Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van de belanghebbenden
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de mogelijkheid tot herroeping van de adoptie rechtstreeks betrekking heeft op de uitoefening van het recht op respect voor het privéleven van verzoeker, in die zin dat hij niet langer juridische banden met zijn adoptiefvader heeft, en voor zijn familie- en gezinsleven met zijn biologische vader, dat ingevolge artikel 8 EVRM bescherming verdient.
De beperking van de termijn waarbinnen een verzoek tot herroeping van de adoptie kan worden ingediend als bedoeld in artikel 1:231 lid 2 BW is aldus te beschouwen als een bij wet voorziene inmenging door het openbaar gezag in het recht op privé-, familie- en gezinsleven van verzoeker.
In het onderhavige geval zal dan ook moeten worden beoordeeld of deze inmenging in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Ter beantwoording van deze vraag overweegt de rechtbank allereerst dat blijkens de wetsgeschiedenis de herroeping van een adoptie aan een termijn is verbonden om te voorkomen dat louter materiële en zelfs onedele motieven een rol spelen en opdat de geadopteerde de herroeping niet kan gebruiken als dreigmiddel jegens zijn adoptiefouder(s) teneinde zo enkele verlangens in te willigen alsook om te voorkomen dat de positie van de echtgeno(o)te en de kinderen van de geadopteerde, die ook in familierechtelijke betrekking met de adoptiefouder(s) staan, teveel afhangt van de handelingen van de geadopteerde.
Aldus spitst voornoemde vraag zich toe op de vraag of de termijnstelling van artikel 1:231 lid 2 BW moet worden beschouwd als een inmenging die noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
.De moeder is met adoptiefvader gehuwd toen verzoeker ongeveer twee jaar oud was en de adoptie heeft plaatsgevonden toen verzoeker twaalf jaar oud was. De moeder en adoptiefvader zijn gescheiden toen verzoeker zestien jaar oud was. Verzoeker heeft weinig herinnering aan de adoptie. Verzoeker is eenmaal verteld dat zijn biologische vader geen contact met hem wilde. Daarna is er niet meer over gesproken. Van die veronderstelling is verzoeker zijn gehele jeugd en totdat hij zelf vader werd, uitgegaan. Na de geboorte van zijn oudste kind is verzoeker op zoek gegaan naar zijn vader en heeft hij contact gekregen met zijn vader. De biologische vader is een rolmodel voor verzoeker geworden en verzoeker kan zich identificeren met zijn vader. Er is bij hem een steeds sterkere behoefte ontstaan om de juridische status in overeenstemming te brengen met de biologische. De rechtbank begrijpt van verzoeker dat dit een proces van jaren is geweest. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek tot herroeping van de adoptie.