ECLI:NL:RBGEL:2016:6016

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1256
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekeningsbesluit eigenrisicodrager Wet WIA en vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. Barrahmun, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.S. Winkel. Het geschil betreft een toerekeningsbesluit van verweerder aan eiseres, die als eigenrisicodrager onder de Wet WIA fungeert. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 januari 2016, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 15 september 2015 ongegrond werd verklaard. Dit laatste besluit hield in dat de WGA-uitkering van de werknemer van eiseres met ingang van 1 oktober 2015 aan haar wordt toegerekend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer op 12 augustus 2010 een WIA-uitkering heeft aangevraagd en dat er eerder besluiten zijn genomen die de situatie van de werknemer en de rol van eiseres als eigenrisicodrager betreffen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de re-integratie van de werknemer en dat het besluit van 29 mei 2013, waarin werd gesteld dat de WGA-uitkering niet onder haar risico viel, haar vertrouwen heeft gewekt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het primaire besluit een toerekeningsbesluit betreft en dat de voorwaarden van de Wet WIA zijn nageleefd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres ongegrond is, omdat de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres correct is en er geen schending van het vertrouwensbeginsel heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats [plaats]
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/1256

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Barrahmun),
en
[verweerder]te [plaats], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de uitkering die aan haar voormalig werknemer [betrokkene] (hierna: werknemer) is toegekend ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 1 oktober 2015 (alsnog) aan haar wordt toegerekend.
Bij besluit van 13 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2016. Eiseres heeft zich
- zoals tevoren bericht - niet laten vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. Winkel.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Werknemer heeft op 12 augustus 2010 een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 2 december 2010 heeft verweerder eiser met ingang van 23 januari 2009 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) ingevolge de Wet WIA toegekend, uitgaande van een eerste arbeidsongeschiktheidsdag 26 januari 2007. Het besluit van 2 december 2010 is tevens aan eiseres toegezonden en eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. ​Bij brieven van 29 oktober 2012, 27 november 2012, 13 maart 2013 en 18 maart 2013 heeft verweerder eiseres overzichten gestuurd van WGA-uitkeringen die onder het eigen risico van eiseres vallen, waaronder de WGA-uitkering van werknemer. Ook heeft verweerder naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 2 april 2013 een overzicht verstrekt, waarop werknemer is vermeld.
​Op 29 mei 2013 heeft eiseres een besluit ontvangen waarin is vermeld dat de WGA-uitkering van werknemer niet onder haar risico valt. Met ingang van 15 december 2015 heeft verweerder werknemer in aanmerking gebracht voor een zogeheten IVA-uitkering.
2. ​ Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat na een controle is gebleken dat de beslissing van 29 mei 2013 niet juist is geweest. Vanwege het besluit van 29 mei 2013 en het daardoor opgewekte vertrouwen heeft verweerder besloten de WGA-uitkering pas per toekomende datum, te weten per 1 oktober 2015, aan eiseres toe te rekenen.
3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Zij heeft aangevoerd dat zij vanwege de beëindiging van het dienstverband per 1 februari 2008 tijdens de wachttijd geen mogelijkheid heeft gehad invloed uit te oefenen op de re-integratie van werknemer en dat haar geen redelijke termijn is geboden om op de situatie per 1 oktober 2015 te kunnen anticiperen. Voorts heeft zij aangevoerd dat vanwege het vertrouwen dat door het besluit van 29 mei 2013 bij haar is opgewekt, de kosten van de WIA-uitkering in zijn geheel niet meer op eiseres verhaald mogen worden. Ten slotte heeft eiseres nog aangevoerd dat werknemer pas arbeidsongeschikt is geworden nadat hij bij eiseres uit dienst is getreden.
4. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit van 15 september 2015 een zogeheten toerekeningsbesluit betreft, waarbij verweerder aan eiseres heeft meegedeeld dat zij als eigenrisicodraagster in de zin van de Wet WIA met ingang van 1 oktober 2015 het risico draagt voor het betalen van de WGA-uitkering van werknemer. Weliswaar heeft verweerder in het bestreden besluit tevens de aanduiding ‘verhalen’ gebruikt, maar dit moet als een verschrijving worden aangemerkt. Verweerder heeft dit ter zitting bevestigd.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld CRvB 17 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA2154) heeft een toerekeningsbesluit een beperkte strekking, namelijk het opleggen van een betalingsverplichting aan de eigen risicodrager. In lijn hiermee is ook de beoordeling van een toerekeningsbesluit beperkt tot de vraag of is voldaan aan de in de artikelen 82 en 84 van de Wet WIA gestelde voorwaarden. Uit het beperkte karakter van deze toetsing vloeit voort dat geen feiten en omstandigheden in de beoordeling worden betrokken die geen verband houden met deze voorwaarden.
6.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het thans in geding zijnde toerekeningsbesluit is voldaan aan de in de artikelen 82 en 84 van de Wet WIA neergelegde toepassingsvoorwaarden. De toekenning van de WGA-uitkering per einde wachttijd 23 januari 2009, uitgaande van een eerste ziektedag in januari 2007, staat vast, aangezien tegen het besluit van 2 december 2010 geen rechtsmiddelen zijn aangewend en werknemer op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot eiseres in dienstbetrekking stond. Het betoog dat de toerekening niet juist is nu werknemer arbeidsongeschikt is geworden nadat hij bij eiseres uit dienst is getreden, treft dan ook geen doel.
Hetgeen eiseres voorts in beroep naar voren heeft gebracht kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot het oordeel leiden dat het toerekeningsbesluit onjuist moet worden geacht. Het al dan niet kunnen uitoefenen van invloed op de re-integratie en het bieden van een redelijke termijn zijn geen aspecten die bij de toerekening een rol spelen. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel is gelet op de onder 5 weergegeven vaste jurisprudentie evenmin een aspect dat bij de beoordeling een rol speelt, aangezien in het toetsingskader besloten ligt dat eiseres geen beroep kan doen op enige schending door verweerder van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze beginselen kunnen slechts een rol spelen bij de verhaalsbesluiten. Verweerder heeft ervoor gekozen om de toerekening van de WGA-uitkering aan eiseres pas te laten ingaan per toekomende datum, op 1 oktober 2015. De rechtbank overweegt dat eiseres hiermee niet tekort is gedaan, aangezien de WGA-uitkering reeds vanaf 2009 aan eiseres had moeten worden toegerekend en op haar had moeten worden verhaald en verweerder dit niet heeft gedaan. Eerdere verhaalsbesluiten zijn door verweerder ongedaan gemaakt. Derhalve wordt slechts een klein deel van de aan werknemer verstrekte WGA-uitkering op eiseres verhaald.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. J.W.A. Fleuren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
Voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.