In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen een Duitse eiser en de besloten vennootschap Falkom Kranen Import B.V. over de verkoop van een sleepwagen van het merk Scania, type 113. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Baltus, heeft de sleepwagen aangeschaft met het doel deze in te zetten voor sleep- en bergingsdiensten voor de Duitse politie. De gedaagde, Falkom, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J. Brugge, heeft de sleepwagen geleverd, maar er zijn geschillen gerezen over de voorasbelasting van het voertuig en de naleving van de Duitse weegvoorschriften.
De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 4 mei 2016 al enkele beslissingen genomen, waaronder de verplichting voor de eiser om de Duitse regelgeving omtrent de weging van voertuigen in het geding te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser stukken in de Duitse taal heeft ingediend, maar dat deze niet vergezeld zijn van een vertaling in het Nederlands. De rechtbank heeft de eiser de gelegenheid gegeven om vertalingen over te leggen, zodat de zaak verder kan worden beoordeeld.
In het vonnis van 7 september 2016 heeft de rechtbank de koop van de sleepwagen ontbonden en Falkom veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sleepwagen niet voldeed aan de verwachtingen die de eiser op basis van de overeenkomst mocht hebben, met name met betrekking tot de voorasbelasting. De rechtbank heeft de kosten van het geding aan de zijde van de eiser begroot op een totaalbedrag van € 3.432,27, dat door Falkom moet worden vergoed. De rechtbank heeft de veroordeling tot betaling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.