor. Hoewel Waternet een grote hoeveelheid stukken in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van haar schade, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, immers nog steeds niet duidelijk waaruit het gevorderde bedrag ad € 6.192.707,99 precies bestaat (zie de verweren van [gedaagde] Duitsland onder de punten 4 en 9 en het verweer van [gedaagde] Holland onder punt 3). De rechtbank zal de zaak op dit punt dan ook naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van Waternet. In die akte dient Waternet een duidelijke, concrete onderbouwing te geven van genoemd bedrag, waarbij zij in ieder geval ook dient in te gaan op de vraag hoe de producties 46 tot en met 49 precies moeten worden begrepen, op welke concrete schade/kosten zij zien en hoe zij zijn te relateren aan/zich verhouden tot de facturen van productie 50. [gedaagde] krijgt de gelegenheid hierop bij akte te reageren.
4.75.
De rechtbank wijst partijen met nadruk erop dat de aktes slechts in het hier aangegeven, beperkte kader genomen mogen worden. Uitgangspunt is dat [gedaagde] Duitsland en [gedaagde] Holland hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Waternet geleden schade, behoudens hetgeen hiervoor onder 4.60 is overwogen. Het is thans alleen nog de vraag hoe groot die schade precies is.
4.76.
In de nadere akte dient Waternet ook in te gaan op het gevorderde bedrag van
€ 77.700,00. Dit betreft de vervangingskosten die Waternet stelt te hebben voldaan na het optreden van waterlekkages. Hoewel dit bedrag de rechtbank op voorhand niet onredelijk voorkomt, wil zij een nadere onderbouwing van dit bedrag zien.
4.77.
Met betrekking tot het verweer dat Waternet wellicht verschillende vervangingsprojecten op een hoop heeft gegooid en dat zij de kosten van die andere projecten moet specificeren (het verweer van [gedaagde] Holland onder 1) overweegt de rechtbank het volgende. Dat de vervanging van de pakkingringen en de zogenaamde hoefijzers heeft geleid tot kosten die nu ten onrechte zijn meegenomen in de door Waternet opgevoerde kosten van de controle- en vervangingsoperatie, is in zijn algemeenheid niet aannemelijk omdat deze operatie alle aansluitingen betrof waarin puntstukken gebruikt zijn. Dit geldt temeer, nu Waternet ter comparitie gemotiveerd heeft betwist dat er naast de hier aan de orde zijnde controle- en vervangingsoperatie nog andere vervangingsprojecten zijn geweest. Volgens Waternet is er in dezelfde periode wel eens wat vervangen, maar dat gebeurde niet op de grootschalige wijze als met de puntstukken is gebeurd, terwijl bovendien het verwisselen van een pakkingring centenwerk is. Ten slotte is het volgens Waternet niet mogelijk om meerdere onderdelen gelijktijdig te vervangen.
4.78.
Het voorgaande laat evenwel onverlet dat niet valt uit te sluiten dat werkzaamheden per aansluiting door de noodzaak ook op pakkingringen en hoefijzers te controleren, langer hebben geduurd dan wanneer die noodzaak niet bestond. In de door Waternet te nemen akte dient zij zich hierover nader uit te laten.
4.79.
[gedaagde] Duitsland doet nog een beroep op artikel 6:191 lid 2 BW (het verweer van [gedaagde] Duitsland onder punt 10). Ingevolge dit artikel vervalt het recht op schadevergoeding van de benadeelde jegens de producent ingevolge artikel 185, eerste lid, door verloop van tien jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de producent de zaak die de schade heeft veroorzaakt, in het verkeer heeft gebracht. Dit beroept slaagt niet, reeds vanwege het feit dat de vordering van Waternet jegens [gedaagde] Duitsland niet is gebaseerd op artikel 6:185 BW, maar op artikel 6:162 BW.
4.80.
[gedaagde] Holland doet een beroep op matiging ex artikel 6:109 BW (het verweer van [gedaagde] Holland onder punt 5). Tot matiging van de schade op grond van dit artikel kan aanleiding bestaan indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Met die rechterlijke bevoegdheid moet terughoudend worden omgegaan.
4.81.
De rechtbank ziet in dit geval geen grond voor toepassing ervan. De rechtbank neemt met [gedaagde] Holland aan dat volledige schadevergoeding haar draagkracht te boven zal gaan, maar dit enkele feit is onvoldoende voor een geslaagd beroep op matiging. Het verweer van de schuldenaar dat hij geen of onvoldoende geld heeft, waar dit op neer komt, vormt immers geen grond om de vordering geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Dat [gedaagde] Holland geen enkele invloed heeft kunnen uitoefenen op de kwaliteit van de puntstukken is irrelevant, nu zij die puntstukken aan Waternet heeft verkocht. Daarmee is het risico van de verkoper ten aanzien van non-conformiteit gaan lopen.
4.82.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat [gedaagde] Duitsland terecht stelt dat in haar relatie met Waternet de wettelijke handelsrente niet toewijsbaar is, omdat de schade door Waternet wordt gebaseerd op productaansprakelijkheid en er dus geen sprake is van een handelsovereenkomst (het verweer van [gedaagde] Duitsland onder punt 11). De wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW, is wel toewijsbaar.
4.83.
Nu uit de stukken en het ter comparitie verhandelde duidelijk is dat partijen voornamelijk verdeeld worden gehouden door de onderdelen van het geschil waarop in dit vonnis beslissingen zijn genomen, acht de rechtbank het zinvol dat de mogelijkheid van hoger beroep van dit tussenvonnis reeds nu wordt opengesteld.
4.84.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 april 2017voor het nemen van een akte door Waternet over hetgeen is vermeld onder 4.74, 4.75 en 4.77, waarna [gedaagde] Duitsland en [gedaagde] Holland op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
5.2.
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2017.
Coll.: MvG