Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Gelderland
In dit kort geding vordert eiser, Franciscus Hendricus, een schadevergoeding van gedaagde, die hij beschuldigt van mishandeling. Eiser stelt dat hij als gevolg van deze mishandeling zijn gebit volledig moet laten renoveren. Gedaagde betwist echter dat de schade aan het gebit van eiser het gevolg is van de mishandeling en verwijst naar de slechte staat van het gebit van eiser. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat de exacte schadevergoeding alleen kan worden vastgesteld met behulp van een deskundige, wat in kort geding niet mogelijk is. De rechter benadrukt de terughoudendheid die in kort geding moet worden betracht bij het toewijzen van geldvorderingen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 8 november 2015 is eiser mishandeld door gedaagde, waarna hij aangifte heeft gedaan. Eiser heeft letsel opgelopen, waaronder afgebroken tanden. Een tandarts heeft een behandelplan opgesteld ter waarde van € 23.160,31. Gedaagde is eerder veroordeeld voor de mishandeling, maar betwist de omvang van de schade en stelt dat de gebitsproblemen van eiser niet door de mishandeling zijn veroorzaakt. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om een voorschot op de schadevergoeding toe te wijzen, gezien de onduidelijkheid over de hoogte van de schade en de reeds betaalde schadevergoeding door gedaagde. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.