Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[bedrijf],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 december 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 23 februari 2016
- de akte van [eiser]
- de ‘conclusie na akte’ van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
primaireen verklaring voor recht dat [gedaagde] haar taak als middellijk bestuurder van [bedrijf] onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:248 BW en dat zij daarom aansprakelijk is voor het tekort in de faillissementsboedel, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een voorschot van € 554.278,77.
Subsidiairvordert [eiser] een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers, met veroordeling van haar tot betaling van een bedrag van € 524.504,15, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten, beslagkosten, eventuele nakosten en verdere proceskosten.
4.De beoordeling
2.580,00(1,0 punten × tarief € 2.580,00)