ECLI:NL:RBGEL:2016:596

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
294032
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over beëindiging toelatingsovereenkomsten en betaling achterstallig honorarium medisch specialist

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert [eiser], een medisch specialist in plastische chirurgie, betaling van achterstallig honorarium van A-Klinieken, een zorginstelling. [eiser] heeft in het verleden twee toelatingsovereenkomsten gesloten met A-Klinieken, maar heeft deze opgezegd zonder inachtneming van de contractuele opzegtermijn van zes maanden. A-Klinieken heeft de vordering van [eiser] betwist en stelt dat hij schade heeft veroorzaakt door het niet naleven van de opzegtermijn en het niet uitvoeren van bepaalde behandelingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat A-Klinieken het honorarium van [eiser] over de maanden augustus tot en met november 2015 verschuldigd is, en dat er onvoldoende bewijs is voor de tegenvorderingen van A-Klinieken. De rechter wijst de vorderingen van A-Klinieken in reconventie af en veroordeelt A-Klinieken tot betaling van het achterstallige honorarium, vermeerderd met wettelijke rente en beslagkosten. De proceskosten worden ook aan A-Klinieken opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 18 januari 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/294032 / KG ZA 15-611
Vonnis in kort geding van 18 januari 2016
in de zaak van
[eiser]
wonende te Amsterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.S.J. Top te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEMPER FIDELIS B.V.,
handelend onder de naam A-Klinieken,
statutair gevestigd te Doetinchem, kantoorhoudende te Zevenaar,
2. de stichting
STICHTING A-KLINIEKEN,
statutair gevestigd te Brummen, kantoorhoudende te Zevenaar,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. R.F.G. Peijs-Schoester te Arnhem.
Eiser in conventie zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden in conventie zullen hierna ieder afzonderlijk Semper Fidelis respectievelijk de stichting genoemd worden, dan wel tezamen A-Klinieken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord (in conventie) en conclusie van eis (in reconventie) met
producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van A-Klinieken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
[eiser] is medisch specialist voor plastische chirurgie.
2.2.
[eiser] is met ingang van 1 januari 2010 medisch specialistische zorg gaan verlenen aan patiënten van A-Klinieken. In dit verband heeft [eiser] twee toelatingsovereenkomsten gesloten, een met Semper Fidelis en een met de stichting.
2.3.
In beide toelatingsovereenkomsten is in artikel 24 onder meer het volgende opgenomen:
Deze overeenkomst kan door de medisch specialist bij aangetekend schrijven aan het bestuur worden opgezegd, zulks met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden, tenzij een dringende aan het bestuur onverwijld mede te delen reden onmiddellijke beëindiging rechtvaardigt. (…)
2.4.
[eiser] heeft de volgende declaraties ingediend bij A-Klinieken:
  • op 23 september 2015 de declaratie van augustus 2015 voor een bedrag van € 28.512,00,
  • op 19 november 2015 de declaratie van september 2015 voor een bedrag van € 5.250,00,
  • op 16 november 2015 de declaratie van oktober 2015 voor een bedrag van € 17.412,50.
2.5.
Op 4 november 2015 heeft [eiser] te kennen gegeven A-Klinieken per medio december 2015 te verlaten.
2.6.
Op 11 november 2015 heeft [eiser] zijn vertrek besproken met de heer
[naam 1] commercieel directeur van A-Klinieken. [eiser] heeft [naam 1] toen gevraagd om voor hem een concept ontslagbrief op te stellen. Nog diezelfde dag heeft [naam 1] [eiser] een concept ontslagbrief toegezonden.
2.7.
Bij e-mail van 13 november 2015 heeft [eiser] aan de hand van de toegezonden concept ontslagbrief onder meer het volgende aan A-Klinieken bericht:
Middels dit schrijven informeer ik u formeel over mijn uitdiensttreding bij Semper Fidelis BV/ACCZ
A Klinieken per 1 december 2015.
2.8.
Eveneens bij e-mail van 13 november 2015 heeft [eiser] onder meer het volgende aan A-Klinieken bericht:
Beste directie van de A-klinieken
Naar aanleiding van ons gesprek op woensdag wil ik de agendapunten ook op (virtuele) papier zetten.
Wij hebben afgesproken dat ik in de maand van november nog alle bestaande operatie-afspraken zou behandelen. Vanaf 1 december worden alle afspraken of door [naam 2] overgenomen of verzetten naar een andere datum.
De operatie met de inwendige bh op 2 december gaat niet door wegens bestellingsproblemen.
In de toekomst (afhankelijk van mijn Dubai project) wordt de vorm (waarschijnlijk door mijn bv) van een mogelijke samenwerking besproken – waarnemen in de zomerperiode of vakanties etc. Alle partijen staan open voor zo’n cooperatie.
[naam 2] heeft geen bezwaar ertegen dat ik in de komende weken voor Faceland zou werken.
Wat mijn salarisachterstand betreft, komt [naam 2] uiterlijk op maandag 16 november met een financiele plan voor, hoe en wanneer het uitbetaald kan worden. Mijn voorkeur is natuurlijk dat alles voor het eind van dit jaar geregeld zou zijn.
(…)
2.9.
Op of omstreeks 26 november 2015 heeft [eiser] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder verschillende banken, alsook conservatoir beslag op de roerende zaken aanwezig in het bedrijfsgebouw van A-Klinieken te Zevenaar.
2.10.
A-Klinieken heeft de hiervoor onder 2.4 genoemde declaraties tot op heden niet voldaan. Ook de declaratie van november 2015 à € 10.347,50 heeft A-Klinieken niet voldaan.
2.11.
Bij de stukken bevindt zich een aantal klachten van patiënten van A-Klinieken over door [eiser] verrichte behandelingen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. A-Klinieken hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van achterstallig
honorarium, al dan niet bij wijze van voorschot, ad € 61.521,00 bruto, vermeerderd met
de wettelijke handelsrente hierover vanaf 10 december 2015 tot aan de dag van algehele
voldoening,
2. A-Klinieken wordt verboden het door [eiser] gevorderde achterstallig honorarium te
verrekenen met eventuele aanspraken die A-Klinieken meent te hebben uit hoofde van het
niet in acht nemen van een opzegtermijn van zes maanden door [eiser] , dan wel het niet
uitvoeren van ‘garantiebehandelingen’, dan wel een door [eiser] volgens A-Klinieken
geleverde wanprestatie ten aanzien van door hem verrichte operaties,
3. A-Klinieken hoofdelijk wordt veroordeeld tot vergoeding van de bij [eiser] gevallen
kosten van deze procedure, die van de gelegde beslagen daaronder begrepen ad
€ 1.948,31 deurwaarderskosten en € 1.317,50 advocaatkosten, te vermeerderen met btw,
aan [eiser] te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en -voor het geval
voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke
rente te rekenen vanaf meerbedoelde termijn voor voldoening, alsmede wegens nakosten
tot een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,00.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Op grond van de toelatingsovereenkomsten is A-Klinieken gehouden honorarium aan [eiser] te voldoen.
A-Klinieken is echter, ook na herhaaldelijke verzoeken, in gebreke gebleven het honorarium over de maanden augustus tot en met november 2015 aan [eiser] te voldoen. Daarmee is zij in verzuim geraakt.
3.3.
A-Klinieken voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
A-Klinieken vordert na vermeerdering van eis dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- [eiser] wordt veroordeeld tot betaling aan A-Klinieken van een voorschot op de
verschuldigde schadevergoeding ad € 287.002,82, althans een in goede justitie te bepalen
gedeelte hiervan, voor zover het beroep op verrekening van A-Klinieken in conventie
(niet; voorzieningenrechter) slaagt,
- [eiser] wordt veroordeeld tot betaling aan A-Klinieken van een voorschot op de
verschuldigde schadevergoeding ad € 336.400,00, althans een in goede justitie te bepalen
gedeelte hiervan, voor zover de schade van A-Klinieken niet voor verrekening met enige
vordering van [eiser] in conventie in aanmerking komt, vermeerderd met de wettelijke
rente daarover vanaf de datum van dit vonnis, althans vanaf een andere in goede justitie te
bepalen datum, tot de dag van volledige betaling,
- [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente
daarover vanaf de datum van dit vonnis, althans vanaf een andere in goede justitie te
bepalen datum, tot de dag van volledige betaling, alsmede de nakosten.
4.2.
A-Klinieken legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [eiser] heeft nagelaten de voor hem geldende opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen. Aldus is hij tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op basis van de tussen hem en A-Klinieken gesloten toelatingsovereenkomsten. Als gevolg hiervan lijdt A-Klinieken aanzienlijke schade, bestaande uit de omzet die A-Klinieken thans misloopt, verminderd met de kosten, waaronder het honorarium van [eiser] . A-Klinieken begroot deze schade thans op € 174.889,54. Voorts heeft A-Klinieken schade geleden doordat [eiser] heeft geweigerd een geplande behandeling op 30 november 2015 alsook de voor zijn rekening komende garantiebehandelingen te verrichten. Ten slotte heeft A-Klinieken aanzienlijke schade geleden door de ondeugdelijke behandelingen die [eiser] heeft verricht. Deze schade bestaat uit restituties van behandelingen, het verrichten van herstelbehandelingen, het betalen van schadevergoedingen aan cliënten en reputatieschade en bedraagt ten minste € 160.400,00.
4.3.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.2.
A-Klinieken heeft niet betwist dat zij het honorarium van [eiser] over de maanden augustus tot en met november 2015 is verschuldigd aan [eiser] . Zij heeft echter wel de omvang van de gevorderde honoraria betwist. Volgens A-Klinieken heeft [eiser] immers geen rekening gehouden met kosten voor bijvoorbeeld narcose, implantaten en huur van operatieruimte. De juiste bedragen zijn volgens A-Klinieken € 23.717,74 (augustus 2015),
€ 4.015,97 (september 2015), € 13.668,61 (oktober 2015) en € 7.994,86 (november 2015), in totaal derhalve € 49.397,18 bruto. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven zich te kunnen vinden in de door A-Klinieken gemaakte berekening van kosten. Gelet op een en ander staat de vordering van [eiser] op A-Klinieken vast voor een bedrag van € 49.397,18.
5.3.
Nu de vordering vaststaat, behoeven minder hoge eisen te worden gesteld aan het spoedeisend belang van [eiser] . In dit verband overweegt de voorzieningenrechter dat los van de concrete financiële situatie van [eiser] in ieder geval duidelijk is dat het hier gaat om inkomen voor verrichte werkzaamheden dat bestemd is voor levensonderhoud. Met de uitbetaling daarvan is op zichzelf in beginsel steeds een spoedeisend belang gemoeid.
5.4.
Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat nu de vordering vaststaat, er in beginsel geen sprake kan zijn van een restitutierisico.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
5.6.
A-Klinieken wenst deze vordering echter te verrekenen met enkele gepretendeerde tegenvorderingen. In de eerste plaats betreft het een vordering tot schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn van zes maanden door [eiser] . Deze schade bestaat uit de omzet die [eiser] gemiddeld in zes maanden voor A-Klinieken genereert en die zij door het plotselinge vertrek van [eiser] thans misloopt, verminderd met kosten, waaronder het honorarium van [eiser] . A-Klinieken begroot de schade op
€ 174.889,54.
5.7.
[eiser] betwist dat sprake is geweest van een ontijdige opzegging. De toelatings-overeenkomsten zijn gelet op de inhoud van het gesprek van 11 november 2015 met wederzijds goedvinden geëindigd per 1 december 2015. De afspraken rondom de beëindiging van de samenwerking heeft [eiser] vastgelegd in zijn e-mail van 13 november 2015 aan A-Klinieken. A-Klinieken betwist op haar beurt dat sprake is geweest van een beëindiging van de toelatingsovereenkomsten met wederzijds goedvinden.
5.8.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Ter zitting heeft de heer [naam 1] , commercieel directeur van A-Klinieken, desgevraagd aangegeven dat hij tijdens het gesprek met [eiser] voor kennisgeving heeft aangenomen dat [eiser] op 1 december 2015 zou vertrekken bij A-Klinieken, daarbij in zij achterhoofd houdend: “
als hij weg wil, moet hij gaan. Ik kan hem niet met het mes op de keel dwingen te blijven”. [naam 1] heeft verder verklaard dat hij tegen het aangekondigde vertrek toen niet heeft geprotesteerd. Evenmin heeft hij [eiser] voorgehouden dat hij, [eiser] , dan zou handelen in strijd met de opzegtermijn uit de toelatingsovereenkomsten. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat A-Klinieken op geen enkele wijze heeft gereageerd op, laat staan geprotesteerd tegen, de bevestigingsmail van [eiser] van 13 november 2015 (zie hiervoor onder 2.8), terwijl een protest voor de hand had gelegen als men werkelijk bezwaar had tegen een vertrek van [eiser] op korte termijn. Overigens heeft [naam 1] op verzoek van [eiser] zelf een concept ontslagbrief opgesteld die voorzag in een uitdiensttreding “
per 1 …….. 2015”.
5.9.
Alles overziend is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat A-Klinieken heeft geaccepteerd dat [eiser] zonder inachtneming van de contractuele opzegtermijn zou vertrekken bij A-Klinieken. Eerst nadat [eiser] conservatoir (derden)beslag heeft doen leggen voor zijn niet uitbetaalde honoraria heeft
A-Klinieken via haar advocaat gereageerd. Dat is evenwel te laat. A-Klinieken kon toen niet meer terugkomen op haar eerdere (stilzwijgende) acceptatie. Dit betekent dat [eiser] niet schadeplichtig is jegens A-Klinieken vanwege het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn van zes maanden.
5.10.
A-Klinieken stelt verder dat zij schade heeft geleden doordat [eiser] heeft geweigerd om een geplande behandeling van 30 november 2015 alsook de voor zijn rekening komende garantiebehandelingen te verrichten. Voorts heeft [eiser] ondeugdelijke behandelingen verricht, waardoor A-Klinieken reputatieschade heeft geleden en ten aanzien waarvan meerdere correctiebehandelingen moeten worden uitgevoerd alsmede schadevergoeding aan cliënten moet worden betaald.
5.11.
Ten aanzien van de garantiebehandelingen overweegt de voorzieningenrechter dat in het kader van dit kort geding niet kan worden vastgesteld dat het hier om een verplichting gaat die [eiser] ook na de geaccepteerde beëindiging van de toelatingsovereenkomsten dient na te komen. Meer in het algemeen leent een kort geding zich niet om vast te stellen in hoeverre garantie- en correctiebehandelingen daadwerkelijk nodig zijn en om hoeveel behandelingen het dan precies gaat. Evenmin kan in kort geding worden vastgesteld of er medische fouten zijn gemaakt waarvoor [eiser] aansprakelijk kan worden gehouden en of, en zo ja tot welk bedrag, A-Klinieken daardoor schade heeft geleden.
5.12.
De conclusie van dit alles is dat de gepretendeerde tegenvorderingen van A-Klinieken nog zo weinig vaststaan dat een beroep op verrekening moet worden gepasseerd. De voorzieningenrechter heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat niet gesteld of gebleken is dat A-Klinieken [eiser] voor zijn aangekondigde vertrek heeft verweten zijn operaties niet goed uit te voeren en hem daarvoor aansprakelijk te houden. Die verwijten zijn eerst gekomen toen [eiser] incassomaatregelen ging treffen in het kader van zijn vertrek voor achterstallige honoraria die A-Klinieken door financiële problemen niet in staat was te betalen.
5.13.
Dit betekent a fortiori dat ook de vorderingen van A-Klinieken in reconventie moeten worden afgewezen. Het bestaan en de omvang van die vorderingen kunnen in het kader van dit kort geding in het geheel niet worden vastgesteld en zijn daarmee allerminst voldoende aannemelijk geworden.
5.14.
Voor toewijzing van het door [eiser] in conventie onder 3.1 sub 2 gevorderde verbod bestaat geen grond. Het beroep op verrekening is verworpen en er wordt een veroordeling uitgesproken tot betaling van het achterstallige honorarium met voorbijgaan aan die verrekening. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
5.15.
[eiser] vordert voorts A-Klinieken te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv (deels) toewijsbaar. A-Klinieken heeft de vordering ook niet weersproken. De beslagkosten worden begroot op € 2.233,31 voor verschotten en € 408,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 408,00).
5.16.
A-Klinieken zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 112,67
- griffierecht € 600,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.528,67
5.17.
A-Klinieken zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op
€ 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt Semper Fidelis en de stichting hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 49.397,18 bruto (negenenveertigduizenddriehonderdzevenennegentig euro en achttien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 10 december 2015 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Semper Fidelis en de stichting hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.641,31, te vermeerderen met btw en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Semper Fidelis en de stichting hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.528,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt Semper Fidelis en de stichting hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Semper Fidelis en de stichting niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen af,
6.8.
veroordeelt Semper Fidelis en de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.