In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Gelderland, is er een incidentele vordering tot zekerheidstelling van proceskosten aan de orde. De eiseres, een rechtspersoon uit de Volksrepubliek China, heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Patton B.V., gevestigd in Waalwijk. De eiseres vordert primair de veroordeling van Patton tot nakoming van een overeenkomst door betaling van € 66.000,- en subsidiair de ontbinding van die overeenkomst met een schadevergoeding van € 76.347,00. Patton heeft in reconventie een tegenvordering ingesteld tot terugbetaling van een aanbetaald bedrag en schadevergoeding van € 116.987,21.
In het incident vordert Patton dat de rechtbank de eiseres veroordeelt tot het stellen van zekerheid voor proceskosten tot een totaalbedrag van € 219.002,67. De rechtbank oordeelt dat de eiseres op grond van artikel 224 Rv gehouden is zekerheid te stellen voor de proceskosten, maar niet voor de schadevergoeding. De rechtbank bepaalt dat de eiseres zekerheid moet stellen voor een bedrag van € 3.717,00, bestaande uit advocaatkosten en griffierecht, binnen vier weken na heden. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.
De hoofdzaak zal worden voortgezet met een comparitie van partijen, waarbij de rechtbank de mogelijkheid van een schikking of mediation zal onderzoeken. De zitting zal plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen datum, waarbij partijen vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is. De rechtbank wijst erop dat bij niet verschijnen van een partij ter comparitie, de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die zij geraden acht.