In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over de toepassing van het verlaagde tarief van de omzetbelasting op alcoholhoudende dranken die in een restaurant worden verstrekt. Eiseres heeft over de maand december 2014 omzetbelasting aangegeven naar het algemene tarief voor de verstrekking van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse. Na afwijzing van haar bezwaar door verweerder, heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen het erover eens zijn dat het gaat om restaurantdiensten waarop Tabel I, post b.12 van de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing is. Eiseres stelt dat de alcoholhoudende dranken als bijkomende prestatie bij de hoofddienst (de maaltijd) moeten worden beschouwd, waardoor het verlaagde tarief van toepassing zou moeten zijn. Verweerder daarentegen betoogt dat de alcoholhoudende dranken expliciet zijn uitgesloten van het verlaagde tarief, zoals toegestaan door de Btw-richtlijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitsluiting van alcoholhoudende dranken in de Nederlandse wet correct is geïmplementeerd en dat het verlaagde tarief niet van toepassing is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.