ECLI:NL:RBGEL:2016:2653

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
05/760041-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door verkeersfout

Op 9 mei 2016 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juli 2015 in 't Zand, gemeente Schagen, betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte reed als bestuurder van een personenauto, merk [naam 1], op de Rijksweg N9 en overschreed een dubbele doorgetrokken streep, waardoor hij frontaal in botsing kwam met een tegemoetkomende auto, merk [naam 2]. De bestuurster van deze auto, [slachtoffer], raakte zwaar gewond en moest voor haar verwondingen, waaronder een klaplong en gescheurde milt, geopereerd worden. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke schuld had aan het ongeval, omdat hij zich niet aan de verkeersregels hield en op de verkeerde weghelft reed. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor onvoorzichtigheid, maar de militaire kamer verwierp dit argument en concludeerde dat de verdachte zich als een spookrijder had gedragen. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 30 uur op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, en bepaalde dat de straf niet ten uitvoer zou worden gelegd onder bepaalde voorwaarden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 9 mei 2016.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760041-15
Datum uitspraak : 9 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te ' [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
Raadsman: mr. A.R.A.L. Norenburg, advocaat te Woerden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting
van 25 april 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te 't Zand in de gemeente Schagen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
merk [naam 1] ) komende vanuit de richting Alkmaar en gaande in de richting Den
Helder, daarmee rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee
doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg, de
Rijksweg N9 zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Rijksweg N9) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het
gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een/de doorgetrokken streep/strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond/en, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk [naam 1] ) geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken streep/strepen, -welke streep/strepen op die weg (de Rijksweg N9) was/waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide
richtingen-, heeft bevonden en/of in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg (de Rijksweg N9) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk [naam 2] ), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te 't Zand in de gemeente Schagen, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [naam 1] ) komende vanuit de
richting Alkmaar en gaande in de richting Den Helder, daarmee heeft gereden op
de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar
gescheiden waren-, bestaande weg, de Rijksweg N9 en vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Rijksweg N9) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een/de doorgetrokken streep/strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond/en, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk [naam 1] ) geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken streep/strepen, -welke streep/strepen op die weg (de Rijksweg N9) was/waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide
richtingen-, heeft bevonden en/of in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg (de Rijksweg N9) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk [naam 2] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 juli 2015 te ‘t Zand, gemeente Schagen, reed verdachte als bestuurder van een personenauto, te weten een [naam 1] , op de Rijksweg N9 vanuit de richting Alkmaar in de richting van Den Helder. [2] De rijbaan van de Rijksweg N9 is daar verdeeld in twee rijstroken en opengesteld voor verkeer in respectievelijk noordelijke en zuidelijke richting. De beide rijstroken zijn door middel van een dubbele doorgetrokken witte streep van elkaar gescheiden. [3] Verdachte is met de door hem bestuurde [naam 1] terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer. Verdachte is vervolgens op dat weggedeelte met zijn personenauto frontaal tegen een tegemoetkomende personenauto, een [naam 2] , gebotst. [4] De bestuurster van de [naam 2] , te weten [slachtoffer] , heeft ten gevolge van deze aanrijding een klaplong, gescheurde milt, geperforeerde darmen, nekhernia, gebroken borstbeen, gebroken middenvoetsbeentjes in de rechtervoet, verbrijzelde linker enkel, gebroken linker onderarm, scheur in de rechter elleboog, en losgescheurd spierweefsel in de buik. Voor de klaplong, gescheurde milt en de geperforeerde darmen heeft zij een operatie moeten ondergaan. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is dat verdachte met een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) heeft gehandeld, omdat -kort samengevat- er geen oorzaak is aan te wijzen waardoor verdachte op de verkeerde weghelft is gaan rijden, terwijl getuige [getuige 1] , die direct achter verdachte reed, heeft verklaard dat verdachte normaal reed.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt en er dus geen sprake is van schuld.
Beoordeling door de militaire kamer
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt in zijn algemeenheid dat niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zoals de militaire kamer hiervoor heeft vastgesteld, bevond verdachte zich direct voorafgaand aan het ongeval met zijn auto op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer en heeft hij daarbij een dubbele doorgetrokken streep overschreden. Op grond hiervan overweegt de militaire kamer allereerst dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de op hem rustende verplichting om op zijn eigen weghelft te blijven en zoveel mogelijk rechts te houden. Voorts overweegt de militaire kamer dat verdachte door op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer te gaan rijden een zeer gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan. Immers, verdachte heeft zich gedragen als - wat in het spraakgebruik wordt genoemd - een spookrijder. Dergelijk rijgedrag is uiterst gevaarlijk en levert in beginsel schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 op. Enige verklaring voor zijn gevaarlijke rijgedrag heeft verdachte niet gegeven, anders dan dat hij denkt dat hij een black-out heeft gehad.
Ook gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad (bijvoorbeeld HR 11 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY4835) geldt dat in beginsel sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag en derhalve van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994, indien
- zoals in dit geval - een bestuurder van een personenauto, rijdend op een tweebaansweg (waar een maximumsnelheid van 80 km/u is toegestaan [6] ), niet zoveel mogelijk rechts houdt maar plotseling zonder enige kenbare aanleiding, zo ver naar links komt dat hij daardoor op de verkeerde weghelft terechtkomt en daar frontaal in botsing komt met een op die andere weghelft rijdende tegenligger.
De conclusie dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994 kan anders luiden indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde.
Verdachte heeft in dat kader aangevoerd dat hij zich niets meer kan herinneren van de toedracht door een black-out, kennelijk bedoelend dat het niet anders kan zijn dan dat sprake is geweest van een tijdelijk bewustzijnsverlies bij verdachte.
De militaire kamer overweegt dat zich in het dossier geen medische verklaringen of andere aanwijzingen bevinden waaruit de aannemelijkheid van het door de verdediging geopperde bewustzijnsverlies blijkt. Verdachte heeft zich niet laten onderzoeken door een specialist naar een mogelijke oorzaak voor het geopperde bewustzijnsverlies en een medische verklaring hieromtrent is gesteld noch gebleken. De enkele mogelijkheid van tijdelijk bewustzijnsverlies is niet voldoende om het bewustzijnsverlies ook aannemelijk te achten. Voor zover al sprake is van bewustzijnsverlies, valt naar het oordeel van de militaire kamer niet uit te sluiten dat het bewustzijnsverlies zijn oorzaak vindt in het ongeval zelf.
De militaire kamer verwerpt dan ook het beroep op verontschuldigbare onmacht.
Van verdachte had bovendien, gelet op de verkeerssituatie, extra voorzichtigheid mogen worden verwacht. Immers, verdachte kent de desbetreffende weg goed en hij heeft verklaard het een gevaarlijke weg te vinden en te weten dat daar een dubbele doorgetrokken streep op de weg was aangebracht. [7] Bovendien was er ander verkeer aanwezig. [8]
Het letsel dat mevrouw [slachtoffer] door het ongeval heeft opgelopen kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De militaire kamer is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval, in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, als hierna bewezen zal worden verklaard.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
of omstreeks13 juli 2015 te 't Zand in de gemeente Schagen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [naam 1] ) komende vanuit de richting Alkmaar en gaande in de richting Den Helder, daarmee rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg,
de Rijksweg N9,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Rijksweg N9)
naar links heeft gestuurd en/ofnaar links is gegaan
en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een/de doorgetrokken
streep/strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond
/en, heeft overschreden
en
/ofzich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk [naam 1] ) geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken
streep/strepen, -welke
streep/strepen op die weg (de Rijksweg N9)
was/waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden
en
/ofin strijd met artikel 3 van voormeld Reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
/ofgeheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van die weg (de Rijksweg N9) is gebotst,
in elk geval in aanrijding is gekomentegen een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan rijdend, toen dicht genaderd zijnd, ander motorrijtuig (personenauto, merk [naam 2] )
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf, te vervangen door 45 dagen hechtenis alsmede tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring bij het opleggen van een straf er rekening mee te houden dat – kort samengevat – verdachte zelf door de gevolgen van het ongeval zowel fysiek als geestelijk fors is getroffen. Voorts heeft verdachte zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 maart 2016.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Door met zijn auto op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer te rijden, heeft verdachte de overige verkeerdeelnemers in groot gevaar gebracht, terwijl de omstandigheden zodanig waren dat juist bijzondere voorzichtigheid mocht worden verlangd. Verdachte heeft aldus, verwijtbaar, een aanmerkelijke verkeersfout gemaakt waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft een operatie moeten ondergaan en zal lange tijd moeten revalideren terwijl haar linkerenkel waarschijnlijk niet volledig zal genezen. Van een ondubbelzinnige spijtbetuiging door verdachte aan het slachtoffer is de militaire kamer evenwel niet gebleken. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De militaire kamer houdt echter rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte geen recente documentatie heeft. De militaire kamer neemt in aanmerking dat ook verdachte zwaar letsel heeft opgelopen door het ongeval en dus zelf ook is getroffen door de gevolgen van het ongeval. Bovendien is verdachte daardoor niet operationeel inzetbaar geweest en is het de vraag of hij als sergeant bij het [naam 3] de voor zijn werkzaamheden verplichte keuring nog zal halen. De militaire kamer zal dan ook, met name gelet op laatstgenoemde feiten en omstandigheden, een andere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
werkstrafgedurende
30 (dertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
alsmede tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. H.G. Eskes en luitenant- kolonel mr. C.E.W. van de Sande (militair lid) rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, district West, brigade Noord-Holland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/15-004299, gesloten op 15 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 11-12.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse p. 5 van 18.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2016; het proces-verbaal van bevindingen p. 28-29; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 32, het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse p. 6 van 18.
5.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] p. 23-34, een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 5 oktober 2015 p. 27.
6.Het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse p. 38.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2016, alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 15
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2016, alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pag. 30.