In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ondernemingen die zich bezighouden met de verkoop van bedden en aanverwante artikelen. Eiser, handelend onder de naam [bedrijf 1], vorderde dat gedaagde, handelend onder de naam [bedrijf 2], het gebruik van de handelsnaam [bedrijf 1] en de domeinnaam [website 2] zou staken. Eiser stelde dat gedaagde onrechtmatig handelde door de naam van eiser te gebruiken om hoger in de Google-ranking te komen, terwijl hij niet in de regio van eiser was gevestigd en klanten weglokte door verwarring te zaaien.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bescherming genoot voor zijn handelsnaam, omdat deze een combinatie was van een beschrijvende term en een geografische aanduiding. Dit leidde tot de conclusie dat de handelsnaam van eiser niet voldoende onderscheidend vermogen had om bescherming te genieten. Desondanks oordeelde de rechtbank dat gedaagde onrechtmatig handelde door de naam [bedrijf 1] te gebruiken op zijn website, wat leidde tot verwarring bij het publiek. De vordering van eiser om het gebruik van de handelsnaam en domeinnaam te staken werd toegewezen, evenals de vordering tot overdracht van de domeinnaam [website 2]. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.
De voorzieningenrechter benadrukte dat het gebruik van een beschrijvende handelsnaam alleen onrechtmatig is indien bijkomende omstandigheden dat meebrengen. In dit geval was er voldoende bewijs van verwarring bij het publiek, wat de onrechtmatigheid van gedaagdes handelen bevestigde. De rechtbank wees de vordering tot rectificatie af, omdat deze niet noodzakelijk werd geacht. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld.