Op 6 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige militair, die werd beschuldigd van het in bezit hebben van verboden vuurwerk en van mishandeling door toediening van schadelijke stoffen (MDMA) aan een medepersonage. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van mishandeling en het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om deze feiten te bewijzen. De militaire kamer concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij MDMA aan de thee van het slachtoffer had toegevoegd, en dat de gripzakjes met MDMA in de auto niet opzettelijk door hem waren aanwezig.
De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van professioneel vuurwerk, wat een overtreding is van de Wet Milieubeheer. De verdachte heeft verklaard niet te weten dat het bezit van dit vuurwerk strafbaar was. Gezien de omstandigheden, waaronder het lange tijdsverloop van 2,5 jaar tussen de verdenkingen en de uitspraak, heeft de rechtbank besloten om de verdachte schuldig te verklaren zonder hem een straf op te leggen. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De zaak is behandeld in het kader van de militaire rechtspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman.