ECLI:NL:GHARL:2017:6000

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
21-004009-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet rechtsgeldige intrekking

In deze zaak heeft de verdachte, geboren in 1966, zijn hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland ingetrokken via een e-mailbericht aan de griffier van het gerechtshof. De rechtbank had op 4 juli 2016 een vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 05-860668-14. Het hof heeft op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de akte rechtsmiddel, zoals opgemaakt door de rechtbank, niet voldeed aan de wettelijke eisen. De verdachte was niet ter zitting verschenen en had eerder zijn raadsman, mr. M.P.T. Peters, op de hoogte gesteld dat hij niet langer bijstand zou ontvangen. Het hof heeft geprobeerd contact op te nemen met de verdachte om te informeren naar een nieuwe raadsman, maar ontving geen reactie. De verdachte heeft op 19 juni 2017 per e-mail verzocht om aanhouding van de zaak, maar dit verzoek werd afgewezen. Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat de intrekking van het hoger beroep niet rechtsgeldig was, omdat de akte niet voldeed aan de eisen van de wet en jurisprudentie. Het hof heeft daarom de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat hij geen belang meer had bij de voortzetting van het onderzoek.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004009-16
Uitspraak d.d.: 5 juli 2017

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 4 juli 2016 met parketnummer 05-860668-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De gewezen raadsman van verdachte, mr. M.P.T. Peters, heeft het hof bij e-mailbericht van 13 maart 2017 meegedeeld dat hij verdachte niet langer zal bijstaan. Op 10 maart 2017 had hij verdachte daarvan in kennis gesteld. De dagvaarding in hoger beroep is op 3 mei 2017 in persoon aan verdachte betekend.
Het hof heeft bij aangetekende brief van 22 mei 2017 aan verdachte verzocht het hof de gegevens te verstrekken van zijn nieuwe raadsman. Op deze brief is geen reactie ontvangen. Op 14 juni 2017 heeft het hof telefonisch contact met verdachte opgenomen om te informeren naar de stand van zaken. Op 15 juni 2017 heeft verdachte per e-mailbericht verzocht de zaak aan te houden omdat hij te weinig tijd zou hebben om een nieuwe raadsman te vinden.
De voorzitter heeft het verzoek tot aanhouding, gehoord de advocaat-generaal, op 16 juni 2017 afgewezen, nu verdachte ruim voldoende tijd heeft gehad om een nieuwe raadsman te vinden. Verdachte was immers al sinds 10 maart 2017 op de hoogte van het feit dat mr. Peters hem niet langer zou bijstaan. Verdachte is er voorts op gewezen dat hij ter zitting de gelegenheid heeft zijn verzoek tot aanhouding te herhalen.
Het hof heeft op 19 juni 2017 een e-mailbericht ontvangen van verdachte met de volgende inhoud:
"Nu er geen aanhouding van het hoger beroep is toegekend en ik op korte termijn geen advocaat kan vinden die mij verder wil en kan bijstaan heb ik besloten om het hoger beroep in te trekken. Ik zal dus woensdag dan ook niet aanwezig zijn en zal mijn opgelegde straf dan ook uitzitten en nederig aanvaarden. Ik hoop dat er nog even de tijd is voordat ik mij moet melden omdat ik nog een zoontje thuis heb die ik moet onderbrengen alsmede mijn werk en woning"
De griffier van het hof heeft vervolgens per e-mailbericht van 19 juni 2017 bij de strafgriffie van de rechtbank geïnformeerd hoe de intrekking, gezien de verwachting dat een groot aantal slachtoffers ter zitting zou willen verschijnen, op korte termijn formeel kon worden vastgelegd. Daarop ontving het hof op 20 juni 2017 de "akte rechtsmiddel" d.d. 19 juni 2017 van de rechtbank Zutphen met daaraan gehecht het eerder genoemde e-mailbericht van verdachte van 19 juni 2017.
Op 21 juni 2017 is de behandeling van de zaak uitgeroepen. Verdachte is niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof is van oordeel dat de akte rechtsmiddel zoals ontvangen van de rechtbank, niet voldoet aan de eisen die door de wet en de jurisprudentie aan een dergelijk rechtsmiddel worden gesteld. Immers bepaalt artikel 459 van het Wetboek van Strafvordering:
1. Van iedere verklaring of inlevering, als bedoeld in de beide voorgaande artikelen, maakt de griffier eene akte op, die hij met dengene, die de verklaring aflegt of het bezwaarschrift inlevert, onderteekent. Indien deze niet kan teekenen, wordt de oorzaak van het beletsel in de akte vermeld. De griffier vraagt aan degene die de verklaring aflegt, naar het adres in Nederland waaraan de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting kan worden toegezonden.
2. De schriftelijke volmacht in het eerste lid van het voorgaande artikel bedoeld, of, zoo zij voor een notaris in minuut is verleden, een authentiek afschrift daarvan, wordt aan de akte gehecht.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 10 november 2015 (
ECLI:NL:HR:2015:3253)overwogen dat de in het tweede lid bedoelde volmacht een brief of een fax kan zijn, maar geen (kale) e-mail.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 november 2016 (
ECLI:NL:HR:2654, r.o. 2.3)voorts nadere eisen geformuleerd waaraan een bij e-mailbericht ingediende schriftelijke volmacht dient te voldoen:
Een als bijlage bij een e-mail gevoegde brief, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte een rechtsmiddel aan te wenden, moet echter wel als zo een schriftelijke volmacht worden aangemerkt, mits:
(i) het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en
(ii) de schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 geformuleerde eisen.
Het hof stelt vast dat het hoger beroep niet rechtsgeldig door verdachte is ingetrokken.
Gelet op het e-mailbericht van verdachte van 19 juni 2017 en gelet op het feit dat hij niet ter terechtzitting is verschenen, komt het hof tot het oordeel dat verdachte geen belang meer heeft bij de voortzetting van het onderzoek in hoger beroep en ook overigens geen belang van strafvordering dit onderzoek vordert.
Daarom zal verdachte niet -ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 5 juli 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.