ECLI:NL:RBGEL:2016:3567

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
276278
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en wederpartijen over nieuwbouw en verzelfstandiging zwembad De Lubert

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over een samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeente Berg en Dal (voorheen Gemeente Groesbeek) en twee wederpartijen, te weten Villapark De Zeven Heuvelen B.V. en Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Oost Brabant. De Gemeente had vorderingen ingesteld in conventie tot vergoeding van schade die zij zou hebben geleden door de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst, maar deze vorderingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Gemeente niet kon terugkomen op eerdere bindende eindbeslissingen en dat de vorderingen in reconventie van Resort, die onder meer nakoming van de samenwerkingsovereenkomst vorderden, eveneens zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente de overeenkomst op zichzelf mocht ontbinden, maar niet op grond van enige tekortkoming van Resort. De Gemeente is veroordeeld in de proceskosten van zowel Resort als GGZ, terwijl de vorderingen van Resort in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft de Gemeente ook veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van GGZ, die eveneens zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 15 juni 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/276278 / HA ZA 15-17
Vonnis van 15 juni 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BERG EN DAL
(voorheen genaamd: GEMEENTE GROESBEEK),
zetelend te Groesbeek,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam en A.E. Klomp, beiden te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VILLAPARK DE ZEVEN HEUVELEN B.V.,
gevestigd te Groesbeek,
advocaat mr. R.W.M.L. Delissen te 's-Gravenhage,
2. de stichting
STICHTING GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OOST BRABANT,
gevestigd te Boekel,
advocaat mr. G. Bosma te Utrecht.
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
Partijen zullen hierna de Gemeente, Resort en GGZ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 februari 2016.
- de akte van de Gemeente
- de antwoordakte van Resort
- de antwoordakte van GGZ.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De (verdere) beoordeling van het geschil

in conventie

2.1.
Bij rolbericht van 2 mei 2016 heeft de Gemeente verzocht om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen, omdat ”zij zich met een groot aantal feitelijke vaststellingen en juridische oordelen in het tussenvonnis van 3 februari 2016, alsmede de uitkomst dat haar vorderingen integraal worden afgewezen, niet kan verenigen”
Resort heeft zich verzet tegen het verzoek van de Gemeente.
2.2.
Vooropgesteld wordt dat de wetgever tussentijds hoger beroep in art. 337 lid 2 Rv heeft uitgesloten om fragmentatie van de instructie van de zaak, vertraging en processuele complicaties, een en ander als gevolg van tussentijds hoger beroep, tegen te gaan en aldus de doelmatigheid en snelheid van de procedure te bevorderen. Dit lijdt uitzondering als de rechter anders bepaalt.
De Gemeente heeft bij dagvaarding en ter comparitie de gelegenheid gehad haar standpunten naar voren te brengen. Hetgeen daaraan thans bij voormelde brief wordt toegevoegd, geeft de rechtbank geen aanleiding tussentijds hoger beroep open te stellen. De enkele omstandigheid dat de Gemeente het niet eens is met de in het laatste tussenvonnis gegeven eindbeslissingen is, gegeven de hiervoor genoemde uitgangspunten, onvoldoende voor een ander oordeel. Het verzoek van de Gemeente wordt daarom afgewezen.
2.3.
In het tussenvonnis van 3 februari 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat GGZ de overeenkomsten met recht en zonder medewerking van Resort kon opzeggen en dat Resort jegens de Gemeente niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit die overeenkomsten. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de vorderingen van de Gemeente in conventie niet toewijsbaar zijn.
2.4.
In haar laatste akte heeft de Gemeente, zo begrijpt de rechtbank, verzocht dat de rechtbank terugkomt van deze bindende eindbeslissing. De Gemeente heeft daarvoor, kort weergegeven, aangevoerd dat de rechtbank bij haar beslissing ten onrechte heeft aangenomen dat Resort de overeenkomst nog wel kon of wilde nakomen en dat de Gemeente bij het afwijzen van de voorstellen van Resort onvoldoende concreet heeft aangegeven welke garanties zij van Resort wilde. Ook heeft de rechtbank volgens de Gemeente bij haar oordeel ten onrechte de recreatieve functie van de nieuwbouw vooropgesteld, omdat in het ontwerp bestemmingsplan de zorgfunctie, dat wil zeggen de functie van het te realiseren Centrum voor Psychisch Herstel (CPH) leidend was.
Resort en GGZ hebben zich verzet tegen een heroverweging.
2.5.
Het komt erop neer dat de Gemeente zich niet kan vinden in de oordelen van de rechtbank. Daarover dient in hoger beroep geklaagd te worden. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (NJ 2008, 553), die maken dat de rechtbank zou moeten terugkomen op haar eerdere oordelen, is niet gebleken. Gebleven wordt daarom bij hetgeen eerder is overwogen en beslist.
2.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij in conventie zal de Gemeente in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De Gemeente zal tevens worden veroordeeld in de na dit vonnis ontstane kosten van GGZ. De proceskosten worden aan de zijde van GGZ en Resort in de conventie begroot op telkens € 6.422,-- wegens salaris advocaat (2 punten tarief VIII). De wettelijke rente daarover is toewijsbaar als door GGZ gevorderd.
In reconventie
2.7.
Ter beoordeling liggen thans nog voor de vorderingen van Resort in reconventie. Het gaat daarbij, nu de vorderingen van de Gemeente in conventie zijn afgewezen, nog om de volgende vorderingen:
primair:
I. voor recht te verklaren dat de Gemeente de overeenkomsten zonder rechtsgrond heeft ontbonden en dat die tussen hen in stand zijn gebleven,
II. de Gemeente te gebieden haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten, voor zover deze betrekking hebben op de overname van het zwembad en het zwembadpersoneel, binnen vier weken na datum vonnis jegens Resort na te komen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
III. de Gemeente te gebieden haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten, voor zover deze betrekking hebben op de overname/ontwikkeling van de omliggende gronden, binnen vier weken na datum vonnis jegens Resort na te komen, dan wel met Resort in onderhandeling te treden over een eventuele aanpassing van de voorwaarden van de overeenkomsten, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair:
IV. voor recht te verklaren dat de Gemeente de overeenkomsten zonder rechtsgrond heeft ontbonden en dat de Gemeente jegens Resort schadeplichtig is geworden,
V. de Gemeente te veroordelen aan Resort te betalen (a) € 6,7 miljoen wegens gederfde winst/rendement voor de eerste tien jaar, (b) € 5,7 miljoen wegens gederfde winst/rendement voor de opvolgende tien jaar, althans de bedragen van € 512.800,-- wegens kosten personeel en € 57.397,36 wegens aan derden betaalde kosten, althans een schadevergoeding nader vast te stellen door een deskundige, alle bedragen vermeerderd met wettelijke rente.
Met het oog daarop, mede omdat onduidelijk was gebleven of en in hoeverre ‘zorg’ in het ontwerp bestemmingsplan een rol speelt, is de Gemeente in het laatste tussenvonnis verzocht het ontwerp bestemmingsplan “De Lubert” in het geding te brengen. Dat heeft de Gemeente gedaan. Resort en GGZ hebben daarop gereageerd.
2.8.
In het ontwerp bestemmingsplan staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“(…)

4.PLANBESCHRIJVING

(…)
4.2
Ruimtelijke structuur
Onderdeel 1: Hotel-zorgcomplex
Beschrijving complex
Het voornaamste onderdeel van de herontwikkeling van het gebied De Lubert bestaat uit de realisatie van een hotel-zorgcomplex aan de oostzijde van het plangebied (…) Het zwembad en het hotel-zorgcomplex gaan samen één gebouw vormen (…) Behalve het visueel inpakken van het zwembad aan de west-, oost- en zuidzijde wordt de verschijningsvorm van het nieuw te bouwen complex verwant aan de verschijningsvorm van het naastgelegen complex waarin Resort De Zeven Heuvelen is gevestigd.
(…)
Onderdeel 2: Serre Resort De Zeven Heuvelen
Aan de westzijde van het complex van Resort De Zeven Heuvelen wordt een serre gerealiseerd. De serre wordt gebouwd aansluitend aan het bestaande Resort.
(…)
Onderdeel 3: Verbinding tussen Resort De Zeven Heuvelen en hotel-zorgcomplex
Om de bezoekers c.q. bewoners van het hotel-zorgcomplex ook op een comfortabele wijze gebruik te laten maken van de voorzieningen die gevestigd zijn in het gebouw van Resort De Zeven Heuvelen wordt een verbinding gerealiseerd tussen beide complexen (…)
4.3
Functionele structuur
Onderdeel 1: Hotel-zorgcomplex
In het hotel-zorgcomplex worden verschillende functies ondergebracht. Hieronder wordt omschreven welke functies in het complex een plaats krijgen.
Centrum voor Psychisch Herstel
In het hotel-zorgcomplex worden 60 verblijfseenheden ondergebracht ten behoeve van het gebruik door het Centrum voor Psychisch Herstel. Alhier worden cliënten opgevangen om te werken aan hun herstel. Daartoe komen de cliënten naar Groesbeek om van maandag tot en met vrijdag in een verblijfseenheid te verblijven. De behandeling van cliënten vindt plaats in separate behandelruimtes. Het Centrum voor Psychisch Herstel wordt geëxploiteerd door GGZ. GGZ kent op dit moment in de regio twee vestigingen, namelijk in Wijchen en Rosmalen. Door bezuinigingen in de zorg wordt door GGZ van huisvestingsstrategie veranderd; in plaats van het aanbieden van zorg op meerdere locaties wordt nu uit efficiencyoverwegingen een concentratiemodel gehanteerd. Daartoe worden de GGZ-locaties in Wijchen en Rosmalen opgeheven en worden alle verblijfseenheden geconcentreerd in Groesbeek. Als gevolg van de concentratie van verblijfseenheden in Groesbeek wordt alle behandelruimte voor de cliënten eveneens geconcentreerd in het complex. Naast de verblijfseenheden en de behandelkamers (voor individuele gesprekken en groep) worden in het complex eveneens vergaderruimtes (voor begeleidend personeel) en kantoorruimtes (receptie, secretariaat) ondergebracht ten behoeve van het functioneren van het Centrum voor Psychisch Herstel. Enkele gemeenschappelijke ruimtes bestaan uit huiskamers en een eetzaal. De verblijfseenheden worden niet permanent bewoond door de cliënten van GGZ. Een behandelperiode duurt maximaal enkele weken, daarna gaan de cliënten weer naar hun hoofdverblijf.
(…)
Hotel
De voorgenoemde 60 verblijfseenheden zijn van maandag tot en met vrijdag in gebruik bij het Centrum voor Psychisch Herstel. In het weekend gaan de cliënten naar huis. Om het complex zorgvuldig te gebruiken kunnen de verblijfseenheden in het weekend gebruikt (worden) als hotelkamer. Toeristen die naar Groesbeek komen om te recreëren kunnen dan gebruik maken van de kamers. Een permanent verblijf van de eenheden wordt uitgesloten.
(…)
Horeca en aanvullende functies
In het complex komt circa 450 m horeca. Deze horeca is ondersteunend voor de overige functies in het complex. In het complex komt geen horeca die externe bezoekers aantrekt. Naast de bovengenoemde hoofdfuncties worden in het hotel-zorgcomplex functies gerealiseerd die ondersteunend zijn ten opzichte van deze hoofdfuncties. In het complex worden multifunctionele ruimtes gerealiseerd die gebruikt kunnen worden voor de medische/sociale behandeling en zorgverlening, het houden van kantoor, recreatief verblijf, wellness, fitness, detailhandel (t.b.v. de doelgroepen van het complex), kinderdagverblijf en in- en outdooractiviteiten.
(…)
5. PLANOLOGISCHE UITVOERINGSASPECTEN
(…)
5.13
Ladder duurzame verstedelijking
Toetsingskader
Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de Ladder duurzame verstedelijking worden onderbouwd.
(…)
Beoordeling
Het onderhavige plan voorziet in een duidelijke behoefte. Het grootste gedeelte van het complex wordt in gebruik genomen bij het Centrum voor Psychisch Herstel (…). Dit CPH betreft een innovatief en uniek zorgconcept dat een functie gaat vervullen op nationaal niveau. Voorzien wordt dat dit centrum het enige in zijn soort is in Nederland. De locatie dient als vervanging van twee deellocaties waar het CPH nu is gevestigd, in Wijchen en Rosmalen. Aangezien het gebouw voorziet in de opvang van een bestaande behoefte, namelijk door hervestiging, kan worden gesteld dat wordt voldaan aan de eerste trede van de ladder.
(…)
6 JURIDISCHE ASPECTEN
(…)
6.3
Bestemmingsplanregels
(…)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
(…)
Gemengd
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ zijn twee hoofdgebouwen aanwezig. Ten eerste het bestaande Resort en ten tweede het hotel-zorgcomplex. Het Resort is geduid met de aanduiding ‘wellness’. Hier zijn enkel voorzieningen gericht op wellness, zoals sauna’s, thermen, zwembaden, whirlpool en andere baden, zonnestudio’s, beauty-, health-, massage-, fysio-, sport- en fitnessvoorzieningen en naar aard en omvang vergelijkbare voorzieningen mogelijk. Daarnaast is het ook mogelijk om recreatief verblijf te houden door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Het nieuwe hotel-zorgcomplex is geduid met de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – hotel-zorgcomplex’. Hier zijn de volgende functies toegestaan: medische en paramedische voorzieningen; zorgeenheden voor cliënten van medische en paramedische voorzieningen, het houden van recreatief verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben en een overdekt zwembad en ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn in de hoofdgebouwen ondergeschikte horeca, ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte kantoren en vergaderruimtes ten dienste van de hoofdfuncties toegestaan. Daarnaast is het mogelijk om een kinderopvang te realiseren.
(…)”.
In de bestemmingplanregels staat onder artikel 3:
“Artikel 3 Gemengd
3.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – hotel-zorgcomplex’, zijn de volgende functies toegestaan:
1. medische en paramedische voorzieningen, met dien verstande dat het aantal behandelkamers niet meer dan 21 mag bedragen;
2. zorgeenheden voor cliënten van medische en paramedische voorzieningen als genoemd onder 1, met dien verstande dat het aantal eenheden niet meer dan 64 mag bedragen en waarbij de eenheden tevens mogen worden gebruikt voor het houden van recreatief verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben, waaronder een hotel;
3. een overdekt zwembad (….);
4. ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen;
5. ondergeschikte horeca, met dien verstande dat de ondersteunende horecafunctie maximaal 455 m² mag bedragen;
6. ondergeschikte detailhandel, uitsluitend dienstbaar aan de toegestane voorzieningen als genoemd onder 1, 2 en 3;
7. ondergeschikte kantoren en vergaderruimte ten dienste van de voorzieningen als genoemd onder 1, 2 en 3.
(…)”
2.9.
In het ontwerp bestemmingsplan wordt de bestemming van de betreffende gronden gewijzigd van ‘recreatieve verblijfsdoeleinden’ naar ‘gemengd’. In de plantoelichting worden twee hoofdfuncties benoemd, te weten zorg en recreatie. Zorg in de vorm van opvang, verblijf en behandeling van cliënten in een Centrum voor Psychisch Herstel is in dit bestemmingsplan op onlosmakelijke wijze verbonden met recreatie. Uit artikel 3.1 van de Bestemmingsplanregels volgt dat het zorgaspect daarbij voorop staat en dat het recreatieve element daaraan ondergeschikt is gemaakt. Het komt er in grote lijnen op neer dat de zorgvoorzieningen alleen op momenten dat ze niet gebruikt worden ook recreatief geëxploiteerd mogen worden. Aangenomen moet worden dat die beoogde zorg thans niet meer kan worden gerealiseerd. GGZ heeft immers, om redenen zoals in het laatste tussenvonnis vermeld, aangegeven dat zij geen CPH meer kan exploiteren en gesteld noch gebleken is dat Resort dat onderdeel van de overeenkomst zelf nog zou kunnen nakomen. Dat volgt ook uit de brief van Resort aan de Gemeente van 28 maart 2014, waarin zij schrijft dat zij de gronden benodigd voor de ontwikkeling van het hotel-zorgcomplex voorlopig niet van de Gemeente kan afnemen.
Daarmee staat in voldoende mate vast dat het onderdeel zorg in het ontwerp bestemmingsplan niet langer uitvoerbaar is. In die situatie kan van de Gemeente niet worden verlangd dat het ontwerp bestemmingsplan bij de raad in stemming wordt gebracht. Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder f van het Besluit ruimtelijke ordening kan een ontwerp bestemmingsplan immers slechts worden vastgesteld als het ook uitvoerbaar is.
2.10.
De Gemeente heeft de overeenkomst, na het wegvallen van GGZ en nadat vervolgens in overleg met Resort bleek dat het ontwerp bestemmingsplan wegens het ontbreken van het “zorg”-element niet langer uitvoerbaar was, dus op zichzelf mogen ontbinden, zij het niet op grond van enige tekortkoming aan de zijde van Resort. In die zin begrijpt de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht onder II in conventie die, zoals al is overwogen, zal worden afgewezen. Resort heeft immers, nadat GGZ zich had teruggetrokken uit de samenwerkingsovereenkomst, voldaan aan de vanaf dat moment op haar rustende verplichting tot, kort gezegd, dooronderhandelen met de overblijvende partij, zoals in het laatste tussenvonnis in rechtsoverweging 4.7 is overwogen. Zij heeft zich daartoe de nodige moeite getroost, maar de Gemeente ging daar niet op in. Dit was ook niet geheel zonder grond, want toen eenmaal duidelijk was dat GGZ ging wegvallen uit de meerpartijenovereenkomst en er voor het onderdeel zorg ook geen andere gegadigde te vinden was, lagen de kaarten zo anders dat de Gemeente zich op haar beurt met reden uit de meerpartijenovereenkomst kon terugtrekken. Niet gezegd kan dus worden dat zij die overeenkomsten zonder grond heeft ontbonden. Aldus begrepen is de vordering van Resort onder 2.6.I is daarom niet toewijsbaar.
2.11.
De met elkaar samenhangende vorderingen onder 2.6.II en III, alsmede de subsidiaire vorderingen onder 2.6.IV en V, bouwen voort op nakoming van de overeenkomst en de stelling van Resort dat de Gemeente die overeenkomst zonder rechtsgrond heeft ontbonden. Deze vorderingen zijn reeds op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet toewijsbaar.
2.12.
Resteert de (onder 2.7.III bedoelde) vordering van Resort strekkende tot dooronderhandelen. Voor het antwoord op de vraag of de Gemeente daartoe gehouden is, is het volgende van belang. Zoals hiervoor al overwogen, was door het wegvallen van GGZ en daarmee het wegvallen van de zorgfunctie, een wezenlijk onderdeel van het bestemmingsplan en de overeenkomst niet meer uitvoerbaar. Daardoor waren de overblijvende partijen, de Gemeente en Resort, in feite terug bij af. Er zou een nieuw ontwerp voor een bestemmingsplan moeten worden gemaakt en in procedure moeten worden gebracht met alle kosten en risico’s van dien. Ook zou een nieuwe exploitatiebegroting moeten worden opgesteld. De Gemeente en Resort zouden in dat geval opnieuw met elkaar moeten gaan praten over de totstandkoming van een geheel nieuwe overeenkomst. Van dooronderhandelen is dan geen sprake meer.
2.13.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van Resort in reconventie moeten worden afgewezen. Dat laat overigens onverlet dat de Gemeente en Resort wel met elkaar zullen moeten overleggen over bepaalde reeds door partijen in verband met de samenwerking gemaakte kosten, waaronder de kosten van exploitatie door Resort van het zwembad. Die vorderingen liggen in dit geding evenwel niet voor.
2.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie zal Resort in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 4.013,75 wegens salaris advocaat (2,5 punten × factor 0,5 × tarief VIII). De wettelijke rente daarover is toewijsbaar als gevorderd.
2.15.
GGZ heeft haar vorderingen in reconventie, in het laatste tussenvonnis weergegeven onder 3.3. tweede alinea, slechts voorwaardelijk ingesteld. Uit de in de laatste tussenvonnis gegeven beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op deze vorderingen geen beslissing behoeft te worden gegeven.
Geoordeeld wordt dat het instellen van een voorwaardelijke eis in reconventie onder de gegeven omstandigheden een redelijke vorm van verdediging voor GGZ was. De Gemeente wordt daarom met betrekking tot het geding in voorwaardelijke reconventie als in het ongelijk gestelde partij beschouwd. De Gemeente zal dan ook de kosten van dit geding moeten dragen. Die kosten worden aan de zijde van GGZ begroot op € 565,-- wegens salaris advocaat (2,5 punten × factor 0,5 × tarief II).

3.De beslissing

De rechtbank
In conventie
3.1.
wijst de vorderingen van de Gemeente af,
3.2.
veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, aan de zijde van Resort begroot op € 6.422,--,
3.3.
veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, aan de zijde van GGZ begroot op € 6.422,--, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen van Resort af,
3.5.
veroordeelt Resort in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 4.013,75, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt Resort voorts in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van de Gemeente begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en verder te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, aan de zijde van GGZ tot op heden begroot op € 565,--, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie voorts
3.8.
veroordeelt de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van GGZ begroot op € 205,-- voor de conventie en reconventie samen aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.9.
verklaart de veroordelingen onder 3.2, 3.3 en 3.5 t/m 3.8 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht, mr. M.A.M. Vaessen en mr. D.M.I. de Waele en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016.
Coll.: ED