In deze zaak heeft de eiser, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], met als doel de ontbinding van de koopovereenkomst van een appartement. De eiser heeft de woning op 31 oktober 2015 gekocht, maar ervaart sinds de levering op 1 april 2016 ernstige stankoverlast van een viswinkel die zich op de begane grond van het pand bevindt. De eiser heeft geprobeerd de gedaagden te sommeren om de stankoverlast te verhelpen, maar zonder resultaat. De eiser vordert terugbetaling van de koopsom en andere kosten, terwijl de gedaagden verweer voeren en de vordering afwijzen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een vis- en frituurlucht in de woning aanwezig is, maar oordeelt dat de overlast niet zodanig is dat dit het normaal gebruik van de woning in de weg staat. De rechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de stankoverlast zo ernstig is dat dit de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
Het vonnis is uitgesproken op 12 oktober 2016 door mr. D.M.I. de Waele, en de eiser is in het ongelijk gesteld, wat betekent dat hij de kosten van de procedure moet betalen aan de gedaagden.