ECLI:NL:RBGEL:2016:6267

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
C/05/272455 / HZ ZA 14-445
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkoop van Rendo Energielevering aan Electrabel en beschuldigingen van omkoping

In deze zaak vorderde N.V. Rendo Holding schadevergoeding van [gedaagde] naar aanleiding van de verkoop van Rendo Energielevering aan Electrabel. Rendo Holding stelde dat er sprake was van omkoping door [gedaagde] van [bestuurder], die een sturende rol had gespeeld in het verkoopproces. De rechtbank onderzocht de feiten en de procedure, waarbij het verloop van de onderhandelingen en de biedingen van zowel Electrabel als Dong aan bod kwamen. Rendo Holding stelde dat het bod van Dong, dat hoger was dan dat van Electrabel, niet serieus was overwogen door [bestuurder]. De rechtbank concludeerde dat Rendo Holding niet had aangetoond dat zij schade had geleden door de keuze voor Electrabel, aangezien de werkgelegenheidsgarantie en andere voorwaarden van Electrabel van groot belang waren voor de aandeelhouders. De rechtbank wees de vordering van Rendo Holding af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/272455 / HZ ZA 14-445
Vonnis van 16 november 2016
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. RENDO HOLDING,
gevestigd te Meppel,
eiseres,
advocaat mr. B.M.M. Weiffenbach en mr. R.T.L. Vaessen, beiden te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C. Hellingman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Rendo Holding en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 februari 2016
  • de conclusie van dupliek
  • de akte houdende correcties (op de conclusie van dupliek) van [gedaagde]
  • de op 1 september 2016 gehouden pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken
  • de brief van mr. C. Hellingman van 14 september 2016, houdende reactie op het proces-verbaal van de pleitzitting
  • de brief van mr. B.M.M. Weiffenbach van 15 september 2016, houdende reactie op het proces-verbaal van voormelde zitting
  • de brief van mr. B.M.M. Weiffenbach van 26 september 2016, houdende reactie op de brief van mr. C. Hellingman van 14 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rendo Holding is een houdstermaatschappij die direct dan wel indirect aandelen houdt van een groep van vennootschappen (hierna: de Rendo-groep) die de infrastructuur exploiteert door middel waarvan gas en elektriciteit aan de eindgebruikers wordt geleverd.
2.2.
De Rendo-groep is een (semi)overheidsonderneming. De aandelen in Rendo Holding worden gehouden door negen gemeenten in Noord-Overijssel en Zuid-Drenthe. De raad van commissarissen werd in 2006 gevormd door leden van het college van Burgemeester en Wethouders van de negen aandeelhoudende gemeenten. [bugemeester] (hierna: [bugemeester]), destijds burgemeester van Steenwijk, was voorzitter van de raad van commissarissen van Rendo Holding.
2.3.
Een van de vennootschappen die deel uitmaakte van de Rendo-groep was
Rendo Energielevering B.V., gevestigd te Hoogenveen (hierna: Rendo Energielevering).
Rendo Energielevering legde zich toe op in- en verkoop en levering van gas en elektriciteit aan eindgebruikers.
2.4.
In februari 2006 heeft [gedaagde], in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van Electrabel Nederland Retail B.V., gevestigd te Zwolle (hierna: Electrabel),
[bestuurder] (hierna: [bestuurder]), bestuurder van Rendo Holding, benaderd in verband met de interesse van Electrabel om Rendo Energielevering over te nemen.
2.5.
[gedaagde] heeft aan [bestuurder] een bod van € 61,5 miljoen uitgebracht op de aandelen van Rendo Energielevering.
2.6.
[gedaagde] heeft in dit verband intern bij Electrabel het volgende gerapporteerd:
“ Naar zijn[[bestuurder]’s, rechtbank]
oordeel zullen aandeelhouders het bod van € 61,5 mio snel aanvaarden. Hij adviseert het bod niet te relateren aan het aantal aansluitingen, omdat daarmee het totale bedrag flink zou stijgen.”
2.7.
Blijkens de notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding van 30 maart 2006 (productie 19 van [gedaagde]) is - naar aanleiding van een presentatie door Price Waterhouse Coopers - het bod van Electrabel als een marktconform bod gekwalificeerd. Nadien hebben Rendo Holding en Electrabel gezamenlijk een due dilligenceonderzoek uitgevoerd en is er tussen (onder meer) [bestuurder] en [gedaagde] verder onderhandeld over de verkoop van de aandelen, waarbij Electrabel haar bod heeft verhoogd tot € 66.500.000,-- (inclusief € 3 miljoen voor de overname van het kantoorpand te Hoogeveen).
2.8.
De vennootschap naar Deens recht Dong Energy A/S (hierna: Dong), een leverancier van gas en elektriciteit, heeft zich bij brief van 28 april 2006 (productie 7 van Rendo Holding) als overnamekandidaat tot [bestuurder] gewend. De brief is (blijkens “Cc” ) tevens verzonden aan [bugemeester]. Dong doet daarbij een niet bindend bod van € 310- € 330
“per directly served retail gas client or retail electric client for alle energy supply related activities of RENDO Supply.”
2.9.
Dong heeft bij brief van 7 juni 2006 (productie 8 van Rendo Holding) aan de aandeelhouders van Rendo Holding medegedeeld dat zij een bindend bod op de aandelen van Rendo Energielevering heeft uitgebracht aan het management en de raad van commissarissen van Rendo Holding. Deze brief is (blijkens “C.c”) tevens verzonden aan onder meer [bugemeester].
2.10.
In de notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van 15 juni 2006 (productie 25 van [gedaagde]) komen onder meer de navolgende passages voor:
“(…)7.Stand van zaken voorgenomen verkoop RENDO EnergieleveringDe heer [bugemeester] meldt, dat (…) de eindonderhandelingen over het bod hebben plaatsgevonden tussen RENDO en Electrabel. Namens RENDO waren hierbij aanwezigde heren [bugemeester] (Holding), Urlings (RENDO Netbeheer) en [bestuurder]. Het uiteindelijke bod komt uit op 68 mln. euro.Electrabel neemt het personeel dat direct en indirect voor Levering werkt over. Hiervoor worden geen vergoedingen in mindering gebracht.(…)
Het bod is uitgebracht onder een aantal ontbindende voorwaarden, zoals goedkeuring van de Raad van Commissarissen, de aandeelhouders(…)
De Raad machtigt de heren [bugemeester] en [bestuurder] om een en ander af te handelen.(…)
De Algemene vergadering van Aandeelhouders is het orgaan, dat uiteindelijk het definitieve besluit neemt.
(…)
DONG heeft de laatste dagen de gemeenten individueel benaderd met een tegenbod. Uit analyse van het bod blijkt, dat het bod per saldo lager uitvalt. Het is een kwestie van definiëring waarop geboden wordt, per klant of per aansluiting. De Raad besluit verder niet op het bod van DONG in te gaan (…).”
2.11.
[bugemeester] heeft bij brief van 16 juni 2006 (productie 26 van [gedaagde]) namens de raad van commissarissen aan de aandeelhouders van Rendo Holding onder meer het volgende medegedeeld:
“(…)De vraag wordt gesteld waarom uitsluitend met Electrobel wordt gesproken. De gedachte kan bestaan, dat een veiling meer op zou brengen. Wij hebben PricewaterhouseCoopers in deze om advies gevraagd. Zij bevestigen dat het hier om een uitstekend bod gaat. Zeker als dit bod wordt afgezet tegen de bekende biedingen op een aantal andere bedrijven de laatste twee jaar. De markt is erg in beweging en zeer risicovol. (…) Om de risico’s als aandeelhouder van een commercieel leveringsbedrijf weg te nemen, is het moment nu gunstig om te gaan verkopen.Om die reden is er bewust voor gekozen geen veiling te houden. Bij een veiling is het volstrekt onzeker welke partij uiteindelijk het beste bod uitbrengt. Als dat een bestaand geïntegreerd energiebedrijf zou zijn, dan heeft het kantoor vrijwel zeker geen zelfstandige toekomst meer en zijn de sociale gevolgen van de medewerkers zeer onzeker. Een veiling betekent een onbekende toekomst.(…)Electrabel is bereid om na onderhandeling en onder een aantal voorwaarden een bedrag van66,5 mln eurote betalen voor RENDO Energielevering.(…)Electrabel heeft aangegeven en inmiddels bevestigd, dat zij alle werknemers die direct en indirect voor Energielevering werken over zal nemen. Het gaat hierbij om circa 69,5 fte.Ook hun huidige rechtspositie wordt verzekerd. Dat is buitengewoon royaal te noemen. De Raad van Commissarissen is van mening, dat de belangen van de werknemers hiermee zijn gewaarborgd. Het sociale aspect is hiermee goed ingedekt (…) Naast het personeel wordt ook het kantoorgebouw in Hoogeveen overgenomen.(…)Omdat (…) ziet de Raad van Commissarissen voldoende redenen om de Algemene vergadering van Aandeelhouders te adviseren tot verkoop van RENDO Energielevering over te gaan aan Electrabel.(…).”
2.12.
Rendo Holding heeft op 16 juni 2006 publiekelijk bekend gemaakt dat zij tot overeenstemming was gekomen met Electrabel.
2.13.
[bugemeester] heeft bij brief van 22 juni 2006 (productie 27 van [gedaagde]) namens de raad van commissarissen aan de aandeelhouders van Rendo Holding onder meer het volgende medegedeeld:
“(…)In de bijeenkomst op 19 juni jl. werd de vergelijking gemaakt met het hoogst gerealiseerde bod tot nu toe, zijnde het bod op NRE. Navraag bij NRE Holding leert, dat daar een bedrag van circa 304 euro per klant is geboden. Indien een klant zowel gas als elektriciteit afnam, dan werd een waarde verrekend van tweemaal 304 euro is 608 euro per klant. Indien we op dezelfde wijze de rekensom voor RENDO maken, dan zou RENDO Energielevering ongeveer 47 miljoen euro waard zijn (155.000 energie eenheden maal 304 euro). Het bod van Electrabel is beduidend hoger. Dat komt omdat (…) Electrabel bereid is gebleken veel meer leveringsrelaties in onze (nu) goed gevulde portefeuille aan te merken als klantrelatie.Hierdoor is het bod van Electrabel ook hoger dan het schriftelijk gedane bod van DONG, dat wij in onze RvC-vergadering hebben besproken. Nog afgezien van de werkgelegenheids- en vestigingsplaatsaspecten, zijn wij daarom overtuigd van de aantrekkelijkheid van de finale Electrabel-bieding, zijnde € 66,5 miljoen (…).”
2.14.
Dong heeft daarop bij brief van 28 juni 2006 (productie 9 van Rendo Holding) aan [bugemeester] en [bestuurder] (met C.c. aan de aandeelhouders van Rendo Holding) een hernieuwd en verbeterd bod gedaan op de aandelen van Rendo Energielevering.
In deze brief komen de volgende passages voor:
“(…)DONG Energy is bereid € 330 per direct beleverde gasklant/eindverbruiker of elektriciteitsklant/eindverbruiker te betalen (oftewel € 660 per direct beleverde klant/eindverbruiker die zowel gas als elektriciteit afneemt en € 330 per direct beleverde klant/eindverbruiker die ofwel gas ofwel elektriciteit afneemt. Gebaseerd op in totaal circa 200.000 klanten/eindverbruikers (…) zou de prijs voor RENDO Supply gelijk zijn aan€ 66 miljoen.
Daarnaast bevestigen we dat we bereid zijn het kantoor van RENDO in Hoogeveen, op dezelfde voorwaarden als Electrobel, over te nemen voor een additioneel bedrag van€ 3 miljoen (…)
• Indien DONG Energy toegang krijgt tot bedrijfsspecifieke informatie die aantoont dat de commerciële vooruitzichten van RENDO Supply beter zijn dan verwacht, is DONG Energy bereid haar biedprijs te verhogen.• (…) Een gecombineerde overname van RENDO Supply en Cogas Supply zal positieve synergieën opleveren (…) Indien DONG Energy beide ondernemingen overneemt, zijn wij bereid onze prijs te verhogen met een bedrag gelijk aan een deel van de verwachte synergieën.• DONG Energy is tevens bereid, als onderdeel van een succesvolle transactie, RENDO te compenseren voor mogelijke transactiekosten tot een bedrag van € 1 miljoen.(…)Het bod wordt gedaan onder de voorwaarden genoemd in deze brief en in de Appendix op deze brief (…).”
2.15.
In de Appendix (eveneens productie 9 van Rendo Holding) komen onder meer de volgende passages voor:
“(…)Voorwaarden waarop het bod is gebaseerd:De organisatie van RENDO Supply kan aan ons worden overgedragen zonder materiële nadelige gevolgen, en heeft na (af)splitsing (…) van de netwerkactiviteiten (voor zover benodigd) redelijke en voor ons aanvaardbare dienstverleningsovereenkomsten (…), een markt georiënteerde kostenstructuur, de werknemers (inkoop en andere) contracten, rechten, activa en processen om op een juiste en winstgevende wijze haar onderneming in de normale bedrijfsvoering voort te zetten, zodanig dat RENDO Supply gereed en in staat is tot bedrijfsvoering in de concurrerende leveringsmarkt en winstniveaus heeft die vergelijkbaar zijn met andere Nederlandse leveringsondernemingen;(…)RENDO Supply heeft in totaal circa 200.000 klanten/eindverbruikers;
(…)Dit bod is onderworpen aan de finale goedkeuring door de Raad van Commissarissen van DONG Energy A/S (…).”
2.16.
Dit laatste bod van Dong is op 29 juni 2006 besproken tijdens de gecombineerde vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding en van Rendo Netbeheer B.V. te Hoogeveen.
In de van die vergadering bijgehouden notulen (productie 28 van [gedaagde]) komen onder meer de navolgende passages voor:
“(…)Het Deense bedrijf DONG heeft zeer recent een laatste bod van 69 mln. uitgebracht aan de aandeelhouders.Dit bod roept veel vragen op bij de aandeelhouders. Essentieel in deze discussie is het verschil in definitie van klanten en aansluitingen. Wanneer het bod van DONG afgezet wordt tegen het werkelijke aantal klanten, dan ontstaat een ander beeld (…). In het bod van DONG staat niets over vestigingsplaatsen en personeel. (…)Er zijn opnieuw onderhandelingen geweest met Electrabel. Electrabel heeft verklaard tot medio 2011 retailactiviteiten vanuit Hoogeveen te blijven verrichten.
De heer Urlings merkt op, dat binnen de gemeente een motie circuleert om de werkgelegenheid langer te garanderen dan 2 jaar. Electrabel komt de gemeente op dit punt dus al tegemoet.(…)Er zijn nieuwe feiten: het bod van DONG is niet relevant (definitie kwestie en onderbouwing) en het bod van DONG is geen reden om de onderhandelingen te heropenen.(…)De aandeelhouders kunnen op 6 juli a.s. ja of nee zeggen tegen het voorstel van de Raad. De aandeelhouders zouden de Raad moeten machtigen de eindonderhandelingen met Electrabel te voeren.Er is met de Ondernemingsraad gesproken. Er is een positieve grondhouding aanwezig. De OR heeft kennis genomen van de biedingen van DONG. Toch is zij van mening, dat RENDO beter af is met de verkoop aan Electrabel. (…)”
2.17.
[gedaagde] heeft per e-mail van 2 juli 2006 (productie 31 van Rendo Holding) onder meer het volgende aan [bestuurder] medegedeeld:
“(…)In een telefoongesprek met de heer [bugemeester] op donderdag j.l. heb ik gezegd, dat, indien de interne discussies binnen de kringen van de aandeelhouders daartoe aanleiding mocht geven en indien een extra actie van de kant van EBL nodig zou moeten zijn - vooral vanwege het aanvullende aanbod van Dong - we bereid zouden zijn de werkgarantie voor het vaste personeel te verhogen met 1 jaar en de prijs te verhogen tot een zodanig bedrag, dat daarmee het verschil met Dong voor een belangrijk deel zou worden goedgemaakt. Desgevraagd heb ik een bedrag van € 68 mio genoemd.(…)Mbt de eventuele verhoging van de prijs deelde jij me mede dat de aanbieding van Dong uiteindelijk daartoe geen aanleiding zou behoeven te geven, omdat deze uiterst onduidelijk is en het door Dong aangeboden bedrag niet spoort met de gehanteerde voorwaarden en uitgangspunten (…).”
2.18.
De algemene vergadering van aandeelhouders van Rendo Holding heeft op 6 juli 2006 het besluit genomen om goedkeuring te verlenen aan het voorstel van de raad van commissarissen van Rendo Holding om Rendo Energielevering te verkopen door Rendo Beheer B.V. (hierna : Rendo Beheer) aan Electrabel, een en ander onder de condities zoals verwoord in de brieven van 16, 22 en 29 juni 2006. Uit de notulen van die vergadering (productie 29 van [gedaagde]) blijkt dat de algemene vergadering van aandeelhouders de directie en raad van commissarissen heeft gevraagd om te trachten de werkgelegenheidsgarantie te verhogen tot 4 jaar.
2.19.
[bugemeester] is daarop met Electrabel in onderhandeling getreden. Dit heeft ertoe geleid dat overeenstemming is bereikt over de koopprijs van € 68 miljoen alsmede dat Electrabel een werkgelegenheidsgarantie heeft afgegeven voor een periode van
5 jaar.
2.20. Bij schriftelijk vastgelegde overeenkomst van 1 oktober 2006 (productie 1 van [gedaagde]) heeft Rendo Beheer de door haar gehouden aandelen in het kapitaal van Rendo Energielevering verkocht aan Electrabel voor een bedrag van € 68.000.000,--. In dit bedrag is een bedrag van € 3 miljoen begrepen voor overname van het kantoorpand te Hoogeveen.
2.21.
Het Openbaar Ministerie (het OM) alsmede de FIOD zijn in 2012 in verband met voormelde transactie een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen Rendo Holding, Electrabel, [bestuurder] en [gedaagde].
Electrabel heeft vervolging door het OM voor een bedrag van € 2,5 miljoen afgekocht. Het OM heeft dit bedrag doorbetaald aan Rendo Holding. Electrabel heeft daarnaast een bedrag van € 850.000,-- aan Rendo Holding betaald.

3.De vordering

3.1.
Rendo Holding vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag ter grootte van € 4.686.015,01, althans een nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Rendo Holding legt aan haar vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de volgende stellingen ten grondslag.
[gedaagde] en [bestuurder] hebben bij hun eerste gesprekken - op basis van een ‘gentlemen’s agreement’ - afgesproken dat Electrabel - na de succesvolle afronding van de overname van Rendo Energielevering - een bedrag van € 1 miljoen aan [bestuurder] zou betalen. Deze afspraak moet worden gekwalificeerd als omkoping omdat die toegezegde betaling tot doel had zeker te stellen dat Electrabel de daadwerkelijke koper van Rendo Energielevering zou worden. [bestuurder] is na het maken van de afspraak omtrent betaling en ontvangst van steekpenningen (door betaling van voormeld bedrag op de rekening van een persoonlijke houdstervennootschap van [bestuurder], [bestuurder] B.V.) een sturende rol gaan vervullen in het verkoopproces, met als oogmerk en feitelijk resultaat dat Electrabel ten onrechte als de aantrekkelijkste koper werd afgeschilderd.
[gedaagde] en [bestuurder] hebben veelvuldig de biedingen van Electrabel afgestemd en beslissingsklaar gemaakt voor de interne organen bij Rendo Holding. [bestuurder] heeft
- onder invloed van de toegezegde steekpenningen - gedurende het gehele verkoopproces [bugemeester] en de gehele raad van commissarissen en de aandeelhouders gemanipuleerd, zodat zij met de verkoop aan Electrabel zouden instemmen. [bestuurder] heeft bewerkstelligd dat Dong als overnamekandidaat ‘buiten de deur’ werd gehouden en dat overige concurrentie voor Electrabel werd uitgeschakeld.
Door de omkoping van [bestuurder] door [gedaagde] kon Electrabel deze overname voor een lagere prijs realiseren dan onder normale omstandigheden het geval zou zijn geweest. Door de omkoping hadden Electrabel en [gedaagde] als enig bestuurder van Electrabel geen last van het spel van loven en bieden tussen koper en verkoper alsmede van hogere, concurrerende biedingen, zoals het bod van Dong.
Er is sprake van onrechtmatig handelen in groepsverband. Van deze groep maakten [bestuurder], [bestuurder] B.V., Electrabel en [gedaagde] deel uit. Een van de leden van deze groep heeft onrechtmatig schade toegebracht en de kans op het aldus toebrengen van schade had bedoelde personen, onder wie [gedaagde], behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband.
is hoofdelijk aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
is ook als bestuurder van Electrabel persoonlijk aansprakelijk voor de door Rendo Holding geleden schade omdat hij zich aan omkoping heeft schuldig gemaakt (hetgeen een misdrijf is), zodat hem ter zake een ernstig verwijt treft.
Dong was bereid om € 330,-- per direct beleverde gasklant/eindverbruiker of elektriciteitsklant/eindverbruiker te betalen, ofwel € 660,-- per klant die zowel gas als elektriciteit afneemt. Gebaseerd op 200.000 klanten/eindverbruikers zou de prijs gelijk zijn aan € 66 miljoen. Een zakelijke klant moet worden gewaardeerd op basis van het aantal aansluitingen en moet - omdat een zakelijke klant meestal meerdere aansluitingen heeft - als meer dan één klant geteld worden. Rendo Energielevering had ten tijde van de overname 206.660 aansluitingen (inclusief zakelijke klanten). Zonder de door [gedaagde] toegezegde steekpenningen zou [bestuurder] bij de bieding van Dong de waarde van één zakelijke klant niet hebben gelijkgesteld met de waarde van één particuliere klant dan wel zou Dong, net zoals Electrabel, in de gelegenheid zijn gesteld om voor zakelijke klanten de vertaling te maken van leveringsrelaties (aansluitingen) naar klantrelaties (waarbij een zakelijke klant dus kan tellen voor meer dan één klant). Dong zou in dat geval € 68.197.800,--
(206.660 x € 330,--) hebben geboden.
Dong was daarnaast bereid het kantoor in Hoogeveen over te nemen voor een bedrag van
€ 3 miljoen en om een vergoeding voor transactiekosten te betalen voor een bedrag van maximaal € 1 miljoen. Uit een uitlating van [Y] , de directeur die destijds verantwoordelijk was voor Dong Nederland, is gebleken dat bij het bod de overname van het softwarepakket nog niet was inbegrepen. De overnameprijs van het softwarepakket werd door Dong op ongeveer € 1,5 miljoen geschat. Het totale bod van Dong komt daarmee uit op € 73.697.800,--
heeft verklaard dat Dong - wanneer deze dezelfde informatie ter beschikking zou hebben gekregen als Electrabel (de aantallen zoals weergegeven in het due dilligence rapport van Pricewaterhouse Coopers) - minimaal een gelijk bod zou hebben uitgebracht als in de laatste biedingsbrief van 28 juni 2006, namelijk € 73,7 miljoen.
Het prijsverschil tussen dit bod van Dong en de met Electrabel overeengekomen koopprijs van € 68 miljoen bedraagt € 5.678.000,--. De wettelijke rente over dit bedrag komt over de periode vanaf 1 oktober 2006 tot aan 1 juni 2014 uit op € 2.106.228,85.
Rendo Holding heeft aanzienlijke kosten moeten maken inzake juridische bijstand en kosten van financieel onderzoek teneinde dit fraudedossier nader te onderzoeken ter vaststelling van de feiten en ter bepaling van haar positie. Deze kosten bedragen € 245.000,--. De wettelijke rente over dit bedrag komt over de periode vanaf 30 juni 2013 tot aan 1 juni 2014 uit op € 6.786,16. De schade bedraagt in totaal € 8.036.015,01.
Een gedeelte van deze schade heeft Rendo Holding kunnen verhalen, zodat resteert een bedrag van € 4.686.015,01

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] concludeert dat de rechtbank Rendo Holding niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans deze haar zal ontzeggen met veroordeling van Rendo Holding in de kosten van deze procedure en in de kosten van de gelegde beslagen.
4.2.
Op het verweer van [gedaagde] zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

de ontvankelijkheid
5.1.
[gedaagde] heeft ten eerste aangevoerd dat niet Rendo Holding maar Rendo Beheer verkoper is van de aandelen in Rendo Energielevering. [gedaagde] verbindt daaraan de conclusie dat het door Rendo Holding als schade gestelde verschil tussen de koopprijs en het gestelde bod van Dong geen schade is die door Rendo Holding is geleden en dat Rendo Holding daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
5.2.
Rendo Holding heeft bij conclusie van repliek aangevoerd dat zij als lasthebber van Rendo Beheer mede namens Rendo Beheer (als lastgever) schadevergoeding vordert.
Rendo Holding heeft ter onderbouwing van deze stelling als productie 38 een brief van Rendo Beheer aan haar van 2 juli 2015 in het geding gebracht, waarin onder meer de volgende passages voorkomen:
“Om praktische redenen en in het kader van de efficiëntie is destijds besloten dat N.V. RENDO Holding mede namens RENDO Beheer B.V. de geleden schade zal verhalen. In dit kader bevestigt en zo nodig bekrachtigt ondergetekende in zijn hoedanigheid van bestuurder van RENDO Beheer B.V. dat N.V. RENDO Holding in eigen naam ook mag opkomen voor de vorderingen van RENDO Beheer B.V. op iedere derde (waaronder de voormalige directie en betrokkenen van RENDO, de verantwoordelijke vertegenwoordigers van Electrabel, adviseurs e.d.) ter zake van schadevergoeding of anderszins in de Electrabel zaak (…)Dit betreft een zogenaamde ‘lastgeving ter incasso’ ex artikel 7:423 BW, waarbij N.V. RENDO Holding als lasthebber acteert op eigen naam en uit dien hoofde bevoegd is de vorderingen van RENDO Beheer B.V. op eigen naam te innen zonder dat deze vorderingen aan haar zijn overgedragen, terwijl de derde bevrijdend aan N.V. RENDO Holding als lasthebber kan betalen”.
5.3.
[gedaagde] heeft in haar conclusie van dupliek aangevoerd dat de verklaring van Rendo Beheer, dat [gedaagde] bevrijdend aan Rendo Holding kan betalen, onvoldoende is omdat Rendo Beheer niet tevens heeft verklaard dat zij [gedaagde] niet opnieuw zal confronteren met een namens Rendo Beheer in te stellen vordering. Dit is - zo begrijpt de rechtbank de stelling van [gedaagde] - van belang indien de vorderingen aan Rendo Holding worden ontzegd.
5.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.5.
Een redelijke uitleg van voormelde brief van Rendo Beheer brengt met zich dat tussen haar en Rendo Holding een overeenkomst van lastgeving is gesloten, waarbij laatstgenoemde zich heeft verbonden om op eigen naam de onderhavige vordering voor rekening van Rendo Beheer in te stellen als bedoeld in artikel 7:414 BW. Van een privatieve last als bedoeld in artikel 7:423 lid 1 BW is geen sprake nu in bedoelde brief niet tevens wordt gesteld dat Rendo Holding het vorderingsrecht met uitsluiting van Rendo Beheer zal uitoefenen. Rendo Beheer blijft daarmee inningsbevoegd.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, volgt uit het arrest van de Hoge Raad van
4 september 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2462, r.o. 4.1.2) niet dat de Hoge Raad verlangt dat de lastgever tevens verklaart dat hij de derde niet opnieuw zal confronteren met een namens de lastgever in te stellen vordering. Bedoelde eis was door het hof gesteld en in het arrest van de Hoge Raad ging het om de vraag of eiseres in het door het hof met betrekking tot de lastgevingsovereenkomst opgedragen bewijs was geslaagd.
Ook uit de tekst van artikel 7:423 lid 1 BW vloeit een dergelijke eis niet voort. De bevoegdheid van de lasthebber om de rechten die aan de lastgever toekomen met uitsluiting van de lastgever uit te oefenen geldt immers uitsluitend voor de duur van de lastgevingsovereenkomst. Indien die overeenkomst eindigt, al dan niet na opzegging, staat het de lastgever vrij om in eigen naam voor zijn rechten op te komen.
5.6.
Uit het vorenstaande volgt dat Rendo Holding kan worden ontvangen in haar vorderingen.
ten gronde
5.7.
Rendo Holding heeft [gedaagde] op diverse grondslagen aansprakelijk gesteld voor de door Rendo Holding gestelde schade. Ofschoon een belangrijk gedeelte van de beweerdelijk geleden schade Rendo Beheer aangaat, zal hierna omwille van de leesbaarheid enkel Rendo Holding worden vermeld als degene jegens wie onrechtmatig zou zijn gehandeld en als degene die daardoor beweerdelijk schade heeft geleden.
5.8.
De rechtbank komt aan bespreking van de vraag of [gedaagde] onrechtmatig jegens Rendo Holding heeft gehandeld door de beweerdelijke omkoping door [gedaagde] van [bestuurder] dan wel het beweerdelijk zonder grond betalen van een bedrag van € 1 miljoen door Electrabel aan [bestuurder] (lees: [bestuurder]) niet toe. Ten processe is immers niet gebleken dat [bestuurder] een sturende en beslissende rol heeft gespeeld in de beslissing van Rendo Holding om Rendo Energielevering aan Electrabel te verkopen in plaats van aan Dong alsmede dat Rendo Holding schade heeft geleden (in de vorm van het mislopen van een hogere opbrengst) doordat Rendo Energielevering aan Electrabel is verkocht in plaats van aan Dong. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.9.
Voorop wordt gesteld dat het initiatief tot de overname van Rendo Energielevering is uitgegaan van Electrabel alsmede dat Rendo Holding er bewust voor heeft gekozen om met Electrabel te onderhandelen, in plaats van te trachten om door middel van een veiling de hoogste koopprijs te verkrijgen. Dat door middel van een veiling een hogere koopprijs kon worden verkregen dan de prijs die Electrabel bood, was voor Rendo Holding immers geen vast gegeven. Dong heeft zich eigener beweging tot de aandeelhouders en de voorzitter van de raad van commissarissen van Rendo Holding gewend en heeft daarbij haar interesse in overname van Rendo Energielevering getoond.
De stelling van Rendo Holding dat [bestuurder] het bod van Dong lange tijd verborgen heeft gehouden voor Rendo Holding mist relevantie. Immers, Dong heeft zowel de brief van
28 april 2006 (waarin zij voor het eerst - aan [bestuurder] - haar interesse voor overname van Rendo Energielevering heeft kenbaar gemaakt en waarbij Dong een niet bindend bod heeft uitgebracht) als de brief van 7 juni 2006 (waarin Dong aan de aandeelhouders van Rendo Holding heeft medegedeeld dat zij aan het management van Rendo Holding een bindend bod heeft gedaan) tevens in kopie verzonden aan [bugemeester], de voorzitter van de raad van commissarissen van Rendo Holding. Dit betekent dat Rendo Holding van meet af aan (dan wel in ieder geval op tijd) op de hoogte is geweest van de interesse van Dong in overname van Rendo Energielevering.
5.10.
Rendo Holding heeft niet betwist dat het bod van € 61,5 miljoen door Electrabel zelf was bepaald alsmede dat [gedaagde] dit bod in het eerste gesprek met [bestuurder] aan deze heeft voorgelegd. Het advies van [bestuurder] om het bod (welk bod volgens [bestuurder] door de aandeelhouders van Rendo Holding zou worden geaccepteerd) niet te relateren aan het aantal aansluitingen, omdat daarmee het totale bedrag flink zou stijgen, is dan ook niet van invloed geweest op het bod van [gedaagde]. Bovendien heeft Rendo Holding in de inleidende dagvaarding (onder randnummer 59) gesteld dat het bod van Electrabel ongeveer
€ 305,-- per aansluiting bedroeg. Voorts is van belang dat na het eerste gesprek tussen [bestuurder] en [gedaagde] verder is onderhandeld en dat de koopprijs uiteindelijk op
€ 68 miljoen is uitgekomen. Van een effectieve afstemming van de biedingen tussen [bestuurder] en [gedaagde] kan in zoverre dan ook niet worden gesproken. Ook de inhoud van de hiervoor onder 2.17 vermelde e-mail van [gedaagde] aan [bestuurder] van 2 juli 2006 leidt niet tot een ander oordeel. Het eerste bindende bod van Dong is immers in de vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding van 15 juni 2006 besproken en geanalyseerd en vervolgens van de hand gewezen. Het verbeterde bod van Dong van 28 juni 2006 is op 29 juni 2006 besproken tijdens de gecombineerde vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding en van Rendo Netbeheer B.V. te Hoogeveen. Het bod van Dong is toen als niet relevant beschouwd. De vergadering vond in het bod van Dong geen reden om de onderhandelingen met Electrabel te heropenen.
5.11.
Nergens uit blijkt dat (en op welke wijze) [bestuurder] de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders van Rendo Holding (effectief) onjuist heeft voorgelicht en misleid door deze organen te bewegen om het bod van Dong ten faveure van Electrabel terzijde te schuiven.
5.12.
De door Rendo Holding gestelde schade bestaat ten eerste uit het prijsverschil tussen het bod van Dong, dat door Rendo Holding wordt gewaardeerd op een bedrag van in totaal € 73.697.800,--, en de met Electrabel overeengekomen koopprijs van € 68 miljoen.
5.13.
Anders dan Rendo Holding heeft gesteld, kan het bod van Dong niet worden gewaardeerd op een bedrag van in totaal € 73.697.800,--. Daartoe is het volgende redengevend.
5.14.
De stelling van Rendo Holding dat een bod dat is gebaseerd op het aantal aansluitingen tot een hogere vraagprijs zou hebben geleid dan een bod dat is gebaseerd op het aantal klanten, mist in deze relevantie. Herhaald wordt dat Rendo Holding heeft gesteld dat het bod van Electrabel was gebaseerd op het aantal aansluitingen. Gesteld noch gebleken is dat dit gegeven voor Rendo Holding aanleiding is geweest om Electrabel uit te nodigen een hoger bod te doen. Uit het aanbod van Dong blijkt voorts genoegzaam dat dat aanbod is gebaseerd op een vergoeding per klant, waarbij Dong is uitgegaan van circa 200.000 klanten en derhalve niet van het aantal aansluitingen. Bij deze stand van zaken valt - zonder voldoende onderbouwing - niet in te zien dat Dong, indien zij over dezelfde informatie zou hebben beschikt als Electrabel (te weten dat Rendo Energielevering 206.660 aansluitingen had, maar minder dan 200.000 klanten), haar bod van € 66 miljoen voor de klanten zou hebben verhoogd tot een bedrag van € 68.197.800,--, dat alsdan was gebaseerd op het aantal aansluitingen. Integendeel, het feit dat Rendo Energielevering minder dan 200.000 klanten had, bood Dong alle gelegenheid om haar aanbod naar beneden bij te stellen. In dit verband is niet van belang ontbloot dat Rendo Holding niet heeft weersproken dat Dong vóór het uitbrengen van haar bod van 28 juni 2006, ervan op de hoogte was dat Rendo Holding minder dan 200.000 klanten had. Dit blijkt uit de door [gedaagde] als productie 50 overgelegde e-mail van [x] aan Dong van 2 mei 2006.
Het door Dong op de klanten gedane bod was dan ook voor Rendo Holding allerminst een garantie dat Dong dat bod gestand zou doen.
Dit alles brengt met zich dat het uitgangspunt van Rendo Holding dat, indien zij Rendo Energielevering aan Dong zou hebben kunnen verkopen, Dong daarvoor (exclusief het kantoorpand) een bedrag van € 68.197.800,-- zou hebben betaald, door de rechtbank niet wordt gevolgd. Opgemerkt wordt daarbij nog dat in de Appendix bij het bod van Dong van 28 juni 2006 nog andere voorwaarden worden genoemd dan het aantal klanten waarvan Dong bij haar bieding is uitgegaan, zodat aan het bod van Dong meerdere onzekerheden kleefden, hetgeen niet, althans niet in die mate het geval was bij het bod van Electrabel.
5.15.
Vaststaat dat in het door Dong op 28 juni 2006 uitgebrachte bod (of in een eerder bod) niet tevens is begrepen een bedrag van € 1,5 miljoen voor overname van het softwarepakket. Dat [Y] achteraf stelt dat Dong voormeld bedrag over had voor de overname van het softwarepakket, is dan ook niet relevant. Los daarvan heeft [gedaagde] er nog op gewezen dat [Y] tegenover de FIOD heeft verklaard dat Dong geen interesse had in het IT systeem van Rendo Energielevering. Rendo Holding heeft voorts niet bestreden dat [Y] niet (actief) bij de biedingen van Dong betrokken is geweest. Dit brengt met zich dat aan de verklaring van [Y] waar Rendo Holding op doelt, geen grote betekenis kan worden gehecht. Het mislopen van voormeld bedrag voor de overname van het softwarepakket vormt derhalve geen voor vergoeding in aanmerking komende schade.
5.16.
Het mag zo zijn dat Dong in haar brief van 28 juni 2006 aangeeft dat zij bereid is, als onderdeel van een succesvolle transactie, Rendo Holding te compenseren voor “mogelijke transactiekosten” tot een bedrag van € 1 miljoen, maar dit gebaar (het bod is immers niet expliciet en onvoorwaardelijk met € 1 miljoen verhoogd) kan bezwaarlijk worden opgevat als een zekere bate voor Rendo Holding ter waarde van € 1 miljoen. Uit de brief van Dong blijkt bovendien niet welke transactiekosten zij daarbij voor ogen heeft gehad. Indien Dong daarmee zou hebben gedoeld op de kosten van Rendo Holding voor de onderhandelingen met Dong, zou Rendo Holding - zo heeft [gedaagde] bij pleidooi onweersproken gesteld - zijn blijven zitten met de kosten die zij gemaakt heeft voor de onderhandelingen met Electrabel en zou Rendo Holding per saldo niets missen als het bod van Dong niet wordt geaccepteerd. Het hier bedoelde bedrag van € 1 miljoen kan dan ook niet worden meegenomen in de door Rendo Holding gestelde schade.
5.17.
Wat in deze wel zeker is, is dat Dong haar totaal bod (gebaseerd op het aantal klanten alsmede overname van het kantoor te Hoogeveen) heeft verhoogd tot € 69 miljoen.
Dat is € 1 miljoen hoger dan de uiteindelijk met Electrabel overeengekomen koopprijs van
€ 68 miljoen (inclusief € 3 miljoen voor de overname van het kantoorpand te Hoogeveen).
5.18.
Dit hogere bod van Dong (waaraan - zoals hiervoor reeds is overwogen - meerdere voorwaarden waren verbonden) is voor Rendo Holding evenwel geen aanleiding geweest om met dit bod terug te gaan naar Electrabel om te trachten een hogere koopprijs uit te onderhandelen.
Na rijp beraad is tijdens de gecombineerde vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding en van Rendo Netbeheer B.V. besloten om dit niet te doen.
Naast de onduidelijkheid van het bod van Dong was van groot belang dat Electrabel bereid was om een werkgelegenheidsgarantie voor 4 jaar af te geven. Voor de aandeelhouders van Rendo Holding (en de Ondernemingsraad) was dit aspect van groot belang, zo blijkt uit de verslagen van deze bijeenkomsten. Vast staat dat het in deze ging om 69,5 fte. [gedaagde] heeft bij pleidooi gesteld dat de monetaire waarde van de werkgelegenheids- en vestigingsgarantie aanzienlijk is en dat deze garanties het bedrag van € 1 miljoen aanzienlijk overschrijdt. [gedaagde] heeft in dit verband erop gewezen dat er daardoor geen afvloeiingsregelingen met het personeel behoefden te worden getroffen en dat er door de personeelsleden geen beroep gedaan zou behoeven te worden op uitkeringen binnen de gemeentelijke aandeelhouders. Dit is door Rendo Holding niet tegengesproken. De werkgelegenheidsgarantie van Electrabel vertegenwoordigde dan ook naast een aanzienlijke immateriële waarde tevens een grote materiële waarde.
Vast staat dat Dong in haar aanbod van 28 juni 2006 geen werkgelegenheidsgarantie heeft afgegeven en dit gegeven heeft een grote (maar niet de enige) rol gespeeld bij de beslissing van de raad van commissarissen om het verbeterde bod van Dong terzijde te schuiven. Het feit dat [Y] achteraf heeft verklaard dat Dong ook bereid zou zijn geweest om een werkgelegenheidsgarantie af te geven indien Rendo Holding daarom had gevraagd, is in deze niet van belang. Gegeven de onduidelijkheid van het bod van Dong (per klant of per aansluiting) en de vele voorbehouden die Dong bij haar laatste aanbod heeft gemaakt, welke Dong de mogelijkheid gaven om haar aanbod naar beneden bij te stellen, is het niet aannemelijk dat indien Dong desgevraagd wel een werkgelegenheidsgarantie zou hebben afgegeven, Rendo Holding voor Dong zou hebben gekozen. Om die reden hecht de rechtbank geen belang aan de stelling van Rendo Holding (in haar conclusie van repliek onder randnummer 56) dat Westmaas, destijds lid van de raad van commissarissen van Rendo Holding, bij de FIOD heeft verklaard (productie 20 van Rendo Holding) dat indien Dong dezelfde garanties zou geven als Electrabel (bijvoorbeeld werkgelegenheid), Rendo Holding aan de door Dong geboden hogere overnameprijs de voorkeur zou hebben gegeven.
Anders dan Rendo Holding heeft gesteld (conclusie van repliek onder randnummer 123) kan uit de verklaring van [bugemeester] bij de FIOD (productie 55 van Rendo Holding) niet worden afgeleid dat Rendo Holding voor Dong zou hebben gekozen, indien Dong bereid zou zijn geweest om een werkgelegenheidsgarantie af te geven. Ook uit de door Rendo Holding als productie 30 overgelegde verklaring van [Y] bij de FIOD kan niet worden afgeleid dat Rendo Holding Rendo Energielevering aan Dong zou hebben verkocht, indien Dong op dezelfde wijze zou zijn geïnformeerd als Electrabel.
5.19.
De rechtbank acht het bovendien niet aannemelijk dat Dong niet wist dat de aandeelhouders van Rendo Holding (negen gemeenten) het behoud van werkgelegenheid voor het personeel van Rendo Energielevering van groot belang achtten. Dong volgde immers de ontwikkelingen in de onderhandelingen met Electrabel op de voet en [gedaagde] heeft bij pleidooi verklaard dat de lobbyisten van Dong rechtstreeks contact hadden met de aandeelhouders, waarbij ook is gesproken over de werkgelegenheid. Dit is door Rendo Holding niet weersproken.
Als Dong de hiervoor bedoelde wetenschap al niet had, had zij naar het oordeel van de rechtbank het belang van behoud van werkgelegenheid onder ogen moeten zien. Door de voorgenomen verkoop van Rendo Energielevering stroomde er immers een groot bedrag in kas en Dong had behoren te begrijpen dat het politiek gevoelig zou liggen indien nadat de substantiële verkoopopbrengst van Rendo Energielevering werd binnengehaald, het personeel (op relatief korte termijn) op straat zou komen te staan, althans onzekerheid over het behoud van hun baan zou bestaan. Een grote partij als Dong had dan ook in haar bod blijk ervan moeten geven dat zij het belang van behoud van werkgelegenheid onderkende. Dat heeft Dong niet gedaan.
Niet gezegd kan dan ook worden dat Rendo Holding door het bod van Electrabel te accepteren een bedrag van € 1 miljoen is misgelopen. Dit bedrag woog immers kennelijk niet op tegen het belang van de door Electrabel afgegeven werkgelegenheidsgarantie en om die reden vormt het bedrag van € 1 miljoen geen schade voor Rendo Holding.
5.20.
Rendo Holding heeft nog gesteld dat haar schade dient te worden verhoogd met het door Electrabel na de overname aan [bestuurder] betaalde bedrag van € 1 miljoen, maar de rechtbank kan Rendo Holding in die stelling niet volgen. Indien Rendo Holding met die stelling zou hebben bedoeld dat Electrabel dit bedrag aan Rendo Holding zou hebben betaald, indien zij dit bedrag niet aan [bestuurder] zou hebben moeten betalen, ontgaat de rechtbank de logica van deze redenering. Als het hier bedoelde bedrag van € 1 miljoen al als schade kan worden beschouwd (de rechtbank behoeft zich hierover niet uit te laten), vormt dit hooguit schade voor Electrabel en niet voor Rendo Holding.
5.21.
Rendo Holding heeft bij pleidooi aangeboden te bewijzen dat het door Dong uitgebrachte bod - inclusief de werkgelegenheidsgarantie en de transactiekosten - beter was dan het bod van Electrabel. De rechtbank gaat aan dit bewijsaanbod voorbij omdat dit niet relevant is. Uit het laatste aanbod van Dong bij brief van 28 juni 2006 blijkt immers niet dat Dong een werkgelegenheidsgarantie heeft willen afgeven en het aanbod van de transactiekosten was onduidelijk en niet onvoorwaardelijk. Met betrekking tot de werkgelegenheidsgarantie heeft Rendo Holding niet aan haar stelplicht voldaan en is om die reden bewijslevering niet aan de orde.
5.22.
De slotsom luidt dan ook dat Rendo Holding geen schade heeft geleden (in de vorm van een gemiste hogere opbrengst) doordat zij Rendo Energielevering voor een bedrag van € 68 miljoen heeft verkocht aan Electrabel.
5.23.
Tot slot wordt nog het volgende overwogen.
Ook al zou met Rendo Holding worden meegegaan in haar stelling dat zij, nu het laatste bod van Dong € 1 miljoen hoger was dan de met Electrabel overeengekomen koopprijs, schade heeft geleden voor een bedrag van € 1 miljoen, wordt geoordeeld dat Rendo Holding die schade al ruimschoots vergoed heeft gekregen door de betaling door Electrabel (deels via het OM) van een bedrag van in totaal € 3.350.000,--. Dit betekent dat Rendo Holding het bedrag van € 1 miljoen niet nogmaals van [gedaagde] kan vorderen.
5.24.
Rendo Holding heeft gesteld dat in het door haar ontvangen bedrag van
€ 3.350.000,-- tevens zijn begrepen de kosten die zij - naar zij stelt - in deze zaak buiten rechte heeft moeten maken ad in totaal € 245.000,--. Dit brengt met zich dat de rechtbank zich niet behoeft uit te spreken over de vraag of Rendo Holding jegens [gedaagde] aanspraak kan maken op vergoeding van deze kosten. Deze gestelde schadepost moet immers worden geacht te zijn vergoed.
5.25.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, wordt vordering van Rendo Holding afgewezen.
5.26.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat Rendo Holding ten onrechte conservatoir beslag heeft gelegd op zijn woonhuis en dat dit beslag moet worden opgeheven, maar nu hij daartoe geen eis in reconventie heeft ingesteld, gaat de rechtbank aan deze stelling verder voorbij.
5.27.
Rendo Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.519,00
- salaris advocaat €
16.055,00(5,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 17.574,00
5.28.
[gedaagde] heeft nog verzocht om Rendo Holding te veroordelen in de beslagkosten, maar nu [gedaagde] verder niet heeft onderbouwd welke kosten ter zake voor zijn rekening zijn gekomen, gaat de rechtbank om die reden reeds voorbij aan dit verzoek.
5.29.
In het vonnis in het vrijwaringsincident van 18 maart 2015 is de beslissing omtrent de kosten van het incident aangehouden. Nu in de hoofdzaak eindvonnis zal worden gewezen, zal tevens een beslissing over de kosten van dit incident worden gegeven. Rendo Holding zal als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij tevens worden veroordeeld in de kosten van het vrijwaringsincident. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in dit kader begroot op € 452,--.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt Rendo Holding in de proceskosten in de hoofdzaak, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 17.574,00,
6.3.
veroordeelt Rendo Holding in de proceskosten in het vrijwaringsincident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk, mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016.
Th/KH/St/PB