In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 9 augustus 2016, staat de naheffingsaanslag van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) centraal. Eiseres, een B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag van € 1.542 die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De naheffingsaanslag was gebaseerd op de handelsinkoopwaarde van een in Duitsland aangeschafte Porsche, waarbij de inspecteur geen rekening hield met schade aan het voertuig. Eiseres stelde dat de schade de waarde van de auto met 100% verminderde, terwijl de inspecteur de waardevermindering op 72% stelde, conform de Uitvoeringsregeling BPM.
De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de waardevermindering bij eiseres ligt. Eiseres heeft echter overtuigend aangetoond dat de auto, gezien zijn jonge leeftijd en exclusieve segment, een waardevermindering van 100% rechtvaardigt. De rechtbank wijst erop dat de 72%-regel in de Uitvoeringsregeling een tegemoetkoming in de bewijslast is en niet in strijd met het Unierecht. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag en verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 520 en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.238.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om hun schade en waardevermindering goed te onderbouwen, vooral in gevallen waar de auto in een exclusief segment valt. De rechtbank bevestigt dat de 72%-regel niet als absolute norm moet worden gezien, maar als een uitgangspunt dat kan worden weerlegd met voldoende bewijs.