ECLI:NL:RBGEL:2016:3663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
05/860668-14 Ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 4 juli 2016 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland tegen de veroordeelde. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de officier van justitie een bedrag van € 366.259,84 heeft gevorderd. De zitting vond plaats op 20 juni 2016, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M.P.T. Peters, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft de vordering gehandhaafd. De rechtbank heeft kennisgenomen van het vonnis van 4 juli 2016, waarin de veroordeelde is veroordeeld voor verduistering en oplichting, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, dat geschat wordt op € 380.077,77. Echter, omdat de rechtbank ook een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd van € 442.916,-, die hoger is dan het genoten voordeel, heeft de rechtbank de terugvordering vastgesteld op nihil. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de vordering van de officier van justitie is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/860668-14
Datum zitting : 20 juni 2016
Datum uitspraak: 4 juli 2016
tegenspraak
Verkorte uitspraak van de meervoudige kamer inzake de ontnemingsvordering
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats] ,
raadsman : mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 366.259,84.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 20 juni 2016 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 4 juli 2016 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Oost Nederland, district Noord en Oost Gelderland, met dossiernummer 2014095577 en gesloten op 4 augustus 2014, met bijlagen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor genoemde proces-verbaal en hetgeen veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van de beslissing vereist en zullen dan in een aan deze beslissing te hechten bijlage worden opgenomen.
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 4 juli 2016 in de zaak met parketnummer 05/860668-14 veroordeeld ter zake (onder meer) verduistering en oplichting, meermalen gepleegd.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van het vonnis, de verklaring van verdachte ter zitting en het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, het oordeel dat het aannemelijk is dat veroordeelde door middel van het begaan van de feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten. en dat dit voordeel moet worden geschat op € 380.077,77. De rechtbank zal dit bedrag ook vaststellen.
Bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, worden aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen alsmede de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f Sr voor zover die zijn voldaan, in mindering gebracht (art. 36e lid 9 Sr).
Bij vonnis van 4 juli 2016 heeft de rechtbank aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel (de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f Sr) opgelegd tot een bedrag van in totaal € 442.916,-..
Nu dit laatste bedrag hoger is dan het (in totaal) genoten voordeel stelt de rechtbank de terugvordering vast op nihil.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
nihil;
- wijst de vordering van de officier van justitie af.
Aldus gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2016.