ECLI:NL:RBGEL:2016:3299

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
301966
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beslaglegging en betalingsregeling in kort geding

In deze zaak, die op 24 mei 2016 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eiser, die in een betalingsregeling met gedaagde verkeerde, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde wegens onrechtmatige beslaglegging. Eiser had in het verleden een affectieve relatie met gedaagde en was door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van een bedrag aan gedaagde. Na het leggen van loonbeslag en het treffen van een betalingsregeling, heeft eiser deze regeling niet nageleefd na het verlies van zijn baan. Gedaagde heeft daarop loonbeslag gelegd onder de werkgever van eiser. Eiser stelt dat hij zich aan de betalingsregeling heeft gehouden en dat het beslag onrechtmatig is. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser in de gegeven omstandigheden niet in gebreke is gebleven en dat de betalingsregeling nog steeds geldt. Het gelegde beslag wordt daarom onrechtmatig verklaard en moet worden opgeheven. Eiser heeft recht op restitutie van de afgedragen gelden. De rechter compenseert de proceskosten tussen partijen, gezien hun ex-partnerschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/301966 / KG ZA 16-207
Vonnis in kort geding van 24 mei 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J.H.A. Nieste te Herten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kluivers te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 13 mei 2016
  • de pleitaantekeningen met producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling d.d. 24 mei 2016.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 24 mei 2016 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
[eiser] is bij vonnis d.d. 4 maart 2015 door de kantonrechter te Arnhem in kort geding veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.630,77 vermeerderd met rente aan [gedaagde] .
2.3.
Naar aanleiding van dit vonnis is loonbeslag gelegd onder de toenmalige werkgever van [eiser] .
2.4.
Op 27 maart 2015 heeft [eiser] via de deurwaarder een betalingsregeling met [gedaagde] getroffen. Deze regeling hield in dat er uiterlijk op 30 maart 2015 een bedrag van € 5.000,00 ineens betaald zou worden, dat er maandelijks krachtens het gelegde loonbeslag € 250,00 zou worden betaald en dat het vakantiegeld van [eiser] buiten schot zou blijven.
2.5.
Nadat [eiser] in mei 2015 zijn baan was verloren, is hij deze regeling niet nagekomen. Er is vervolgens beslag gelegd op zijn WW-uitkering. Het bedrag van
€ 5.000,00 is uiteindelijk in augustus 2015 betaald.
2.6.
Medio juli 2015 heeft [eiser] contact opgenomen met de deurwaarder omdat hij een nieuwe baan had. Afgesproken is vervolgens dat de lopende betalingsregeling gecontinueerd zou worden, met dien verstande dat er geen loonbeslag meer gelegd zou worden en [eiser] maandelijks een bedrag van € 250,00 uit eigen beweging zou voldoen.
Per e-mail van 24 augustus 2015 meldt de deurwaarder [eiser] in het kader van deze regeling onder meer:
“Mocht u zich houden aan alle voorwaarden, dan zullen wij geen beslag leggen op uw inkomsten.”En per e-mail van 26 augustus 2015:
Iederegewijzigde omstandigheid (bijvoorbeeld een nieuwe werkgever of nieuwe woonruimte of andere schuldeisers) die van invloed zou kunnen zijn op deze betalingsregeling wordt door u met ons gecommuniceerd, op straffe van verval van deze betalingsregeling. (..)Minimaal twee keer per jaar zal de betalingsregeling worden geëvalueerd, de eerste maal dient te geschieden voor 1 april 2016, op straffe van verval van deze betalingsregeling. Het initiatief voor deze evaluatieafspraak ligt bij u. U heeft hierbij een inspanningsverplichting om alle documentatie aan te leveren om te kunnen evalueren. (..) Doelstelling van deze evaluatie is om gezamenlijk, uitgebreid de regeling te bespreken. O.a. het saldo en alle betalingen worden hierbij besproken.U zult hierbij documentatie moeten aanleveren van bijvoorbeeld de schuld bij de belastingdienst. Beide onderdelen zijn niet ingewikkeld en kunnen snel worden afgerond. Dit zou ook allemaal telefonisch of per mail kunnen, maar als u dit wenst ook in een gesprek hier op kantoor.”
2.7.
Op 23 februari 2016 heeft de raadsman van [eiser] de deurwaarder een e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende vermeld staat:
“Zoals u wellicht weet, heeft mw [gedaagde] de heer [eiser] opnieuw in rechte betrokken teneinde een titel te verkrijgen voor het restant van haar vordering die niet wordt gedekt door het vonnis in kort geding zoals u dat thans ten uitvoer legt en ter zake waarvan [eiser] met u een betalingsregeling overeen is gekomen. In die procedure heb ik geconcludeerd tot referte ten aanzien van de vordering maar verzocht om een proceskostenveroordeling wegens rauwelijks dagvaarden.
Het bovenstaande regardeert u uiteraard niets, maar ik wil u een volledig beeld schetsen alvorens ik u meld, conform de door u gemaakte afspraak met de heer [eiser] , dat er in de vermogenspositie van [eiser] niets is gewijzigd zodat de regeling zoals die thans loopt dient te worden gecontinueerd.In de procedure dien ik nog te concluderen voor dupliek waarna ik verwacht dat er eindvonnis wordt gewezen. Ik ga er vanuit dat de lopende regeling in ieder geval tot na de procedure kan worden voortgezet.”
2.8.
De deurwaarder heeft als volgt op deze e-mail gereageerd:
“Tot op heden zijn er geen gewijzigde omstandigheden op basis waarvan de huidige regeling zal komen te vervallen.”
2.9.
[eiser] heeft vanaf september 2015 tot en met maart 2016 maandelijks een bedrag van € 250,00 aan de deurwaarder betaald. Op 11 april 2016 heeft hij van de deurwaarder vernomen dat de getroffen betalingsregeling was komen te vervallen, omdat hij niet vóór 1 april 2016 heeft voldaan aan de verplichting documentatie te verschaffen ter evaluatie.
2.10.
Op 26 april 2016 heeft de deurwaarder loonbeslag gelegd onder de werkgever van [eiser] , [bedrijf]

3.De vordering3.1 [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] te gebieden het onder zijn werkgever gelegde beslag binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom. Ook vordert [eiser] [gedaagde] te gebieden de door zijn werkgever afgedragen gelden binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te restitueren aan [eiser] . Tot slot vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.

3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het navolgende ten grondslag. Er is sprake van een onrechtmatige beslaglegging. [eiser] mocht naar aanleiding van de hiervoor onder 2.8 genoemde e-mail van de deurwaarder er op vertrouwen dat met de e-mail van zijn raadsman d.d. 23 februari 2016 was voldaan aan de in het kader van de betalingsregeling geldende informatieverplichting. Gelet op alle feiten en omstandigheden en het correct nakomen van alle verplichtingen die uit de betalingsregeling voortvloeien is er sprake van misbruik van het recht tot executie.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat er geen sprake is van misbruik van executiebevoegdheid. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] zich niet gehouden aan de voorwaarden van de betalingsregeling, zodat deze is vervallen en het [gedaagde] vrij staat gebruik te maken van haar executierecht. [eiser] heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij onredelijk wordt gedupeerd door het beslag of dat er een noodsituatie is ontstaan door na het vonnis bekend geworden feiten en omstandigheden waardoor het gebruik maken van het executierecht door [gedaagde] onevenredig zou zijn of geen enkel belang zou dienen, aldus [gedaagde] .
4. De beoordeling
4.1.
De vraag of het leggen van executoriaal beslag als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.2.
Vast staat dat de raadsman van [eiser] de deurwaarder per e-mail van 23 februari 2016 heeft geïnformeerd over de vermogenspositie van [eiser] . In deze e-mail is verwezen naar de in het kader van de betalingsregeling gemaakte afspraak tot evaluatie en is gemeld dat de lopende betalingsregeling dient te worden gecontinueerd, nu er niets was gewijzigd in de vermogenspositie van [eiser] . De deurwaarder heeft op deze e-mail uitsluitend gereageerd met de melding dat er tot op dat moment geen gewijzigde omstandigheden waren op basis waarvan de regeling zou komen te vervallen en heeft niets gemeld over het aanleveren van documentatie door [eiser] . Gelet op de inhoud van de beide e-mails kon [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter denken dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan en dat de betalingsregeling na 1 april 2016 zou worden voortgezet. Op 11 april 2016 heeft de deurwaarder [eiser] vervolgens direct laten weten dat de betalingsregeling was komen te vervallen en hem niet alsnog gewezen op zijn informatieverplichting. Onder deze omstandigheden kan niet volgehouden worden dat [eiser] niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de betalingsregeling heeft voldaan. De betalingsregeling geldt daarom nog en [gedaagde] is daaraan gebonden. Dit betekent dat het gelegde beslag onrechtmatig is en dat dit dient te worden opgeheven. Hoewel [eiser] nog niet volledig heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen jegens [gedaagde] , leidt dit er ook toe dat de gelden die in het kader van het derdenbeslag eventueel reeds zijn afgedragen dienen te worden terugbetaald.
4.3.
[eiser] heeft ter zitting toegelicht dat hij in april 2016 niet alsnog tot het aanleveren van de benodigde informatie is overgegaan omdat de deurwaarder hem reeds gemeld had dat de betalingsregeling was komen te vervallen, hetgeen begrijpelijk is. Hoewel [gedaagde] zal worden veroordeeld tot het opheffen van het gelegde beslag, geldt anderzijds wel dat [eiser] op grond van de gemaakte afspraken verplicht is tot het aanleveren van documentatie bij de deurwaarder ter evaluatie. Van [eiser] mag worden verwacht dat hij alsnog en wel vóór half juni 2016 aan deze verplichting zal voldoen.
4.4.
In het feit dat partijen ex-partners zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
gebiedt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis het op 26 april 2016 ten laste van [eiser] onder [bedrijf] gelegde beslag op te heffen,
5.2
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de in 2.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
gebiedt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de door [bedrijf] afgedragen gelden te restitueren aan [eiser] ,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2016. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgelegd op 27 mei 2016.
Coll. MD