7.1.Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
Ingevolge het vierde lid worden ter zake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.17 of 7.19 moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Ingevolge de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een MER-beoordelingsplicht ten aanzien van:
Activiteiten
Gevallen
Plannen
Besluiten
D 3.1
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een binnenvaarweg.
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een binnenvaarweg die:
1° kan worden bevaren door schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer of
2° een oppervlakte van 25 hectare of meer heeft.
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
De vaststelling van het tracé op grond van de Tracéwet door de Minister van Infrastructuur en Milieu dan wel het projectplan, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, of, indien artikel 5.4, zesde lid, van die wet van toepassing is, het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet, dan wel bij het ontbreken daarvan de besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en een of meer artikelen van afdeling 13.2 van de wet van toepassing zijn.
(…)
Activiteiten
Gevallen
Plannen
Besluiten
D 16.1
De ontginning dan wel wijziging of uitbreiding van de ontginning van steengroeven of dagbouwmijnen, met inbegrip van de winning van oppervlaktedelfstoffen uit de landbodem, anders dan bedoeld onder D 16.2.
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 12,5 hectare of meer.
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.
Het besluit, bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet.
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is “binnenvaarweg” gedefinieerd als “binnenwater welke kan worden bevaren door schepen”.