Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1]
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 november 2014
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 februari 2015
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 4 juni 2015
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 25 november 2015
- de conclusie na enquête van [eisers]
- de conclusie van antwoord na enquête van [gedaagde] (met 3 producties)
- de akte uitlaten ex artikel 2:11 Rolreglement van [eisers] (met één productie)
- de antwoordakte van [gedaagde] .
2.De verdere beoordeling
in conventie
nadat[gedaagde] de woning aan de [adres] had gekocht, terwijl de twee koopovereenkomsten met betrekking tot de woningen van [eiser 1] dateren van vóór de aankoop van de woning aan de [adres] , maar het bevreemdt nóg meer dat [eiser 1] verklaart pas wat over de betrokkenheid van [getuige 3] bij [gedaagde] te hebben vernomen op de comparitie, terwijl [getuige 3] verklaart dat hij door [eiser 1] is geïnformeerd over de bezichtigingen en de aankoop van de twee woningen door [gedaagde] , en dat alles in combinatie met het feit dat [eiser 1] en [getuige 3] vroegere collega’s zijn geweest en in 2010/2011 bezig zijn geweest met het opzetten van een bedrijf op de woningverhuurmarkt en het feit dat [getuige 3] in de periode 2011/2012 ingeschreven stond op het woonadres van [eiser 1] , hetgeen volgens [getuige 3] bedoeld was als postadres, zo heeft hij verklaard tijdens het getuigenverhoor. Al het voorgaande maakt dat ernstig getwijfeld kan worden aan de geloofwaardigheid van de beide getuigenverklaringen.
€ 5.364,00(6 punten x tarief € 894,00)