In deze zaak heeft de verdachte, geboren in 1966, zijn hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland ingetrokken via een e-mailbericht aan de griffier van het gerechtshof. De rechtbank had op 4 juli 2016 een vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 05-860668-14. Het hof heeft op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de akte rechtsmiddel, zoals opgemaakt door de rechtbank, niet voldeed aan de wettelijke eisen. De verdachte was niet ter zitting verschenen en had eerder zijn raadsman, mr. M.P.T. Peters, op de hoogte gesteld dat hij niet langer bijstand zou ontvangen. Het hof heeft geprobeerd contact op te nemen met de verdachte om te informeren naar een nieuwe raadsman, maar ontving geen reactie. De verdachte heeft op 19 juni 2017 per e-mail verzocht om aanhouding van de zaak, maar dit verzoek werd afgewezen. Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat de intrekking van het hoger beroep niet rechtsgeldig was, omdat de akte niet voldeed aan de eisen van de wet en jurisprudentie. Het hof heeft daarom de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat hij geen belang meer had bij de voortzetting van het onderzoek.