ECLI:NL:RBGEL:2016:519

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
294405
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrecht en erfdienstbaarheid in kort geding met betrekking tot noodweg voor agrarisch perceel

In deze zaak, die op 2 februari 2016 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, wonende te Heteren, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens wonende te Heteren, met betrekking tot een erfdienstbaarheid en de toegang tot hun agrarische percelen. Eisers stellen dat zij geen toegang hebben tot hun percelen, die wel aan de openbare weg grenzen, maar geen uitweg hebben. Ze vorderen dat gedaagde hen toestaat om over zijn erf te gaan om hun percelen te bereiken, of dat er een noodweg wordt aangewezen. Gedaagde voert verweer en stelt dat er geen recht van erfdienstbaarheid meer bestaat, omdat het heersende en dienende erf in één hand zijn gekomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er inderdaad geen recht van erfdienstbaarheid meer bestaat, maar dat eisers tijdelijk gebruik mogen maken van de verharde weg op het perceel van gedaagde als noodweg, totdat zij zelf een uitweg kunnen realiseren. De rechter legt een dwangsom op aan gedaagde voor het geval hij niet aan deze verplichting voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/294405 / KG ZA 15-625
Vonnis in kort geding van 2 februari 2016
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te Heteren, gemeente Overbetuwe,
2.
[eiser 2],
wonende te Heteren, gemeente Overbetuwe,
eisers,
advocaat mr. T.A. Timmermans te Rhenen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Heteren, gemeente Overbetuwe,
gedaagde,
bijgestaan door mr. H.P.G. [Jansen] te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij akte van 29 december 1997 geleverd gekregen het agrarisch bedrijf (met de daarbij behorende melk- en mestproductierechten) van zijn vader [naam 1] (hierna: [naam 1] ) bestaande uit:
  • de bedrijfsgebouwen met daarbij erven, weiland en verder aanhoren, kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 1] (groot negen en twintig hectare drie en zestig are twee en vijftig centiare) met uitzondering van een ter plaatste aangeduid gedeelte ter grootte van ongeveer twee hectare dertig are, bestaande uit een woonhuis met schuur, erf, tuin en aangrenzend weiland, plaatselijk bekend als [adres 1] ,
  • een perceel weiland nabij de [adres 1] te Heteren, kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 2] (groot een hectare drie en zeventig are vijf en zestig centiare),
  • een perceel weiland nabij de [adres 1] te Heteren, kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 3] (groot acht hectare vier en twintig are),
  • een erf met veestal nabij de [adres 1] te Heteren, kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 4] (groot zeventien are en vijftig centiare), en
  • een perceel grond met woonhuis, schuur en verder aanhoren te Heteren, [adres 2] , kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 5] (groot tien are zes centiare).
In de akte is onder meer het volgende opgenomen:
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID
Bij deze wordt verleend, welke verlening wordt aanvaard de erfdienstbaarheid van weg om op de bestaande wijze te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] ), zulks ten behoeve van het aan de comparant sub 1 ([naam 1] , de voorzieningenrechter
) in eigendom verblijvende deel van het sub a gemelde kadastrale perceel Heteren, [kadastrale aanduidingen 1] en ten laste van het aan de comparant sub 2 ([gedaagde] , de voorzieningenrechter
) bij deze akte geleverde deel van laatstgemeld perceel.
De kosten van onderhoud van de weg komen ten laste van het lijdend erf.
2.2.
Perceel [kadastrale aanduidingen 1] is nadien gesplitst en vernummerd tot [kadastrale aanduidingen 6] (toebehorende aan [gedaagde] ) en [kadastrale aanduidingen 7] (toebehorende aan [naam 1] ), zoals hieronder is aangegeven op de kadastrale kaart van 9 maart 2001. [kadastrale aanduidingen 7] is dus het gedeelte van [kadastrale aanduidingen 1] dat bij de onder 2.1. bedoelde overdracht aan [naam 1] is verbleven.
2.3.
Perceel [kadastrale aanduidingen 6] is vervolgens vernummerd tot [kadastrale aanduidingen 8] en perceel [kadastrale aanduidingen 7] is gesplitst en vernummerd tot perceel [kadastrale aanduidingen 9] (waarop het woonhuis [adres 1] staat) en perceel [kadastrale aanduidingen 10] , zoals hierna is weergegeven op de kadastrale kaart van 4 januari 2008.
2.4.
Enige tijd later heeft [gedaagde] perceel [kadastrale aanduidingen 8] gesplitst in de percelen met de nummers [kadastrale aanduidingen 11] en [kadastrale aanduidingen 12] (zie de kadastrale kaart zoals hierna is weergegeven gedateerd 15 december 2011), waarna [gedaagde] in 2008 de percelen [kadastrale aanduidingen 13] en [kadastrale aanduidingen 11] heeft verkocht aan GFN Futurewarehouse B.V.
2.5.
[gedaagde] heeft bij akte van 29 december 2014 een perceel grond met woonhuis en verdere toebehoren aan de [adres 1] ( [kadastrale aanduidingen 9] ) en het weiland aan de [adres 1] ( [kadastrale aanduidingen 10] ) geleverd gekregen van zijn zus [naam 2] . In die akte van levering is onder meer opgenomen:
BIJZONDERE LASTEN EN BEPERKINGEN
Ten aanzien van met betrekking tot het verkochte gelegen te Heteren, [adres 1] , bestaande bijzondere lasten en beperkingen van civielrechtelijke aard wordt verwezen naar gemelde akte waarbij verkoper het verkochte in eigendom verkreeg welke erfdienstbaarheden zijn komen te vervallen door het in één hand komen van het lijdend en heersend erf.
2.6.
Bij akte van 1 april 2015 heeft [eisers] het van GFN Futurewarehouse B.V. gekochte perceel cultuurgrond met toe- en aanbehoren gelegen te Heteren aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 2] (ter grootte van een hectare) en het perceel grond met toe- en aanbehoren gelegen te Heteren aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 11] (ter grootte van negentien hectare en drieëntachtig are en tien centiare) geleverd gekregen. In die akte is onder meer het volgende opgenomen:
BIJZONDERE LASTEN EN BEPERKINGEN
Ten aanzien van met betrekking tot het verkochte bestaande bijzondere lasten en beperkingen van civielrechtelijke aard wordt verwezen naar
1. een akte van levering op negenentwintig december negentienhonderd zevenennegentig verleden voor mr. F.J.M. Hoctin Boes destijds notaris te Heteren, van welke akte een afschrift is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare registers te Arnhem in Register hypotheken 4 op negenentwintig december negentienhonderd zevenennegentig in deel [nummer 1] nummer [nummer 2] waarin onder meer het volgende voorkomt, woordelijk luidende:
(…)
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID
Bij deze wordt verleend, welke verlening wordt aanvaard de erfdienstbaarheid van weg om op de bestaande wijze te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] ), zulks ten behoeve van het aan de comparant sub 1 in eigendom verblijvende deel van het sub a gemelde kadastrale perceel Heteren, [kadastrale aanduidingen 1] en ten laste van het aan de comparant sub 2 bij deze akte geleverde deel van laatstgemeld perceel.
De kosten van onderhoud van de weg komen ten laste van het lijdend erf.
2.7.
Perceel [kadastrale aanduidingen 10] is vervolgens gesplitst in de percelen [kadastrale aanduidingen 14] en [kadastrale aanduidingen 15] (zie hierna op de kadastrale kaart van 4 september 2015).
2.8.
Bij akte van 21 september 2015 heeft [eisers] het van [gedaagde] gekochte perceel, kadastraal gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 15] geleverd gekregen.
2.9.
Bij brief van 24 september 2015 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisers] [gedaagde] bericht dat er ten laste van zijn perceel aan de [adres 2] en ten behoeve van het bij [eisers] in eigendom zijnde perceel [kadastrale aanduidingen 11] een recht van erfdienstbaarheid van overpad is gevestigd. Omdat dat pad met betonplaten was geblokkeerd, werd verzocht om de blokkade op te heffen.
2.10.
In reactie hierop heeft de gemachtigde van [gedaagde] bij brief van 29 september 2015 bericht dat geen sprake (meer) is van enig recht van erfdienstbaarheid ten behoeve van
de percelen [kadastrale aanduidingen 2] of nummer [kadastrale aanduidingen 11] en ten laste van voormalig nummer F [kadastrale aanduidingen 1] .
2.11.
De provincie Gelderland heeft [eisers] bij e-mailbericht van 1 oktober 2015 op zijn verzoek inzake “N837 Heteren berijden berm/trottoir (V2015-013624)” als volgt bericht:
Het is niet toegestaan om met motorvoertuigen een trottoir, berm of dam te berijden. Zij zijn in tegenstelling tot de daarvoor bestemde wegvakken, niet ingericht om de belasting door berijding van motorvoertuigen te kunnen verdragen. Indien u toch met motorvoertuigen over het trottoir, door de berm of over de dam gaat rijden, zullen wij genoodzaakt zijn actie te ondernemen en in ieder geval de kosten van het herstel van de door u aangebrachte schade op u te verhalen.
2.12.
In oktober 2015 hebben partijen een overeenkomst gesloten inhoudende dat [gedaagde] [eisers] eenmalig toestemming heeft gegeven om op 3 oktober 2015 over zijn perceel te gaan en te komen naar de achterliggende percelen van [eisers] teneinde mais te (doen) oogsten.
2.13.
Het Kadaster heeft op verzoek van [eisers] onderzoek gedaan naar inschrijvingen waarin mogelijk erfdienstbaarheden zijn ontstaan of teniet zijn gegaan ten laste van het perceel gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 12] Bij brief van 26 oktober 2015 heeft het Kadaster [eisers] bericht dat er een recht van erfdienstbaarheid is ingeschreven bij akte van 29 december 1997, zoals verwoord onder 2.1.
2.14.
Begin november 2015 hebben de gemachtigde van partijen per e-mail gecommuniceerd over het al dan niet bestaan van een recht van erfdienstbaarheid ten gunste van het perceel van [eisers] en ten laste van het perceel van [gedaagde] , maar dit heeft niet tot een oplossing van het geschil tussen partijen geleid.
2.15.
Op 10 november 2015 heeft notaris Soons het Kadaster in een aanvulling bij de inschrijving van de akte van 29 december 2014 verzocht om de passage zoals weergegeven onder 2.5. alsnog op te nemen en om doorhaling van het recht van erfdienstbaarheid.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter
primair
[gedaagde] veroordeelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eisers] het ongestoorde genot te verschaffen om te komen en te gaan vanaf de openbare weg naar het in hun eigendom toebehorende perceel grond kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 16] ter grootte van een hectare, alsmede het perceel kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 11] , ter grootte van negentien hectare en drieëntachtig are en tien centiare,
subsidiair
ten laste van het erf van [gedaagde] en ten gunste van het erf van [eisers] een noodweg aanwijst zodanig dat [eisers] kan komen en gaan vanaf de openbare weg, de [adres 1] te Heteren, naar zijn perceel kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 16] ter grootte van een hectare, alsmede het perceel kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 11] , ter grootte van negentien hectare en drieëntachtig are en tien centiare,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate voort uit de stellingen van [eisers] . [eisers] kan zijn gronden waarop thans tarwe is ingezaaid en waarvan een deel grasland is waarop zich schapen bevinden, niet bereiken, terwijl hij op korte termijn onderhoud (in de vorm van onder meer bemesting en bespuiting) moet plegen aan die ingezaaide percelen. Tevens moeten de schapen, die spoedig zullen gaan lammeren, van het grasland worden gehaald. Hiermee is de spoedeisendheid gegeven. Dat [eisers] enig tijd heeft gewacht met het aanhangig maken van dit kort geding doet aan het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen niet af (vgl. Hoge Raad 23 januari 1998, NJ 2000, 544 en Hoge Raad 29 juni 2001, IER 2001, 41). Bovendien heeft [eisers] eerst via zijn gemachtigde getracht om in overleg met [gedaagde] tot een oplossing te komen inzake het onderhavige geschil, hetgeen niet gelukt is.
4.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende. [eisers] heeft drie percelen landbouwgrond (kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen 13] , [kadastrale aanduidingen 11] en [kadastrale aanduidingen 15] ) gekocht van [gedaagde] . Deze percelen grenzen deels aan de openbare weg, de [adres 1] , maar er is geen
in-/uitrit om te komen en gaan naar die percelen, aldus [eisers] . Volgens [eisers] is ten gunste van het perceelnummer [kadastrale aanduidingen 11] en ten laste van een perceel van [gedaagde] (voorheen nummer [kadastrale aanduidingen 1] en thans nummer [kadastrale aanduidingen 12] ) een recht van erfdienstbaarheid van weg gevestigd. Omdat – zo stelt [eisers] – er geen andere mogelijkheid is om zijn percelen te bereiken (er is geen alternatieve uit-/inrit die toegankelijk is voor en begaanbaar is met zwaar materieel) dient gebruik te worden van gemaakt van de verharde weg die over het perceel van [gedaagde] loopt (waarop het recht van erfdienstbaarheid rust) en die eerder als zodanig is gebruikt door [naam 1] , althans dient die weg als noodweg te worden aangewezen.
4.3.
Bij akte van 29 december 1997 is (onder meer) het bedrijfsgebouw met erven, weiland en aanbehoren, kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen 1] door [naam 1] verkocht en geleverd aan [gedaagde] (jr.) met uitzondering van het woonhuis met schuur, erf, tuin en aangrenzend weiland aan de [adres 1] . In diezelfde akte is opgenomen dat een recht van erfdienstbaarheid van weg werd gevestigd om op de bestaande wijze te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] ) ten behoeve van het aan [naam 1] in eigendom verblijvende deel van het sub a gemelde kadastrale perceel Heteren, [kadastrale aanduidingen 1] (het woonhuis aan de [adres 1] en bijbehorende percelen,
de voorzieningenrechter) en ten laste van het aan [gedaagde] bij die akte geleverde deel van perceel [kadastrale aanduidingen 1] . Ten behoeve van [naam 1] is dus een erfdienstbaarheid van overpad gevestigd om vanuit zijn perceel (woning met erf en weiland aan de [adres 1] , toen ook genummerd [kadastrale aanduidingen 1] ) over het perceel van [gedaagde] (toen genummerd [kadastrale aanduidingen 1] en thans [kadastrale aanduidingen 12] ) te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] ). Perceel [kadastrale aanduidingen 1] is nadien gesplitst en vernummerd tot [kadastrale aanduidingen 17] (het deel dat toebehoorde aan [gedaagde] ) en [kadastrale aanduidingen 18] (het deel dat toebehoorde aan [naam 1] ), waarna nummer [kadastrale aanduidingen 17] is vernummerd tot [kadastrale aanduidingen 8] en perceel [kadastrale aanduidingen 7] is gesplitst en vernummerd tot [kadastrale aanduidingen 9] (waarop het woonhuis [adres 1] staat) en [kadastrale aanduidingen 10] . [gedaagde] heeft op 29 december 2014 het perceel aan de [adres 1] ( [kadastrale aanduidingen 9] ) en het perceel weiland ( [kadastrale aanduidingen 10] ) gekocht en geleverd gekregen van zijn zus [naam 2] , waarna [gedaagde] perceel [kadastrale aanduidingen 8] heeft gesplitst in de nummers [kadastrale aanduidingen 11] en [kadastrale aanduidingen 12] en vervolgens in 2008 de percelen [kadastrale aanduidingen 13] en [kadastrale aanduidingen 11] heeft verkocht aan GFN Futurewarehouse B.V., die de percelen op haar beurt heeft verkocht aan [eisers] . Laatstgenoemde heeft in september 2015 ook nog perceel nummer [kadastrale aanduidingen 15] van [gedaagde] gekocht.
4.4.
Uit het voorgaande blijkt dat een recht van erfdienstbaarheid is gevestigd ten laste van het perceel van [gedaagde] , te weten dat deel van perceel [kadastrale aanduidingen 1] dat is vernummerd tot [kadastrale aanduidingen 17] en ten gunste van het perceel nummer [kadastrale aanduidingen 18] (zijnde het deel van nummer [kadastrale aanduidingen 1] dat eigendom bleef van [naam 1] ). Op het perceel van [gedaagde] is een verharde weg (met aan het begin bestaande uit klinkers en nadien asfalt) aangelegd, die [naam 1] kennelijk gebruikte om van zijn perceel ( [kadastrale aanduidingen 7] ) naar de openbare weg (de [adres 1] ) te gaan en komen. Voldoende aannemelijk is geworden dat het recht van overpad dus enkel was gevestigd ten gunste van perceel [kadastrale aanduidingen 7] en niet ook ten gunste van nummer [kadastrale aanduidingen 17] , welk perceel juist het dienende erf was. Eind 2014 heeft [gedaagde] perceelnummers [kadastrale aanduidingen 4] en [kadastrale aanduidingen 10] (voorheen nummer [kadastrale aanduidingen 18] ) gekocht en geleverd gekregen van zijn zus [naam 2] . Daarmee is het recht van erfdienstbaarheid komen te vervallen, nu het heersend (nummer [kadastrale aanduidingen 18] ) en dienend (nummer [kadastrale aanduidingen 17] ) erf in één hand zijn gekomen, namelijk in eigendom van [gedaagde] . Dit is ook zo opgenomen in de akte van levering van 29 december 2014. Dit betekent dat [eisers] geen beroep kan doen op een ten behoeve van zijn perceel en ten laste van het perceel van [gedaagde] gevestigd recht van erfdienstbaarheid. Dat dit recht wel in de akte van levering van 1 april 2015 is opgenomen en dat mede hierdoor bij [eisers] een onjuiste voorstelling van zaken is ontstaan, maakt het voorgaande – hoe vervelend voor [eisers] ook – niet anders. [eisers] zal deze kwestie met de betreffende notaris en/of de verkopende partij moeten bespreken en vervolgens mogelijk zijn eventuele schade op (één van) hen verhalen.
4.5.
Gesteld noch gebleken is dat sprake zou kunnen zijn van een ander ten behoeve van de door [eisers] gekochte percelen gevestigd – en nog bestaand – recht van erfdienstbaarheid.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eisers] geen erfdienstbaarheid van overpad/weg heeft ten laste van het perceel van [gedaagde] , zodat de primaire vordering dient te worden afgewezen. [eisers] beroept zich subsidiair op artikel 5:57 BW (noodweg). [gedaagde] heeft op dat punt als verweer gevoerd dat [eisers] gebruik kan maken van de in-/uitrit bij perceel nummer [kadastrale aanduidingen 16] , welk perceel ook in eigendom toebehoort aan [eisers] en grenst aan perceel [kadastrale aanduidingen 11] . Voorshands geoordeeld is voldoende aannemelijk geworden dat er thans geen alternatieve in-/uitrit is om te komen van en naar de bij [eisers] in eigendom zijnde percelen. Van een aangelegde inrit op deze plaats is geen sprake. Weliswaar kan vanaf het land bij een daar aanwezig hek over een fietspad en trottoir de [adres 1] feitelijk worden bereikt. [eisers] heeft echter ter zitting toegelicht dat de verbinding met de openbare weg bij perceel [kadastrale aanduidingen 16] er niet op is ingericht om met zwaar materieel over te rijden. Het hek dat zich daar bevindt, is geplaatst door het waterschap, zodat zij de sloten kan bereiken in geval van calamiteiten. Indien steeds op deze manier met trekkers met aanhangers en grote/zware vrachtauto’s/combines het land wordt betreden, ontstaat er schade aan het trottoir en het fietspad. Daarnaast komt de verkeersveiligheid in het gedrang (mede door de modder die vanuit het veelal natte perceel door de banden van de voertuigen wordt meegevoerd). Deze manier om van en naar de openbare weg te komen, kan en mag thans niet door [eisers] gebruikt worden van de provincie, hetgeen ook met zoveel woorden volgt het e-mailbericht van de provincie van 1 oktober 2015. Volgens [eisers] is het evenmin mogelijk om een uitweg te creëren ter hoogte van perceel [kadastrale aanduidingen 15] , omdat zich op de [adres 1] een middenberm bevindt. Dit maakt dat er thans vanuit de percelen in eigendom bij [eisers] geen uitweg naar de openbare weg aanwezig is, waardoor een behoorlijke exploitatie van de percelen grond niet mogelijk is.
4.7.
De vraag is vervolgens of de reeds bestaande weg op het perceel van [gedaagde] als (tijdelijke) noodweg dient te worden aangemerkt. Omdat het thans niet mogelijk is voor [eisers] om op enigerlei wijze zijn percelen te bereiken, zal [gedaagde] dienen te gehengen en gedogen dat [eisers] bij wijze van tijdelijke maatregel (totdat de tarwe is geoogst in juli/augustus 2016) de reeds bestaande, verharde weg op het perceel van [gedaagde] als noodweg gebruikt om te gaan en komen van zijn percelen naar de openbare weg, teneinde zijn land te kunnen bewerken. Daarbij geldt dat indien [eisers] in staat is om in overleg met de provincie af te spreken dat hij op een andere plek een uitweg kan realiseren, [eisers] daartoe zo spoedig mogelijk is gehouden. De verplichting van [gedaagde] om gebruik van zijn perceel als noodweg te dulden, houdt daar op waar [eisers] zelf een in-/uitrit kan realiseren ook al brengt dat aanmerkelijke kosten voor [eisers] met zich. Dit betekent dus dat [eisers] weldra contact dient op te nemen met de provincie om de mogelijkheden te bespreken voor het aanleggen van een in-/uitrit om te gaan en komen van zijn percelen naar de openbare weg en dat als vervolgens daarvoor toestemming wordt verkregen [eisers] deze in-/uitrit met enige voortvarendheid dient aan te leggen. In de tussentijd kan [eisers] tijdelijk gebruik maken van de weg op het perceel van [gedaagde] en gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat [gedaagde] de betonplaten, autobanden en overige zaken die de weg mogelijk blokkeren zal verwijderen en dat [eisers] de weg op de minst bezwarende wijze zal gebruiken, temeer nu deze tussen twee woningen is gelegen. Als blijkt dat een andere uitweg niet of niet tijdig te realiseren valt, kan [eisers] zich zonodig opnieuw tot de voorzieningenrechter wenden.
4.8.
Het voorgaande leidt er toe dat de subsidiaire vordering voor toewijzing gereed ligt, zoals hierna volgt. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden, die zal worden gemaximeerd.
4.9.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde] om te gehengen en te gedogen dat [eisers] tot na de oogst van de op zijn percelen ingezaaide tarwe in juli/augustus 2016 gebruik maakt van de verharde weg gelegen op het perceel van [gedaagde] (kadastraal bekend gemeente Heteren, sectie F, nummer [kadastrale aanduidingen 12] ) als noodweg teneinde te komen en gaan vanaf de openbare weg, de [adres 1] , naar de percelen van [eisers] kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 16] ter grootte van een hectare, en kadastraal bekend gemeente Heteren, [kadastrale aanduidingen 11] , ter grootte van negentien hectare en drieëntachtig are en tien centiare,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 2 februari 2016.