ECLI:NL:RBGEL:2016:4266

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4923
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Wajong-aanvraag en de toepassing van de Wajong wetgeving

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres, die op achttienjarige leeftijd ernstig hersenschedelletsel heeft opgelopen door een ongeval, heeft op 8 januari 2015 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, wat leidde tot een beroepsprocedure. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen de situatie van eiseres op haar achttiende verjaardag hebben beoordeeld en dat de wijzigingen in haar situatie nadien niet relevant zijn voor deze procedure. De rechtbank stelt vast dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapportages zijn aangetroffen. De rechtbank volgt het oordeel van de arbeidsdeskundigen dat eiseres duurzaam mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de aanvraag voor de Wajong-uitkering heeft afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria zoals die gelden per 1 januari 2015. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/4923

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te worden gebracht voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Bij besluit van 23 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2016. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [xxx] . Op 27 maart 2011 is eiseres betrokken geraakt bij een ongeval, waarbij zij ernstig hersenschedelletsel heeft opgelopen. Op 8 januari 2015 heeft verweerder een aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wajong ontvangen. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek door C.P. van Deventer waarvan een rapportage is opgemaakt op 9 februari 2015 en arbeidskundig onderzoek door J. van der Donk, waarover op 19 februari 2015 is gerapporteerd, heeft verweerder het primaire besluit genomen zoals hierboven onder ‘Procesverloop’ genoemd.
2. Het bestreden besluit strekt tot handhaving van het primaire besluit. Daaraan heeft verweerder een rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep A. van den Broeke-Spieker van 25 juni 2015 en een rapport van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep E.T.J. van den Pavert van 22 juli 2015 ten grondslag gelegd.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft zich daar gemotiveerd tegen gekeerd. Op haar stellingen zal de rechtbank -voor zover nodig- in het navolgende ingaan.
4. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat de Wajong van toepassing is zoals die geldt per 1 januari 2015.
5.1
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die
op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
5.2
Ingevolge het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong wordt in Hoofdstuk 1A van de Wajong onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
5.3
In het zesde lid van voornoemd artikel is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
5.4
Volgens het zevende lid maakt de verzekeringsarts bij de beoordeling, bedoeld in het zesde lid, zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen ondersteunen.
5.5
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
5.6
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit, zoals dat luidt per 1 januari 2015, heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
5.7
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
5.8.
Er is alleen sprake van arbeidsvermogen als aan alle vier de voorwaarden wordt voldaan. Wordt aan één van de vier voorwaarden door een ‘rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling’ (artikel 1a:1 Wajong) niet voldaan, dan is geen sprake van arbeidsvermogen en moet vervolgens de duurzaamheid worden beoordeeld.
6. Eiseres heeft betoogd dat de medische beoordeling niet op zorgvuldige wijze is verricht. Eiseres heeft niet aangeboren hersenletsel (NAH) en daaraan zal zij zich levenslang moeten aanpassen. Verweerder stelt dat eiseres vier uur per dag kan werken, maar de praktijk laat een heel andere situatie zien. Door het gebruik van oude gegevens die stammen uit 2011 heeft verweerder de medische situatie niet goed in kaart gebracht en aannames gedaan die veel te voorbarig zijn. Verweerder heeft niet beoordeeld hoe de medische situatie was op 17- en 18- jarige leeftijd. Uit de brief van revalidatiearts W.C.G. Blanken van 22 april 2015 blijkt dat er na goed herstel van primair ernstig letsel in tweede instantie soms toch bijkomende problemen kunnen optreden. Er zal een intake van eiseres plaatsvinden bij Zintens, onderdeel van Brein Support, revalidatiecentrum Groot Klimmendaal te Arnhem. Er zal ook neuropsychologisch onderzoek ingesteld worden. Pas dan kunnen de (on)mogelijkheden en de belastbaarheid van eiseres worden vastgesteld.
7. Volgens vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:CA3794) komt aan rapportages opgesteld door een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en een arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep), indien deze rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn, een bijzondere waarde toe in die zin, dat verweerder zijn besluiten omtrent de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapportages mag baseren. Dat betekent niet dat deze rapportages en het daarop gebaseerde besluit in beroep of in hoger beroep onaantastbaar zijn. Het is echter wel aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Tegenstrijdigheden en onzorgvuldigheden in de rapportages kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk. De wijze waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, kan daarom geen toereikende grondslag vormen voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
8. De primaire verzekeringsarts C.P. van Deventer heeft naar aanleiding van de aanvraag van eiseres dossieronderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts concludeert dat bij eiseres op haar achttiende verjaardag sprake is van beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Het gaat om beperkingen op cognitief, psychisch, fysiek en sociaal vlak. Van de cognitieve beperkingen mag worden verwacht dat ze duurzaam zijn, van de psychische klachten mag verbetering worden verwacht. De primaire verzekeringsarts acht eiseres in staat om minstens vier uur per dag en één uur aaneengesloten te werken. Dit leidt hij af uit het gegeven dat eiseres na het ongeval een VMBO-T diploma heeft behaald, met succes het eerste jaar van een MBO-3 opleiding heeft doorlopen en er in neuropsychologisch onderzoek geen ernstige cognitieve stoornissen werden vastgesteld.
9. Van den Broeke-Spieker heeft dossieronderzoek verricht en eiseres gezien op 25 juni 2015. Zij stelt vast dat de primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat eiseres geen fysiek zwaar werk kan doen, hetgeen Van den Broeke-Spieker correct acht. De lichte cognitieve beperkingen die de primaire verzekeringsarts aangeeft zijn overeenkomstig de gegevens van de behandeld sector en eiseres is hierdoor aangewezen op arbeid die beperkt is ten aanzien van stress, prikkels, indrukken verwerken, met nieuwe dingen omgaan en zij heeft meer tijd nodig om zaken aan te leren. Van den Broeke-Spieker constateert verder dat de primaire verzekeringsarts heeft benoemd dat daarnaast het omgaan met kritiek en teleurstellingen een aandachtspunt is. De cognitieve beperkingen zijn duurzaam en de psychische klachten kunnen nog verbeteren. Van den Broeke-Spieker acht de door de primaire verzekeringsarts aangegeven beperkingen goed passend bij de aard van de problematiek waaraan eiseres lijdt. Voorts acht Van den Broeke-Spieker de conclusie juist dat er nog verbetering mogelijk is van de psychische klachten en daardoor de psychische belastbaarheid. Het gegeven dat eiseres thans bij Zintens een traject doorloopt waar wordt onderzocht hoe de belastbaarheid van eiseres kan worden verbeterd, onderbouwt deze visie van de primaire verzekeringsarts. Nu er in bezwaar geen nieuwe medische feiten naar voren zijn gebracht, ziet Van den Broeke-Spieker geen reden om van de visie van de primaire verzekeringsarts af te wijken.
10. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verzekeringsgeneeskundige rapportages niet onzorgvuldig tot stand gekomen. Verder is de rechtbank niet gebleken dat de rapportages van de verzekeringsartsen tegenstrijdigheden bevatten of dat ze onvoldoende begrijpelijk zijn. De verzekeringsartsen hebben kennis genomen van de medische situatie van eiseres, zij hebben de beschikbare medische stukken bij hun (her-)beoordeling betrokken, ook het door eiseres ingebrachte stuk van de revalidatiearts W.C.G. Blanken van 22 april 2015, en op inzichtelijke wijze gemotiveerd hoe zij tot hun oordeel zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de keuzes voor de aangenomen beperkingen in de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende zijn gemotiveerd. Eveneens zijn de inschatting van de belastbaarheid en de conclusie dat verbetering van de belastbaarheid valt te verwachten voldoende gemotiveerd. De rechtbank merkt in dit kader nog op dat de verzekeringsartsen de situatie hebben beoordeeld op achttienjarige leeftijd van eiseres. Dat de situatie van eiseres nadien is gewijzigd kan binnen de onderhavige procedure niet de relevantie hebben die eiseres daaraan gehecht wenst te zien.
11. De omstandigheid dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Dat er meer en/of zwaardere beperkingen aangenomen hadden moeten worden, heeft eiseres niet onderbouwd met (nieuwe) medische informatie die ziet op het te beoordelen moment. Van den Broeke-Spieker heeft in haar aanvullende rapportage van 3 september 2015 aangegeven dat zij om die reden geen aanleiding ziet haar standpunt te wijzigen. De rechtbank acht in dit verband voorts nog van belang dat ter zitting is gebleken dat er nog immer geen verslagen beschikbaar zijn van het onderzoek door Zintens en het neuropsychologisch onderzoek waarvan in de aanvullende gronden van bezwaar bij schrijven van 23 april 2015 is aangegeven dat deze zouden worden ingezet.
12. Daarnaast heeft eiseres betoogd dat, ook volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de Wajong zoals geldend vanaf 1 januari 2015 dusdanig hoge eisen stelt dat een hele kwetsbare groep jongeren volledig buiten de boot dreigt te vallen, mede omdat gemeenten die de begeleiding van deze doelgroep op zich zouden moeten nemen, hun taken verzaken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat eiseres onder de “oude” regelgeving de Wajong-uitkering zonder meer toegekend zou hebben gekregen.
13. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verduidelijkt dat deze beroepsgrond zich keert tegen de manier waarop verweerder de Wajong toepast. De rechtbank overweegt dienaangaande dat verweerder (en dus ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep) gehouden is de Wajong toe te passen op aanvragen zoals de onderhavige, gedaan na de inwerkingtreding van deze wet. Dat is ook gebeurd. Er is geen vrijheid voor verweerder om daarvan af te wijken. De innerlijke waarde van de wet mag voorts door de rechtbank niet worden beoordeeld. De beroepsgrond faalt daarom.
14. Arbeidsdeskundige J. van der Donk heeft in de rapportage van 16 februari 2015 gemotiveerd dat eiseres arbeidsvermogen heeft. In de eerste plaats kan zij een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Van der Donk heeft de taak “handmatig bestucken” aangewezen en acht deze haalbaar omdat deze fysiek licht en routinematig, enkelvoudig en goed afgebakend is. In de directe omgeving zijn de leidinggevende en collega’s aanwezig. Verder beschikt eiseres volgens de arbeidsdeskundige over basale werknemersvaardigheden. Voor de aspecten dat eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste een uur aaneengesloten kan werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces heeft de arbeidsdeskundige verwezen naar de rapportage van de primaire verzekeringsarts.
15. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep E.T.J. van de Pavert heeft zich in de rapportage van 22 juli 2015 achter de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige geschaard. De voorbeeldtaak is ongewijzigd gehandhaafd en Van de Pavert heeft nog aan de motivering toegevoegd dat zo nodig met behulp van een jobcoach het werk meer eigen gemaakt kan worden. Dat eiseres beschikt over de basale werknemersvaardigheden blijkt volgens Van de Pavert uit het dagelijks leven, alsook uit het feit dat zij een opleiding volgt. Voor de aspecten van ten minste vier uur belastbaar zijn per dag en ten minste een uur aaneengesloten kunnen werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces heeft Van de Pavert verwezen naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep Van den Broeke-Spieker, die zich conformeert aan de beoordeling van de primaire verzekeringsarts.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding het oordeel van de arbeidsdeskundigen dat eiseres duurzaam mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie niet te volgen. Aan de stelling van eiseres ter zitting dat sprake is van een theoretische beoordeling, maar dat een en ander in de praktijk vaak anders uitpakt, kan niet de gewenste waarde worden gehecht. Verweerder heeft de juiste wettelijke criteria toegepast en is aan de hand daarvan (terecht) tot een afwijzing gekomen.
17. Uit al het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft geweigerd aan eiseres een uitkering te verlenen op grond van de Wajong zoals van kracht per 1 januari 2015.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hamaker, voorzitter, mr. E.M. Vermeulen en
mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.