In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eigenrisicodrager en een verweerder met betrekking tot besluiten over loondoorbetalingsverplichtingen en WIA-uitkeringen. De eiseres, een eigenrisicodrager, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de verweerder die betrekking hebben op de loonsanctie en de toekenning van een WIA-uitkering aan mevrouw [belanghebbende]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder de bezwaren van eiseres tegen eerdere besluiten kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiseres volgens verweerder geen belanghebbende zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres als eigenrisicodrager wel degelijk belanghebbende is, omdat haar financiële belangen direct worden geraakt door de besluiten van de verweerder. De rechtbank heeft de besluiten van de verweerder vernietigd en verweerder opgedragen om nieuwe besluiten op bezwaar te nemen, waarbij de rechtbank niet in staat was om zelf in de zaak te voorzien. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres betaalde griffierechten moeten worden vergoed en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtspositie van eigenrisicodragers in het kader van de WIA en de verplichtingen van verweerders bij het bekendmaken van besluiten.