ECLI:NL:RBGEL:2016:3679

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
296622
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke verbondenheid en vernietiging van hypothecaire geldleningsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen SNS Bank N.V. en twee gedaagden, die als hoofdelijk medeschuldenaren waren verbonden aan een hypothecaire geldleningsovereenkomst. De kwestie draaide om de vraag of de overeenkomst vernietigbaar was wegens het ontbreken van toestemming van de echtgenotes van de hoofdelijk medeschuldenaren, zoals vereist onder artikel 1:88 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing was, waardoor de toestemming van de echtgenotes niet nodig was. De rechtbank concludeerde dat de buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van de echtgenotes geen effect had, en dat de hoofdelijk medeschuldenaren de gevorderde restschuld moesten vergoeden.

De procedure begon met een vordering van SNS Bank N.V. tot betaling van een restschuld van € 470.779,13, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de overeenkomst op 15 januari 2016 buitengerechtelijk was vernietigd. De rechtbank behandelde zowel de conventionele als de reconventionele vorderingen gezamenlijk, waarbij de gedaagden aanvoerden dat de toestemming van hun echtgenotes vereist was voor de hoofdelijkheid. De rechtbank overwoog dat de hypothecaire geldlening was aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de gedaagden, en dat de overeenkomst derhalve niet vernietigbaar was.

De rechtbank wees de vordering van SNS Bank N.V. toe en verklaarde de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de restschuld, evenals de proceskosten. De vordering in reconventie van de gedaagden werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de handtekeningen van de echtgenotes niet nodig waren voor de geldigheid van de overeenkomst, en dat de gedaagden als bestuurders van het bedrijf verantwoordelijk waren voor de gemaakte verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/296622 / HA ZA 16-48
Vonnis van 29 juni 2016
in de zaak van
naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.D.S. Lasonder te Hoorn,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. L.P.M. van Erp te Oss.
Partijen zullen hierna SNS en [gedaagden] . genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 april 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 mei 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heren [gedaagden] zijn beiden bestuurder (alleen en zelfstandig bevoegd) van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) en via de Stichting Administratiekantoor [gedaagden] , waarvan beide heren eveneens bestuurders zijn, enig aandeelhouders.
2.2.
In het uittreksel van de Kamer van Koophandel worden als activiteiten van de onderneming en vestiging van [bedrijf] onder meer genoemd: “ [bedrijf] van onroerend goed” en “Het beheren, beleggen en exploiteren van gelden, onroerende zaken, effecten en andere vermogensbestanddelen, het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met en het voeren van de directie over andere ondernemingen, alsmede het (doen) financieren, van andere ondernemingen, met name van die waarmee de vennootschap in de groep is verbonden.”
2.3.
Op 24 november 2008 heeft SNS via bemiddeling van Andex een offerte voor een bedrijfshypotheek ter financiering van de aankoop van een bedrijfswoning aangeboden aan [bedrijf] welke offerte op 27 november 2008 door [gedaagden] . is ondertekend en geparafeerd, waardoor een hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen tot een bedrag van € 517.000,-. Met dit bedrag is de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] gekocht. Het pand is gelegen pal naast de scheepswerf die werd geëxploiteerd door de werkmaatschappij die onder [bedrijf] hing.
2.4.
Ten behoeve van genoemde geldlening zijn de volgende zekerheden verschaft. [bedrijf] heeft een recht van hypotheek gevestigd op de betreffende onroerende zaak en daarnaast heeft [gedaagden] . zich ten opzichte van SNS hoofdelijk verbonden voor al hetgeen SNS uit hoofde van de overeenkomst van [bedrijf] te vorderen heeft. Naast de handtekeningen van beide bestuurders staat op elke bladzijde van de overeenkomst in het kader met de omschrijving “paraaf klant” een viertal parafen. Voorts staat op de pagina waarin de hoofdelijkheid wordt geregeld naast de handtekeningen van [gedaagden] . een tweetal handtekeningen op de stippellijn boven de omschrijving “echtgeno(o)t(e)/geregistreerd partner”.
2.5.
Op 19 april 2013 is [bedrijf] in staat van faillissement verklaard.
2.6.
Het pand is executoriaal verkocht. De netto opbrengst was € 136.066,20, waardoor een schuld resteerde die per 22 oktober 2015 € 465.814,13 exclusief rente en kosten bedroeg.
2.7.
Op 8 januari 2016 heeft SNS ten laste van gedaagden conservatoire beslagen gelegd.
2.8.
Bij brief van 14 januari 2016 (bij SNS binnengekomen op 15 januari 2016) is namens de echtgenotes van [gedaagden] . op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW de vernietiging van het in de geldleningsovereenkomst opgenomen hoofdelijk medeschuldenaarschap van [gedaagden] . ingeroepen.
2.9.
Ondanks aanmaningen namens SNS heeft [gedaagden] . de restschuld onbetaald gelaten.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
SNS vordert samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] . tot betaling van € 470.779,13, vermeerderd met de wettelijke rente over € 465.814,13 vanaf 23 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling in de proceskosten waaronder de kosten van de conservatoire beslagen van € 6.978,18.
3.2.
[gedaagden] . voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] . vordert na wijziging van eis ter comparitie samengevat – te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen SNS en [gedaagden] . ter zake de hoofdelijke aansprakelijkheid op 15 januari 2016 buitengerechtelijk is vernietigd en te bepalen dat SNS uit hoofde van die overeenkomst van [gedaagden] . niets te vorderen heeft, met haar veroordeling in de proceskosten.
3.5.
SNS voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gezien de samenhang is er aanleiding om de conventie en reconventie gezamenlijk te behandelen. [gedaagden] heeft aangevoerd dat voor het verbinden als hoofdelijk medeschuldenaar de toestemming van de respectieve echtgenotes benodigd was en dat de echtgenotes, nu zij niet wisten van het bestaan van die overeenkomst, geen toestemming hebben gegeven als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 sub c BW en de in geschil zijnde overeenkomst niet mede hebben ondertekend, rechtsgeldig de vernietiging ervan hebben ingeroepen.
4.2.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. In deze zaak is het meest verstrekkend verweer van SNS dat geen toestemming van de echtgenotes nodig was. Daarmee ligt allereerst de vraag voor of [gedaagden] . voor het aangaan van de in geschil zijnde hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW inderdaad geen toestemming van de respectieve echtgenotes behoefde. In het kader van de beoordeling of die uitzondering van toepassing is, moet de vraag worden beantwoord of de hoofdelijkheid is aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van [bedrijf] . Daartoe moet worden beoordeeld of de rechtshandeling waarvoor de hoofdelijkheid is aangegaan, zelf behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf van [bedrijf] plegen te worden verricht. Op een rechtshandeling waarvan weliswaar niet kan worden gezegd dat het vreemd is dat deze door de vennootschap wordt verricht, maar die toch niet valt binnen of niet verbonden is met wat voor die vennootschap de gangbare en gewone bedrijfsactiviteiten zijn, is de uitzondering van 1:88 lid 5 BW niet van toepassing.
4.3.
In het onderhavige geval betreft de rechtshandeling het afsluiten van een hypothecaire geldlening voor de aankoop van een woning. Vaststaat dat de woning is aangekocht om als bedrijfswoning dienst te doen. De bestemming is met het oog daarop gewijzigd tot bedrijfswoning. In de woning is vervolgens een vijftal vaste werknemers van de scheepswerf gevestigd. De scheepswerf werd tot het faillissement geëxploiteerd in de werkmaatschappij die onder [bedrijf] hing. Uit de hiervoor onder 2.2. geciteerde KvK-inschrijving volgt dat het aankopen en beheren van onroerend goed tot de activiteiten van [bedrijf] hoort. In [bedrijf] zaten ook de onroerende goederen die gebruikt werden ten behoeve van de scheepswerfactiviteiten te [woonplaats] en [plaats] van de werkmaatschappij. De woning die pal naast de scheepswerf is gelegen, is ook bewust aangekocht om nadere handhavingsperikelen vanuit de gemeente in verband met eventuele overlast te voorkomen. De gemeente was in dat kader ook bereid mee te werken aan een wijziging van de bestemming van de woning. Met andere woorden, de aankoop van het onderhavige onroerend goed paste binnen de normale uitoefening van het bedrijf van [bedrijf] , nu dit onroerend goed werd aangekocht ten dienste van de bedrijfsvoering van de werkmaatschappij waarin de scheepswerf werd geëxploiteerd. Een en ander wordt bevestigd door de faillissementsverslagen van de curator waarin de curator beschrijft dat [bedrijf] het onroerend goed bezit en beheert waarop en waarin de onderneming door de werkmaatschappijen wordt gedreven en dat zij een groot aantal percelen in eigendom heeft. Het aankopen van een bedrijfswoning past dan ook in de gangbare, gebruikelijke bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] . Dat betekent dat de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing is en de handtekeningen van de echtgenotes voor het sluiten van deze overeenkomst met hoofdelijke aansprakelijkheid niet vereist waren. Dit brengt met zich dat de buitengerechtelijke verklaring van 14 januari 2016 van de echtgenotes tot vernietiging van de hoofdelijkheid geen doel trof, zodat de vordering in reconventie dient te worden afgewezen. In conventie geldt dat [gedaagden] . hoofdelijk zijn verbonden op grond van de overeenkomst van 27 oktober 2008 en daarom de gevorderde restschuld hoofdelijk dienen te vergoeden.
4.4.
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Vastgesteld kan worden dat op het eerste oog behoorlijk treffende gelijkenissen aanwezig zijn tussen de op de overeenkomst voorkomende handtekeningen boven de stippellijn met de omschrijving “echtgeno(o)t(e)/geregistreerd partner” en de handtekeningen die voorkomen op de paspoorten van de echtgenotes. Voor vaststelling van de echtheid ervan zou de inzet van een deskundige (handschriftkundige) nodig zijn. Ter comparitie hebben de beide heren echter verklaard ieder voor zich de handtekening en paraaf van zijn echtgenote onder de overeenkomst te hebben nagemaakt. Uitgaande van de juistheid van die verklaringen zou een deskundigenonderzoek niet nodig zijn. Daarop heeft SNS de grondslag van haar primaire vordering in conventie aangepast en voor dat geval zich (tevens) beroepen op onrechtmatige daad dan wel wanprestatie. Het vervalsen van de in het kader van een contract verzochte handtekening van de echtgenote door een contractspartij is te kwalificeren als onrechtmatig handelen. De daardoor veroorzaakte schade zou dezelfde hoogte beslaan als de hoogte van de hoofdelijke aansprakelijkheid. Zou al geen sprake zijn van de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW zoals hiervoor onder 4.3 is geoordeeld, dan geldt in conventie dat de vordering op die grond eveneens toewijsbaar zou zijn.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in conventie zal worden toegewezen en de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
4.5.
[gedaagden] . zal als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNS worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 101,38
- griffierecht 3.903,00
- salaris advocaat
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 9.164,38
In reconventie beslaan de kosten van SNS een bedrag van € 2.580,00.
4.6
SNS vordert [gedaagden] . te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.242,81 voor verschotten en € 2.580,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.580,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan SNS Bank N.V. te betalen een bedrag van € 470.779,13 (vierhonderdzeventig duizendzevenhonderdnegenenzeventig euro en dertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 465.814,13 met ingang van 23 oktober 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.822,81,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van SNS Bank N.V. tot op heden begroot op € 9.164,38,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van SNS Bank N.V. tot op heden begroot op € 2.580,00,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016.