ECLI:NL:RBGEL:2016:4939

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
305552
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijk contact- en gebiedsverbod na bedreiging met mes in privésfeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde een civielrechtelijk contact- en gebiedsverbod tegen gedaagde, die haar in april 2016 met een mes had bedreigd in haar slaapkamer. Ondanks een eerder opgelegd strafrechtelijk contact- en gebiedsverbod, had gedaagde geprobeerd contact met eiseres te leggen via Facebook. Eiseres voelde zich onveilig en vreesde voor herhaling van de bedreigingen, wat leidde tot haar verzoek om een civielrechtelijk verbod. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende gronden waren voor het opleggen van een contact- en gebiedsverbod, gezien de ernst van de situatie en de angstgevoelens van eiseres. Het contactverbod werd beperkt tot de gemeente waar eiseres woont en de voorzieningenrechter legde een dwangsom op voor eventuele overtredingen van het verbod. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/305552 / KG ZA 16-309
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. C.W. Langereis te Arnhem,
toevoeging nummer 2FH5357
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.M.A.C. van de Wouw te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • producties, door mr. Van de Wouw voornoemd per e-mail ingezonden op 28 juli 2016;
  • de conclusie van antwoord, tevens pleitnota van mr. Van de Wouw voornoemd;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 29 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende zekere tijd een affectieve relatie onderhouden. Die relatie is beëindigd.
2.2.
In de nacht van 20 april 2016 is [gedaagde] de woning van [eiseres] binnengegaan. Hij had een mes bij zich. Hij is de slaapkamer van [eiseres] binnengegaan, waar [eiseres] zich op dat moment bevond. Daarna is een worsteling tussen partijen ontstaan, waarbij [eiseres] gewond geraakt is.
2.3.
De politie heeft op 20 april 2016 een proces-verbaal opgemaakt, waarin vermeld is dat [eiseres] aangifte heeft gedaan van poging tot doodslag of moord door [gedaagde] .
2.4.
De politie heeft [gedaagde] op dezelfde dag te [woonplaats 2] aangehouden en verhoord. [gedaagde] is vervolgens in voorlopige hechtenis genomen.
2.5.
Bij beschikking van de raadkamer van deze rechtbank van 2 juni 2016 is de voorlopige hechtenis geschorst. In de beschikking is vermeld dat de raadkamer - voor zover hier van belang - de volgende voorwaarden aan de schorsing verbindt:
“6. Verdachte wordt verboden contact te (laten) leggen met mevr. [eiseres] , (…) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7. Verdachte zal gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis meewerken aan elektronische controle.
8. Verdachte zal zich niet bevinden in de provincie Gelderland. Het locatieverbod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel.
Het Openbaar Ministerie kan op advies van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.”
2.6.
[gedaagde] heeft op 10 juli 2016 via Facebook een vriendschapsverzoek aan [eiseres] gedaan.
2.7.
De reclassering vermeldt in een Advies aan opdrachtgever toezicht hierover:

Beschrijving uitvoering toezicht
Overtredingen
De volgende overtredingen van de voorwaarden zijn geconstateerd:
Betrokkene heeft het contactverbod geschonden door contact te hebben gezocht met [eiseres] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Betrokkene zou via facebook een vriendschapsverzoek hebben
verstuurt. In overleg met het OM heeft betrokkene een mondelingen waarschuwing gehad. Betrokkene zegt te beseffen dat het contact zoeken via social media fout is geweest.
Verloop van het toezicht
Betrokkene loopt in een schorsingstoezicht. Op 8 juni 2016 jl. is betrokkene aangesloten aan een GPS
enkelband. Middels de elektronische controle wordt gemonitord of betrokkene zich houdt aan zijn rooster en zijn verboden gebied.
Vanwege de vakantie van de vaste toezichthouder kunnen wij opmaken dat voor deze overtreding toezicht positief is verlopen. Betrokkene gaat vrijwillig een behandeling volgen bij de Waag en loopt voor begeleiding bij Exodus/NEXT.
Vooruitzichten vervolg
Het toezicht zal ongewijzigd voortgezet worden.
Advies reclassering
Omdat de vaste toezichthouder van betrokkene afwezig is en ondertekende geen voldoende informatie heeft over betrokkene, geven wij geen advies.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
1. primair [gedaagde] zal verbieden onmiddellijk na wijzen, althans na betekening van het te wijzen vonnis zich voor de periode dat de strafzaak tegen hem niet onherroepelijk is geworden te begeven in en te bevinden in Gelderland alsmede [gedaagde] voor diezelfde periode te verbieden onmiddellijk na wijzen althans na betekening van het te wijzen vonnis op welke wijze dan ook, telefonisch, schriftelijk, per mail, WhatsApp, sms, Facebook, Twitter, of anderszins, contact op te nemen met [eiseres] , noch zelf noch middels derden;
2. [eiseres] zal machtigen om jegens [gedaagde] lijfsdwang toe te passen, telkens voor een periode van vier dagen, steeds wanneer [gedaagde] een of meer van de voormelde verboden overtreedt;
3. [eiseres] zal machtigen om voormelde verboden zo nodig met behulp van de sterke arm te doen naleven;
4. zal verstaan dat [eiseres] de kosten, die zij in verband met eventuele tenuitvoerlegging
verschuldigd zal zijn op [gedaagde] kan verhalen;
5. subsidiair de verboden onder 1 aan [gedaagde] op zal leggen, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 1.000,- per gebeurtenis, waarbij [gedaagde] dit vonnis of een van de daarin
neergelegde verboden overtreedt;
6. bij oplegging van een dwangsom voorts zal bepalen dat, indien [gedaagde] naar overtreding van één van voormelde verboden de alsdan verschuldigde dwangsommen, na daartoe bij
aangetekende brief met handtekening retour te zijn aangemaand, niet binnen 24 uur aan
[eiseres] betaald heeft, het vonnis dadelijk uitvoerbaar zal zijn, bij lijfsdwang voor een tijd
van vier dagen, met dien verstande dat geen gijzelingstelling zal mogen plaatshebben, dan in
geval [gedaagde] na de vorige gijzeling opnieuw een van voormelde verboden overtreedt, en zal verstaan dat [eiseres] de kosten in verband met de eventuele tenuitvoerlegging van de
lijfsdwang op [gedaagde] kan verhalen
7. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
De vordering is - tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten - gegrond op de stelling, kort gezegd, dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door haar te bedreigen dan wel aan te vallen met een mes, waarbij zij ernstig letsel heeft opgelopen en als gevolg waarvan zij tot vandaag zelfs niet de straat op durft uit vrees dat zij opnieuw met [gedaagde] zal worden geconfronteerd. Zij voelt zich onveilig ondanks de voorwaarden die de raadkamer aan de schorsing van de voorlopige hechtenis van [gedaagde] heeft verbonden omdat zij het toezicht van de reclassering op de naleving van de voorwaarden door [gedaagde] ontoereikend acht.
3.3.
[gedaagde] voert bij monde van zijn raadsvrouwe verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de hiervoor onder 3.2 weergegeven stellingen van [eiseres] .
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag in hoeverre er naast de voorwaarden die de raadkamer aan de schorsing van de voorlopige hechtenis van [gedaagde] (hierna kortweg: de schorsing) heeft verbonden nog behoefte is aan een civielrechtelijk contact- en gebiedsverbod. Het gaat er daarbij om of er een concrete dreiging bestaat dat [gedaagde] hetzij opnieuw in vergelijkbare zin onrechtmatig zal handelen jegens [eiseres] , hetzij tegen haar zin op welke wijze dan ook contact met haar zal opnemen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het vriendschapsverzoek dat [gedaagde] na de opheffing van de schorsing via Facebook aan [eiseres] heeft gestuurd strijdig is met het contactverbod dat de raadkamer aan de schorsing had verbonden. Of dit vriendschapsverzoek per ongeluk is verzonden kan niet worden vastgesteld. Dit kan echter in het midden blijven, want ook zonder de dreiging van herhaling kan van [gedaagde] worden gevergd dat hij zich actief moeite geeft om elke vorm van contact met [eiseres] te vermijden alsook uit haar buurt te blijven (vergelijk HR 24 mei 1985, NJ 1987, 1). Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] in ieder geval ernstig onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door in de voor nachtrust bestemde uren haar slaapkamer binnen te gaan en haar met een mes te bedreigen, ook los van de vraag hoe ernstig het letsel is dat [eiseres] bij de daarop gevolgde worsteling heeft opgelopen, waarover partijen van mening verschillen.
4.4.
Onder de gegeven omstandigheden acht de voorzieningenrechter gronden aanwezig voor een civielrechtelijk contact- en gebiedsverbod naast de voorwaarden die aan de schorsing zijn verbonden. Voldoende aannemelijk is dat het voor [eiseres] een schokkende ervaring is geweest dat [gedaagde] ’s nachts met een mes aan haar bed heeft gestaan, en dat zij daar ernstige angstgevoelens aan over heeft gehouden. Het is de vraag of het strafrechtelijke contact- en gebiedsverbod voldoende is om die gevoelens weg te nemen, ten eerste omdat onzeker is hoe lang die voorwaarden nog zullen blijven gelden en ten tweede omdat voor [eiseres] niet waarneembaar is in hoeverre op de naleving van die voorwaarden wordt toegezien. Bij toewijzing van het civielrechtelijke contact- en gebiedsverbod heeft zij het deels zelf in de hand om de naleving af te dwingen. Aannemelijk is dat dit haar gevoel van veiligheid kan herstellen. Van [gedaagde] mag worden verlangd dat hij haar daarin ontziet.
4.5.
Tegenover het belang van [eiseres] als hiervoor omschreven legt het belang van [gedaagde] om geen civielrechtelijk contact- en gebiedsverbod opgelegd te krijgen onvoldoende gewicht in de schaal, mede in aanmerking genomen dat hij al een strafrechtelijk verbod heeft om in haar buurt te komen. Het gevorderde contact- en gebiedsverbod is dan ook in beginsel toewijsbaar. Er is echter geen aanleiding dit gebiedsverbod op te leggen voor de hele provincie Gelderland. Zoals ter zitting is besproken kan het beperkt blijven tot de gemeente [woonplaats 1] .
4.6.
In verband met de onzekere duur van de gelding van het strafrechtelijke verbod (tot de zitting, tot de uitspraak of tot de onherroepelijke uitspraak) overweegt de voorzieningenrechter dat het te ver gaat om het verbod op te leggen voor de duur tot aan de onherroepelijke uitspraak in de strafzaak. Een termijn van zes maanden wordt vooralsnog toereikend geacht.
4.7.
De primair gevorderde lijfsdwang is niet toewijsbaar, omdat lijfsdwang een ultieme sanctie is, die niet in aanmerking komt als een minder bezwarende sanctie op overtreding van het verbod voldoende effectief zal zijn. Naar redelijkerwijs te verwachten valt, zal de subsidiair gevorderde dwangsom een voldoende prikkel zijn tot naleving ervan. De dwangsom zal tot de hierna te vermelden bedragen worden toegewezen. De gebruikelijke incassomethoden en -termijnen voor verbeurde dwangsommen worden toereikend geacht.
4.8.
Partijen worden ieder op enkele punten in het ongelijk gesteld. Daarin wordt aanleiding gevonden om de proceskosten te compenseren op de wijze als hierna zal worden vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] zich voor de periode van zes maanden ingaande op de datum van dit vonnis te begeven in en te bevinden in de gemeente [woonplaats 1] , en verbiedt [gedaagde] voor diezelfde periode op welke wijze dan ook, telefonisch, schriftelijk, per e-mail, WhatsApp, sms, Facebook, Twitter, of anderszins, contact op te nemen met [eiseres] , noch zelf noch middels derden;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiseres] een dwangsom van € 500,- verbeurt voor iedere gebeurtenis waarbij [gedaagde] de hiervoor onder 5.1 gegeven verboden overtreedt;
5.3.
bepaalt dat boven een bedrag van € 25.000,- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
compenseert de kosten van dit geding aldus dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2016.