In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, over de afwaardering van een vordering op de gelieerde vennootschap [D] N.V. voor het jaar 2013. De inspecteur had een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd aan eiseres, berekend naar een belastbaar bedrag van € 659.154, en had tevens belastingrente in rekening gebracht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en de belastingrente, maar de inspecteur handhaafde zijn beslissing. Eiseres stelde dat de lening aan [D] N.V. op zakelijke voorwaarden was verstrekt en dat de afwaardering van de vordering ten laste van de winst moest worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de lening aan [D] N.V. onder zodanige voorwaarden was verstrekt dat er sprake was van een onzakelijke lening. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht de afwaardering niet in aftrek had toegelaten, omdat de voorwaarden waaronder de lening was verstrekt niet overeenkwamen met wat een onafhankelijke derde zou hebben aanvaard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.