ECLI:NL:RBGEL:2016:4161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
05/720321-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld plegen in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 26 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld plegen in vereniging, resulterend in zwaar lichamelijk letsel. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond in de nacht van 19 op 20 december 2014 in Tiel, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig gewond raakte. De verdachte, samen met medeverdachten, zou het slachtoffer hebben geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. Het slachtoffer liep onder andere een schedelbreuk en hersenkneuzingen op, waarvoor hij een hersenoperatie moest ondergaan en enige tijd in coma werd gehouden.

Tijdens de rechtszitting op 12 juli 2016 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer, maar dat er wel sprake was van openlijk geweld in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, ondanks dat hij niet de enige was die het slachtoffer aanviel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarvan een deel voorwaardelijk, en verplichtte de verdachte tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade had opgelopen. De uitspraak onderstreepte de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de gevolgen van zijn daden, ook al was hij niet de enige betrokken partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720321-14
Datum uitspraak : 26 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 19 op 20 december 2014 te Tiel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal met (zeer veel) kracht die [slachtoffer] op/tegen
diens hoofd en/of in diens gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
tengevolge waarvan deze ten val is gekomen, en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) deze met (zeer veel) kracht op/tegen
diens hoofd en/of in diens gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 19 op 20 december 2014 te Tiel openlijk, te
weten op of aan de openbare weg Ruiterstraat, in elk geval op of aan een
openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans eenmaal met (zeer veel) kracht die
[slachtoffer] op/tegen diens hoofd en/of in diens gezicht slaan en/of stompen
tengevolge waarvan deze ten val is gekomen, en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) deze met (zeer veel) kracht op/tegen
diens hoofd en/of in diens gezicht slaan en/of stompen en/of schoppen
terwijl dit (door hem gepleegde) geweld zwaar lichamelijk letsel
(te weten een schedelbreuk en/of meerdere/een hersenkneuzing(en) en/of
meerdere/een slagaderlijke bloeding(en) in de hersenen ), althans
enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 19 op 20 december 2014 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel
(te weten een schedelbreuk en/of meerdere/een hersenkneuzing(en) en/of
meerdere/een slagaderlijke bloeding(en) in de hersenen )
heeft toegebracht, door
- meermalen, althans eenmaal met (zeer veel) kracht die [slachtoffer] op/tegen
diens hoofd en/of in diens gezicht te slaan en/of te stompen
tengevolge waarvan deze ten val is gekomen, en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) deze met (zeer veel) kracht op/tegen
diens hoofd en/of in diens gezicht slaan en/of stompen en/of schoppen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 19 op 20 december 2014 vond op de Varkensmarkt in Tiel een vechtpartij plaats waar meerdere personen bij betrokken waren, waaronder aangever [slachtoffer] , [medeverdachte 1] (verdachte) en [medeverdachte 2] (de vader [medeverdachte 1] ). Daarbij werd [slachtoffer] door (in ieder geval) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geschopt, geslagen en gestompt. [2]
[verdachte 2] zag die vechtpartij van een afstand. Toen hij daarna ook een meisje hoorde schreeuwen, liep hij er naartoe. [3]
[slachtoffer] rende op dat moment de Ruiterstraat in. Niet veel later lopen [medeverdachte 1] en [verdachte 2] ook de Ruiterstraat in. Aan het begin van de Ruiterstraat praten ze tegen elkaar. Dan komt [slachtoffer] weer teruglopen richting de Varkensmarkt. [medeverdachte 1] rent als eerste op hem af. [slachtoffer] weet [medeverdachte 1] te ontwijken en rent verder richting de Varkensmarkt. Verderop in de Ruiterstraat komt hij [verdachte 2] tegen. [verdachte 2] doet een stap in zijn richting en slaat [slachtoffer] in zijn gezicht, waardoor deze op de grond valt. [4] [verdachte 2] loopt de Ruiterstraat uit en kijkt nog een paar keer achterom. Intussen rent [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] en slaat hem hard tegen zijn hoofd terwijl hij nog op de grond ligt. [5]
[slachtoffer] is naar het ziekenhuis in Tiel gebracht en daarna vanwege de ernst van de letsels overgeplaatst naar het UMC Utrecht. Daar is op een CT-scan gezien dat er sprake was van een forse bloeding tussen de schedel en het harde hersenvlies en van een hersenkneuzing met daarin een bloeding. Tevens was er een onderhuidse bloeding en een schedelbreuk, van het achterhoofdsbot rechts doorlopend naar links. In verband met dit letsel is bij [slachtoffer] direct een hersenoperatie uitgevoerd en werd hij kunstmatig in coma gehouden.
[slachtoffer] had verder ook oppervlakkige huidbeschadigingen (schaafwonden bij de bovenste oogleden, bloeduitstorting onder het linkeroog, een huidbeschadiging bij de neusbrug en een schram aan de binnenzijde van de rechter onderarm. Deze huidbeschadigingen zijn letsels die veroorzaakt kunnen worden door schurend contact over of met een oppervlak. [6]
De huidwond (waarschijnlijk een scheurwond) aan de rechterkant van het hoofd kan volgens de radioloog zijn veroorzaakt door één plaatselijke geweldsinwerking. Vanwege de combinatie van een schedelbreuk met de meer uitgebreide weke delenzwelling links en de bloeduitstortingen links binnen in de schedel, is het meer waarschijnlijk dat deze het gevolg zijn van een geweldsinweking op het hoofd links van de middellijn, dan rechts. Aanwijzingen voor een val in de vorm van ‘contrecoup’ letsel ontbreken. Dit sluit echter een val als oorzaak voor het letsel niet uit en evenmin is daarmee een slag als oorzaak waarschijnlijker. De mogelijkheid van meerdere oorzakelijke geweldsinwerkingen kan niet worden uitgesloten.
Uit het voorgaande volgt dat het bij [slachtoffer] gediagnosticeerde letsel kan worden teruggevoerd op ten minste twee inwerkingen van uitwendig botsend mechanisch geweld, eenmaal rechts zijwaarts en een meer waarschijnlijk links zijwaarts op het hoofd dan vanaf de rechterzijde.
Dergelijke inwerkingen van uitwendig botsend mechanisch geweld, waardoor onder andere een schedelbreuk was ontstaan, kunnen bijvoorbeeld worden opgeleverd door met kracht slaan met een hard voorwerp of hard schoppen tegen het hoofd.
Gezien de relatief hoog aan de linkerzijde van het hoofd gelokaliseerde weke delen zwelling zou dit letsel ook kunnen worden verklaard door (zich) zeer hard stoten tegen een hard, verticaal oppervlak, zoals bijvoorbeeld een muur.
Bij het ontslag van [slachtoffer] uit klinische revalidatie op 10 maart 2015 waren er volgens de beschikbare klinische informatie nog verschijnselen van een ‘lichte’ afasie, zowel in een gesprek als bij schrijven. De kracht en de gevoelsfunctie van de rechterhand en de kracht van het rechterbeen waren ‘licht’ verminderd. Met betrekking tot de cognitieve functies waren er aanwijzingen voor verminderd tempo informatieverwerking, verminderd volhouden van aandacht, verminderde mentale belastbaarheid en problemen met de uitvoerende functies. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van dit feit. Op onderdelen van het verweer wordt, voor zover nodig, hieronder ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] en zal verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van het "in vereniging" plegen van geweld. De rechtbank stelt voorop dat daarvan sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. (HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9029 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029)
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte 2] .
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
[medeverdachte 1] heeft eerst op de Varkensmarkt openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . [verdachte 2] was hiervan getuige en is daarna met [medeverdachte 1] in gesprek geraakt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [verdachte 2] hoorde zeggen dat ze [slachtoffer] zouden gaan zoeken en hem zou gaan pakken. [8] [verdachte 2] heeft op zijn beurt verklaard dat hij [medeverdachte 1] hoorde zeggen dat hij [slachtoffer] een paar klappen had gegeven en een pistool op zijn hoofd had gezet. [9] Volgens [verdachte 2] wilde [medeverdachte 1] [slachtoffer] gaan pakken. [10]
[slachtoffer] rende vanuit de Varkensmarkt de Ruiterstraat in. [verdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen samen de Ruiterstraat in en in het begin van die straat hebben zij nog een gesprek. Zodra [medeverdachte 1] [slachtoffer] weer ziet, rent hij op hem af. [slachtoffer] ontwijkt [medeverdachte 1] en komt verderop [verdachte 2] tegen. [medeverdachte 1] draait zich om en rent achter [slachtoffer] aan. [verdachte 2] doet een stap in de richting van [slachtoffer] en slaat hem in zijn gezicht, waardoor hij op de grond valt. [verdachte 2] loopt de Ruiterstraat uit en kijkt nog een paar keer achterom. Intussen rent [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] en slaat hem hard tegen zijn hoofd terwijl hij nog op de grond ligt. [slachtoffer] blijft bewusteloos op de grond liggen.
De rechtbank overweegt dat zowel [verdachte 2] als [medeverdachte 1] hebben verklaard dat ze de ander hoorden zeggen dat die [slachtoffer] wilde pakken. Daarvoor was [medeverdachte 1] betrokken bij geweld tegen [slachtoffer] en [verdachte 2] heeft die vechtpartij gezien. Ze wisten dan ook dat geweld niet werd geschuwd. Desondanks lopen ze samen in de richting waarin [slachtoffer] is gevlucht en praten vooraf nog met elkaar. Ze proberen elkaar niet tegen te houden en geen van beiden onderneemt actie als ze zien dat de ander tracht geweld uit te oefenen tegen [slachtoffer] . Integendeel, als [verdachte 2] ziet dat [slachtoffer] [medeverdachte 1] weet te ontwijken, stopt [verdachte 2] hem alsnog door hem een gerichte klap te geven, waarna het voor [medeverdachte 1] alsnog mogelijk wordt [slachtoffer] te slaan. Vooral deze actie laat een nauwe en bewuste samenwerking zien tussen [medeverdachte 1] en [verdachte 2] .
Weliswaar is [verdachte 2] na de door hem gegeven klap weggelopen, maar daarmee heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank nog niet aan het geweld onttrokken. Hij heeft niet ingegrepen toen hij zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] sloeg terwijl deze op de grond lag. Hij heeft zich op geen enkele wijze om het slachtoffer bekommerd. Het heeft er dan ook veel meer van weg dat [verdachte 2] probeerde te vluchten.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee wordt het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer] .
Nu de rechtbank van oordeel is dat [medeverdachte 1] en [verdachte 2] in vereniging geweld hebben gepleegd, acht de rechtbank hen beiden volledig verantwoordelijk voor het bij [slachtoffer] ontstane letsel. Uit het rapport van het NFI betreffende de letselinterpretatie blijkt dat het letsel van [slachtoffer] kan zijn ontstaan door ten minste twee geweldsinwerkingen. De rechtbank ziet geen aanleiding om onderscheid te maken in de toerekening van het letsel, nu zowel [medeverdachte 1] als [verdachte 2] beiden volledig verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van het door hen in vereniging toegepaste geweld.
[verdachte 2] en zijn vriendin hebben nog verklaard dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] niet alleen heeft gestompt, maar ook geschopt in de Ruiterstraat. Echter, die verklaringen worden niet ondersteund door de camerabeelden of door verklaringen van de personen die op dat moment bij [slachtoffer] stonden (waaronder de collega van [slachtoffer] , getuige [getuige] ). Nu [verdachte 2] een motief kan hebben om zijn eigen aandeel kleiner te laten lijken en dat van [medeverdachte 1] groter, en nu zijn vriendin op het moment van het incident zich in een auto aan het eind van de steeg bevond terwijl het donker was en het dus voor haar niet goed waarneembaar moet zijn geweest, gaat de rechtbank niet uit van deze verklaringen. De rechtbank acht daarom dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde nacht van 19 op 20 december 2014 te Tiel openlijk, te
weten op of aan de openbare weg Ruiterstraat,
in elk geval op of aan een
openbare weg,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
-
meermalen, althans eenmaalmet (zeer veel) kracht die
[slachtoffer] op/tegen diens hoofd en/of in diens gezicht
slaan en/ofstompen
tengevolge waarvan deze ten val is gekomen, en
/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) deze met
(zeer veel
)kracht op/tegen
diens hoofd en/of in diens gezicht slaan en/of stompen
en/of schoppen
terwijl dit
(door hem gepleegde)geweld zwaar lichamelijk letsel
(te weten een schedelbreuk en
/of meerdere/een hersenkneuzing
(en)en
/of
meerdere
/een slagaderlijkebloeding
(en
)in de hersenen ),
althans
enig lichamelijk letselvoor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om gelet op de geringe omvang van de feitelijk verweten gedraging, de persoonlijke omstandigheden en de zeer lange aanloop naar de zitting, te volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf van significante duur.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 mei 2016; en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 juni 2016.
De verdachte heeft zich samen met anderen ’s nachts tijdens het uitgaan schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hierbij is Bij het tweede incident werd het slachtoffer (dat juist een meisje te hulp schoot) eerst zeer hard in zijn gezicht geslagen, waardoor hij op de grond viel. Terwijl hij nog op de grond lag, werd hij nogmaals in zijn gezicht geslagen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. Bijzonder kwalijk is ook dat verdachte zich op geen enkele manier om het slachtoffer heeft bekommerd en is weggegaan, dit terwijl het slachtoffer in bewusteloze toestand en zwaargewond op de grond lag en dringend medische hulp behoefde.
Uit het door het slachtoffer ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht blijkt dat hij zich helemaal niets meer van die nacht en de weken daarna kan herinneren. Hij heeft zwaar hersenletsel opgelopen waarvoor hij vijf uur lang moest worden geopereerd en daarna nog vier dagen in coma werd gehouden. Na een lange ziekenhuisopname begon hij met revalideren. Hij was er slecht aan toe: de rechterkant van zijn lichaam was verlamd, hij kon niet lopen en schrijven en spreken was erg moeilijk. Hij is erg veranderd: hij is vaak moe en zijn geheugen laat hem af en toe in de steek. Tekenend voor de enorme impact die het incident op het leven van het slachtoffer heeft gehad is onder meer de volgende passage uit de slachtofferverklaring: “Een van mijn grote passies is sporten! Ik doe aan snowboarden, hardlopen en kitesurfen, Dit heb ik een tijd niet meer kunnen doen. Ik ben angstig, óók omdat mijn schedel nu zo kwetsbaar is geworden. Ik pak het sporten langzamerhand weer op maar kan mijn sporten niet meer zo fanatiek beoefenen als voorheen.”
Verder komt uit de slachtofferverklaring naar voren dat de gevolgen ook direct doorwerken in het leven van de vriendin van het slachtoffer en dat van zijn ouders en zus. Het slachtoffer en zijn familie zijn mede door toedoen van verdachte in deze moeilijke situatie beland.
Naar het zich laat aanzien zal het slachtoffer zijn leven lang de gevolgen van dit redeloze geweld moeten dragen
De rechtbank rekent dit alles de verdachte zeer zwaar aan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen, terwijl ook bij de omstanders die van het geweld getuige zijn geweest de gevoelens van onveiligheid toenemen.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Volgens de LOVS-oriëntatiepunten is voor openlijke geweldpleging, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend. Die straf doet naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende recht aan de ernst van het onderhavige feit en de gevolgen daarvan. De rechtbank ziet daarom aanleiding om aan verdachte een aanzienlijk hogere straf op te leggen.
De rechtbank ziet verder gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 05/720320-14 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 120.328,58.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 22.042,22, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij gelet op de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt.
Meer subsidiair is door de verdediging per post het volgende aangevoerd:
1. Beschadigde en verloren zaken
Voor wat betreft deze post is de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk omdat die niet goed is onderbouwd, subsidiair moet de schade aan de kleding worden begroot op € 300,- en komt de schade van de telefoon niet voor vergoeding in aanmerking nu dit geen rechtstreeks gevolg is van het feit.
2. Medische kosten (eigen risico)
Voor wat betreft de posten over 2014 en 2015 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ter zake 2016 wordt toekomstige schade gevorderd. Ten aanzien van deze post kan slechts de verschuldigde eigen bijdrage ad € 30,50 worden toegewezen.
3. Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding
Voor wat betreft deze post refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4. Verhoging premie ziektekostenverzekering
Door de verdediging is aangevoerd dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu dit een keuze van de benadeelde partij zelf is en hij er ook voordelen (extra dekking) van geniet.
5. Reis- en parkeerkosten
Door de verdediging is aangevoerd dat onvoldoende is onderbouwd dat de kilometers daadwerkelijk zijn afgelegd. Bovendien kunnen de reiskosten van de familie niet door de benadeelde partij worden gevorderd.
6. Telefoon- en portokosten
Deze kosten komen volgens de verdediging niet voor vergoeding in aanmerking nu niet blijkt dat de benadeelde partij ‘buiten zijn bundel’ heeft moeten bellen en de gesprekken aldus naast de standaard abonnementskosten zijn berekend.
7. Kosten in verband met keuring rijbewijs
Deze kosten komen volgens de verdediging niet voor vergoeding in aanmerking nu dit niet voldoende is onderbouwd.
8. Kosten motorrijtuigenbelasting
Deze post is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd en geen rechtstreeks gevolg van het feit. Niet blijkt dat niemand anders — bijvoorbeeld de vriendin van de benadeelde partij – van dit voertuig gebruik heeft gemaakt. Bovendien had het kenteken geschorst kunnen worden waardoor geen rijtuigbelasting meer voldaan had hoeven te worden.
9. Kosten relatietherapie
Deze kosten komen volgens de verdediging niet voor vergoeding in aanmerking, nu de aard van de relatieproblemen en -therapie niet nader wordt omschreven zodat niet valt te beoordelen of er sprake is van een rechtstreeks verband met het tenlastegelegde
feit.
10. Huishoudelijke hulp
Ook deze kosten komen volgens de verdediging niet voor vergoeding in aanmerking, nu geen sprake is van daadwerkelijk gemaakte kosten omdat de partner van de benadeelde partij de huishoudelijke taken op zich neemt. Bovendien is gesteld noch gebleken dat het in de situatie waarin de benadeelde partij verkeert normaal en gebruikelijk is dat deze werkzaamheden worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners.
11. Verlies aan zelfwerkzaamheid
Deze kosten zijn geen rechtstreekse schade van de tenlastegelegde feiten en komen wat de verdediging betreft niet voor vergoeding in aanmerking.
12. Verlies aan verdienvermoqen
Deze kosten komen volgens de verdediging niet voor vergoeding in aanmerking nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. Niet blijkt dat de benadeelde partij geen (Wajong/bijstands-) uitkering heeft genoten, althans daar geen aanspraak op kon maken. Het totaal aan belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) wordt
gepresenteerd als netto-inkomsten terwijl hier de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen nog vanaf moeten worden getrokken. De gestelde arbeidsongeschiktheid wordt als een vanzelfsprekendheid gepresenteerd maar wordt niet onderbouwd (bijvoorbeeld door overlegging van een oordeel van een Arbo-arts).
13. Smartengeld
Volgens de verdediging is er zeker sprake van immateriële schade, maar is het gevorderde bedrag buiten proportie.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 05/720320-14 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 60.427,04 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank bespreekt de afzonderlijke posten hieronder:
1. Beschadigde en verloren zaken
De rechtbank acht de gevorderde € 350,- aan kleding volledig toewijsbaar. Weliswaar is door de benadeelde partij geen echte rekening, maar een pro forma nota ter toelichting toegevoegd. Maar de rechtbank heeft een schattingsbevoegdheid en de rechtbank schat de kosten gelet op de onderbouwing op € 350,-.
De gevorderde € 195,- aan kosten voor het verlies van de telefoon acht de rechtbank niet toewijsbaar. Niet kan worden vastgesteld dat dezeschade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
2. Medische kosten (eigen risico)
Deze post is grotendeels niet weersproken en naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. Ook het weersproken deel (de toekomstige schade voor 2016) komt voor toewijzing in aanmerking nu zeer aannemelijk is dat de medische kosten van de benadeelde partij, ten gevolge van het toegebrachte letsel, ook voor 2016 boven het volledige bedrag aan eigen risico uit zullen stijgen. De rechtbank zal deze post (ad
€ 1.071,72) dus volledig toewijzen.
3. Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding
Deze post (ad € 1.190,00) is niet weersproken en naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
4. Verhoging premie ziektekostenverzekering
Ook deze kosten (ad € 103,20) zijn naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. Door een aanvullende verzekering af te sluiten heeft de benadeelde partij de totale schade beperkt (ook voor toekomstig te maken ziektekosten), hetgeen hij overigens naar burgerlijk recht verplicht is (de zgn. schadebeperkingsplicht). Nu het totale bedrag aan schade hierdoor lager uitvalt (zal uitvallen), is dit in het voordeel van verdachte.
5. Reis- en parkeerkosten
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk dat deze reis- en parkeerkosten zijn gemaakt. Ook de reiskosten gemaakt door de familie van de benadeelde partij komt (op grond van art. 6:107 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) voor vergoeding in aanmerking.
Echter, in de Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding staat dat de daggeldvergoeding is bedoeld ter dekking van onder meer parkeergeld familiebezoek. Dat betekent dat deze post voor wat betreft de parkeerkosten UMC Utrecht (ad € 60,-) dient te worden afgewezen. Voor het overige (€ 6.903,20) zal de rechtbank deze post wel toewijzen.
6. Telefoon- en portkosten
De rechtbank acht deze post (ad € 81,12) voldoende onderbouwd en dus toewijsbaar. Daaraan doet niet af dat de benadeelde partij mogelijk gebruik heeft gemaakt van belminuten die binnen zijn abonnement vielen. Immers, door dergelijke belminuten voor deze doeleinden te gebruiken, kon hij ze niet meer voor andere gesprekken gebruiken.
7. Kosten in verband met keuring rijbewijs
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat verdachte door het bewezenverklaarde feit kosten heeft moeten maken voor zijn rijbewijs, bestaande uit kosten voor de aanvraag van een gezondheidsverklaring bij de Gemeente, een medische keuring, kosten van een lesauto en een nieuw rijbewijs. De rechtbank zal deze kosten (ad € 407,80) dan ook toewijzen.
8. Kosten motorrijtuigenbelasting
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat deze kosten (ad € 387,00) rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt daartoe dat de benadeelde partij een mogelijkheid had om het kenteken te schorsen zodat hij geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd was. Bovendien is onvoldoende gebleken dat er in die periode niemand anders gebruik heeft gemaakt van de auto. De benadeelde partij zal daarom voor dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
9. Kosten relatietherapie
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit kosten heeft moeten maken voor relatietherapie. De rechtbank zal deze kosten (ad € 260,00) dan ook toewijzen.
10. Huishoudelijke hulp
Op zichzelf kan de benadeelde partij aanspraak maken op een vergoeding voor kosten van huishoudelijke hulp. Naar het oordeel van de rechtbank levert de beoordeling van deze post (ad € 3.221,50) echter, gelet op de blijkens de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp onder meer te bepalen mate van beperking, een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
11. Verlies aan zelfwerkzaamheid
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten (ad € 7.078,04) geen rechtstreekse schade veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit. Mede gelet op het aantal uren dat verdachte werkzaam was, zoals opgegeven in vordering, is de kans is groot dat verdachte dit sowieso had moeten uitbesteden. De benadeelde partij zal daarom voor dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
12. Verlies aan verdienvermoqen
Het is naar het oordeel van de rechtbank volkomen aannemelijk dat de benadeelde partij verlies heeft geleden aan verdienvermogen. Echter, het is in het kader van deze procedure, op basis van het onderhavige dossier en de vordering van de benadeelde partij, niet goed mogelijk om eenschatting te maken die de exacte schade benadert. De rechtbank is echter wel van oordeel dat de schade, voorzichtig schattend, ten minste
€ 15.000,00 bedraagt en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in dit deel van de vordering, nu de behandeling daarvan naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
13. Smartengeld
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 BW, is voldaan. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wordt deze schade begroot op € 35.000,00.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
De rechtbank acht de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar. Voor wat betreft de datum vanaf wanneer die wettelijke rente toewijsbaar is, maakt de rechtbank onderscheid tussen de verschillende posten. De rechtbank acht de wettelijke rente toewijsbaar vanaf de datum van het bewezenverklaarde feit voor wat betreft de kleding, verlies aan verdienvermogen en het smartengeld. Voor wat betreft de overige posten neemt de rechtbank per post een datum gelegen in het midden van de periode waarin de betreffende kosten zijn gemaakt als ingangsdatum voor de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
  • dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 60.367,04(zestigduizend driehonderdzevenenzestig euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente
o vanaf 20 december 2014 voor € 50.350,- (aan kleding, verlies aan verdienvermogen en smartengeld);
o vanaf 20 september 2015 voor € 6.984,32 (aan reis- en parkeerkosten en telefoon- en portokosten);
o vanaf 1 januari 2016 voor € 1.071,72 (aan eigen risico voor medische kosten);
o vanaf 29 januari 2016 voor € 1.190,- (aan ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding);
o vanaf 7 februari 2016 voor € 260,- (aan relatietherapie); en
o vanaf 26 juli 2016 voor € 407,80 (aan kosten die verband houden met de keuring voor het rijbewijs);
tot aan de dag der algehele voldoening
en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst af de vordering tot schadevergoedingten bedrage van € 60,-, ingediend door de
    benadeelde partij [slachtoffer];
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
o vanaf 20 december 2014 voor € 50.350,- (aan kleding, verlies aan verdienvermogen en smartengeld);
o vanaf 20 september 2015 voor € 6.984,32 (aan reis- en parkeerkosten en telefoon- en portokosten);
o vanaf 1 januari 2016 voor € 1.071,72 (aan eigen risico voor medische kosten);
o vanaf 29 januari 2016 voor € 1.190,- (aan ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding);
o vanaf 7 februari 2016 voor € 260,- (aan relatietherapie); en
o vanaf 26 juli 2016 voor € 407,80 (aan kosten die verband houden met de keuring voor het rijbewijs);
tot aan de dag der algehele voldoening,
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 319 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014229107, gesloten op 11 augustus 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 22 en 23, proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , p. 43, en proces-verbaal van bevindingen, p. 90 tot en met 95.
3.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2] , p. 57.
4.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 26, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 117, en de rechterlijke waarneming ter zitting van 12 juli 2016 van de camerabeelden.
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 27, proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2] , p. 58, en de rechterlijke waarneming ter zitting van 12 juli 2016 van de camerabeelden.
6.Medische verklaring, p. 69 en 70.
7.Rapport van H.N.J.M. van Venrooij, forensisch arts KNMG van het Nederlands Forensisch Intsituut, d.d. 5 november 2015,
8.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 23.
9.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2] , p. 58.
10.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2] , p. 62.