In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de herziening van kinderbijslag. De eiser, woonachtig in Nederland, had een in Marokko woonachtig kind en ontving kinderbijslag op basis van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). De SVB had op 17 maart 2015 het recht van eiser op kinderbijslag ambtshalve herzien, waarbij het woonlandbeginsel werd toegepast. Dit leidde tot een geschil over de vraag of deze toepassing in overeenstemming was met het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko.
De rechtbank oordeelde dat artikel 94 van de Grondwet zowel rechters als bestuursorganen verplicht om nationale regelingen buiten toepassing te laten indien deze in strijd zijn met internationale verdragen. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van het woonlandbeginsel door de SVB in dit geval onjuist was, omdat het in strijd was met artikel 5 van het NMV. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de SVB en droeg de SVB op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de kinderbijslag met terugwerkende kracht tot 1 juli 2012 moest worden herzien. Tevens werd de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om internationale verdragen in acht te nemen bij het nemen van besluiten en bevestigt dat besluiten die in strijd zijn met deze verdragen onjuist zijn, zelfs als ze aanvankelijk rechtens onaantastbaar lijken.