ECLI:NL:RBGEL:2016:5206

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
306166
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank Gelderland in vrijwaringszaak na verwijzing door rechtbank Midden-Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland zich gebogen over de bevoegdheid in een vrijwaringszaak na een verwijzing door de rechtbank Midden-Nederland. De eiseressen, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, hebben Dormio Investments B.V. in vrijwaring opgeroepen. De rechtbank Midden-Nederland had zich eerder onbevoegd verklaard, maar de eiseressen hebben vervolgens een oproepingsexploot na verwijzing uitgebracht en verzocht om voeging met de hoofdzaak en verwijzing naar de rechtbank Midden-Nederland op grond van artikel 220 Rv. De rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, maar dat de zaak op grond van artikel 220 Rv moet worden verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke en juridische geschilpunten tussen de partijen zodanig samenhangen dat een gezamenlijke behandeling door dezelfde rechter wenselijk is. De rechtbank heeft de vordering tot verwijzing toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waar de hoofdzaak aanhangig is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/306166 / HA ZA 16-377 / 369/871
Vonnis in incident van 14 september 2016
in de zaak van

1.vennootschap onder firma[eiseres] ,

gevestigd te Nieuwegein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM INFRA ZUID WEST B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LINDENHUYS B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM BOUW & ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. A. ter Mors te Deventer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DORMIO INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H.M. Deppenbroek te Doetinchem.
Partijen zullen hierna de [eiseressen] en Dormio genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis in het incident van 6 juli 2016 van de rechtbank Midden-Nederland, alsmede het herstelvonnis van 31 augustus 2016 in de procedure met zaaknummer/rolnummer C/16/412159 / HA ZA 16-231
  • het oproepingsexploot na verwijzing, tevens incidentele conclusie tot voeging en verwijzing ex artikel 220 Rv van de [eiseressen]
  • de incidentele conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing van Dormio.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Bij de rechtbank Midden-Nederland is een procedure aanhangig tussen JSKS Onroerend Goed en de [eiseressen] (zaaknummer C/16/396796 / HA ZA 15-626), hierna verder: de hoofdzaak. In die hoofdzaak heeft de [eiseressen] na tussenvonnis van 17 februari 2016 Dormio in vrijwaring opgeroepen. De rechtbank Midden-Nederland heeft zich, na een door Dormio opgeworpen bevoegdheidsincident, bij vonnis van 6 juli 2016 onbevoegd verklaard om van de vrijwaringszaak kennis te nemen. Tussen de [eiseressen] en Dormio is sprake van een forumkeuzebeding welk beding naar het oordeel van de rechtbank Midden-Nederland voorrang heeft boven artikel 216 Rv (hij die ter zake van vrijwaring is gedagvaard moet procederen voor de rechter waar de hoofdzaak aanhangig is).
2.2.
Na voormeld vonnis in de vrijwaringszaak heeft de [eiseressen] een oproepingsexploot na verwijzing uitgebracht en Dormio opgeroepen bij deze rechtbank. Bij het oproepingsexploot heeft de [eiseressen] voorts verzocht om voeging met de hoofdzaak en verwijzing naar de rechtbank Midden-Nederland op grond van artikel 220 Rv. Dormio voert aan dat (terug)verwijzing niet (meer) mogelijk is. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
Voorop staat dat deze rechtbank door de verwijzing van de rechtbank
Midden-Nederland bevoegd is om van onderhavige zaak kennis te nemen. De vraag van bevoegdheid is hiermee beantwoord en kan niet opnieuw ter discussie worden gesteld (artikel 110 lid 3 Rv). De volgende vraag die voorligt is of deze zaak op grond van artikel 220 Rv moet worden verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord. Daartoe wordt als volgt overwogen. Anders dan Dormio betoogt, was het voor de [eiseressen] niet mogelijk om zich in het bevoegdheidsincident bij de rechtbank Midden-Nederland te beroepen op artikel 220 Rv (verknochtheid). Verwijzing ingevolge artikel 220 Rv kan immers alleen worden gevorderd indien de zaak bij een àndere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is. De rechtbank Midden-Nederland heeft zich niet uitgelaten over de vraag of de hoofdzaak en onderhavige zaak dermate verknocht zijn dat behandeling door dezelfde rechter is aangewezen. Nu deze beoordeling niet heeft plaatsgevonden bij de rechtbank Midden-Nederland, zoals ook uit overweging 5.8 van het vonnis van 6 juli 2016 blijkt, is dan ook geen sprake van een verkapt hoger beroep zoals Dormio aanvoert. Ook het beroep van Dormio op artikel 25 EEX-II kan niet slagen, nu dit de verwijzingsbevoegdheid ex artikel 220 Rv onverlet laat.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is behandeling van onderhavige zaak door dezelfde rechter waar de hoofdzaak aanhangig is, aangewezen vanwege de aard van de zaak. De feitelijke en/of juridische geschilpunten vertonen een zodanige samenhang dat consistentie van de uitspraken wenselijk is en dubbel werk of tegenstrijdige uitspraken moet worden voorkomen. In beide procedures ligt immers (onder meer) de vraag voor wàt Dormio tegenover JSKS Onroerend Goed heeft verklaard ten aanzien van de kostenverdeeltabel en of de mededelingen daaromtrent (on)juist waren en al dan niet bevoegd zijn gedaan.
2.5.
Nu de beoordeling van de vraag of sprake is van verknochtheid van de vrijwaringszaak met de hoofdzaak naar het oordeel van de rechtbank eenvoudig is en Dormio niet voldoende concreet heeft aangegeven wat zij in een pleidooi naar voren zou willen brengen, zijn er onvoldoende aanwijzingen om het verzoek van Dormio tot het houden van een pleidooi in deze toe te staan. Dit zou een onredelijke vertraging van de procedure opleveren.
2.6.
De verwijzing leidt van rechtswege tot voeging van de beide zaken en verdere gezamenlijke behandeling. De rechtbank komt dan ook niet toe aan aparte beoordeling van het incident tot voeging.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering tot verwijzing toe,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rechtbank
Midden-Nederland, locatie Utrecht, sector civiel,
3.4.
stelt vast dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer/rolnummer C/16/396796 / HA ZA 15-626.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2016.
Coll: PM