ECLI:NL:RBGEL:2016:4866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
303791
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlening van medewerking aan verrekening van vorderingen in kort geding

In deze zaak heeft de eiseres, die in een strafprocedure is veroordeeld tot schadevergoeding aan haar ex-echtgenoot wegens onttrekking van kinderen aan het ouderlijk gezag, een kort geding aangespannen. De eiseres vordert dat de gedaagde, haar ex-echtgenoot, aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) verklaart dat zijn vordering door verrekening is tenietgegaan. De eiseres stelt dat zij gemeenschappelijke schulden heeft voldaan die dateren van vóór de afgesproken peildatum van 30 juli 2009, en dat zij een regresvordering op de gedaagde heeft die het bedrag dat zij volgens het strafarrest aan de gedaagde moet betalen overtreft.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, aangezien hij in België woont. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde bevoegd is, omdat hij is verschenen en inhoudelijk verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd door de eiseres om te concluderen dat haar schuld aan de gedaagde door verrekening is tenietgegaan. De eiseres heeft veel stukken overgelegd, maar er is geen duidelijke toelichting gegeven op de betekenis van deze stukken, en de gedaagde heeft betwist dat het om gemeenschappelijke schulden gaat.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om in kort geding vast te stellen of de vorderingen van de eiseres op de gedaagde bestaan en of deze vorderingen de schuld aan de gedaagde overtreffen. Daarom zijn de vorderingen van de eiseres afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/303791 / KG ZA 16-256
Vonnis in kort geding van 20 juli 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. R. Skála te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] (België),
gedaagde,
advocaat mr. M. Oparyk te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juli 2016;
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eiseres] ;
  • de brief van 8 juli 2016 van de zijde van [gedaagde] , ter griffie ingekomen op 11 juli 2016;
  • de (fax)brief van 10 juli 2016 met één productie van de zijde van [eiseres] ;
  • de (faxbrief) van 11 juli 2016 met stukken van de zijde van [eiseres] ;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 12 juli 2016;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van
1 februari 2011 heeft de rechtbank - voor wat betreft de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap - partijen gelast de huwelijksgemeenschap te verdelen op de in vaststellingsovereenkomst neergelegde wijze. In de vaststellingsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald.
(…)
1. Ten aanzien van de schulden van partijen spreken zij af dat zij voor de interne verhouding tussen partijen als peildatum 30 juli 2009 hanteren, zijnde de datum van het feitelijk uiteen gaan. Gemeenschappelijke schulden aangegaan voor genoemde datum zullen partijen ieder voor de helft voor hun rekening nemen. Voor zover een partij een dergelijke schuld geheel heeft voldaan na de peildatum heeft deze een vordering op de ander voor de helft van het bedrag (…). Schulden aangegaan na 30 juli 2009 zijn geheel voor rekening van degene die de schuld is aangegaan.
(…)
2.2.
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juni 2012 is [eiseres] (strafrechtelijk) veroordeeld, is een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [gedaagde] , terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.079,52 ter zake van materiële schade toegewezen, is [eiseres] veroordeeld om dit bedrag aan [gedaagde] te betalen en is aan [eiseres] de verplichting opgelegd om het bedrag van
€ 1.079,52 aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
2.3.
Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft op 31 augustus 2015 een waarschuwing ter voorkoming van een arrestatiebevel aan [eiseres] gezonden. Omdat betaling is uitgebleven, is inmiddels het arrestatiebevel uitgevaardigd. De tenuitvoerlegging hiervan is aangehouden in verband met het door [eiseres] aanhangig gemaakte kort geding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot verlening van zijn medewerking aan verrekening van de tussen partijen over en weer bestaande vorderingen en voorts [gedaagde] zal veroordelen tot mededeling aan het CJIB van acceptatie van deze verrekening binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen, aangezien hij in België woonachtig is.
4.2.
Op de voet van artikel 26 van de (herschikte) EEX-Verordening (nr. 1215/2012) is het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd van het geschil kennis te nemen, tenzij de verschijning (uitsluitend) ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten. Nu [gedaagde] is verschenen en, naast het hiervoor genoemde formele verweer, ook inhoudelijk verweer heeft gevoerd, is de voorzieningenrechter bevoegd van dit geschil kennis te nemen.
4.3.
[eiseres] stelt dat zij gemeenschappelijke schulden, die dateren van vóór de tussen partijen afgesproken peildatum van 30 juli 2009 (zie r.o. 2.1.), heeft voldaan terwijl tussen partijen niet in geschil is dat die schulden ingevolge de verdelingsbeslissing van de rechtbank (zie eveneens r.o. 2.1.) door beide partijen ieder bij helfte gedragen moeten worden. Terzake van die betalingen heeft zij een regresvordering op [gedaagde] , die het bedrag dat zij volgens het strafarrest aan [gedaagde] moet betalen (in ruime mate) overtreft zodat die schuld teniet is gegaan door verrekening, aldus [eiseres] .
4.4.
De voorzieningenrechter kan in het kader van dit kort geding niet vaststellen of, en zo ja, tot welk bedrag [eiseres] ingevolge de hiervoor bedoelde betalingen regres op [gedaagde] heeft. Weliswaar zijn door [eiseres] heel veel stukken overgelegd terzake van schulden en betalingen, maar een behoorlijke toelichting op de betekenis van al die stukken, en met name of dit gemeenschappelijke schulden zijn die dateren van vòòr 30 juli 2009, is niet gegeven, terwijl door [gedaagde] ter zitting is betwist dat het om dergelijke schulden ging. Daar komt nog bij dat [gedaagde] stelt vorderingen op [eiseres] te hebben terzake verbeurde dwangsommen en proceskosten. Het zou dan kunnen zijn dat [gedaagde] zijnerzijds dus nog andere vorderingen op [eiseres] heeft die verrekend kunnen worden met eventuele vorderingen van [eiseres] op [gedaagde] .
Door het ontbreken van een behoorlijke toelichting op de overgelegde stukken kan niet met enige mate van zekerheid worden vastgesteld dat de schuld van [eiseres] die voortvloeit uit het strafarrest door verrekening is teniet gegaan, maar evenmin kan worden vastgesteld dat dat niet zo is. Het is op zichzelf denkbaar dat [eiseres] vorderingen op [gedaagde] heeft, die wellicht het door haar aan [gedaagde] verschuldigde bedrag (in ruime mate) overtreffen, alleen kan dat in kort geding niet worden vastgesteld. Dat betekent dat thans niet gezegd kan worden dat de schuld die [eiseres] aan [gedaagde] heeft door verrekening teniet is gegaan, maar het blijft mogelijk dat dat wel zo is. Dat zal evenwel in een bodemprocedure moeten worden beslist. Wellicht zou het CJIB moeten overwegen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis op te schorten, totdat in een bodemprocedure is vastgesteld of er nog een vordering is.
De slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op
20 juli 2016.