ECLI:NL:RBGEL:2016:2339

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
05/780061-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor geweldsfeiten tegen slachtoffers in Tiel

Op 5 april 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen uit Tiel, die beschuldigd werden van meerdere geweldsfeiten gericht op een slachtoffer en diens familie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen op verschillende data, waaronder 12 mei, 14 mei en 20 juni 2015, openlijk geweld hebben gepleegd tegen de slachtoffers, waarbij lichamelijk letsel is veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld voor de feiten die bewezen zijn verklaard, maar heeft hen vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van een van de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 4 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 160 uur. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de geweldsincidenten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachten hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780061-15
Datum uitspraak : 5 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 1 december 2015 en 22 maart 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 12 mei 2015 te Tiel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), met dat
opzet die [aangever 1]
- in Tiel (in de Gamma) opgezocht en/of
- gezegd dat hij moest meelopen omdat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
met die [aangever 1] wilde(n) praten en/of
- gezegd dat hij in een auto moest plaatsnemen en/of
- ( vervolgens) tegen die [aangever 1] gezegd dat hij zijn mobiele telefoon en/of
identiteitsbewijs moest afgeven en/of
- op meerdere momenten en over een periode van ongeveer 6,5 uur belet om uit
te stappen en/of te ontsnappen en/of
- gezegd dat - op momenten dat hij, [aangever 1] , aangaf weg te willen - hij er
voor moest zorgen dat zij [aangever 2] te pakken konden krijgen en/of
- gedwongen/bewogen een huissleutel van zijn woning te geven en/of
- gezegd dat hij met een door verdachte en/of diens mededader(s) uit de woning
van die [aangever 1] weggenomen telefoon [aangever 2] moest bellen om met hem af te
spreken op de parkeerplaats waar die [aangever 1] en [aangever 2] normaal afspraken
en/of
- gezegd dat hij, [aangever 1] , die [aangever 2] moest opwachten.
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2015 te Tiel,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten een
parkeerplaats aan de Meeslaan, in elk geval op of aan een openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [aangever 2] , welk geweld bestond uit het (meermalen)
met de vuisten en met veel kracht slaan tegen het hoofd en/of schoppen tegen
het lichaam van en/of het uit een auto trekken van die [aangever 2] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder een
verwonding aan een oog, bij die [aangever 2] ten gevolge heeft gehad.
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Tiel,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan/bij de
Wadenoijenlaan, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [aangever 2] , welk geweld bestond uit het op de grond werken van die
[aangever 2] en/of het (meermalen) slaan, waaronder (in elk geval) met een volle
vuistslag, tegen het hoofd en/of lichaam van die [aangever 2] en/of het (meermalen)
schoppen tegen het lichaam van die [aangever 2] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder blauwe
plekken en verwondingen aan het linkeroog bij die [aangever 2] ten gevolge
heeft gehad.
4.
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Tiel,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Haaftenlaan,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 3] en/of
[aangever 2] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met een slagwapen
(bestaande uit een ketting/staaf of anderszins gelijksoortig materiaal met
daaraan bevestigd een harde bal) op het hoofd en/of lichaam slaan van
die [aangever 3] en/of [aangever 2] en/of het op harde wijze (met
(gebalde) vuisten) slaan en/of schoppen tegen die [aangever 3] en/of
[aangever 2] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, onder meer een
hoofdwond en/of kneuzingen en/of een hersenschudding en/of letsel aan het
gelaat van die [aangever 3] en/of [aangever 2] ten gevolge heeft
gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte enige betrokkenheid had bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank staat wel vast dat aangever [aangever 1] bij verdachte in de auto heeft gezeten. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat dit niet vrijwillig is geweest. De omstandigheden dat aangever in zijn Whatsapp berichten aan getuige [getuige 1] afstandelijk deed en aangevers vader geen contact met aangever kon krijgen, acht de rechtbank te weinig ondersteunend op de kern van het verwijt van vrijheidsberoving om die conclusie te kunnen trekken. Verdachte zal derhalve van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte enige betrokkenheid had bij de openlijke geweldpleging.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever 2] heeft als volgt verklaard. Hij had op dinsdag 12 mei 2015 met zijn vriend [aangever 1] afgesproken op een parkeerplaats aan de Meeslaan Tiel. Toen hij daar met zijn auto arriveerde, trok [medeverdachte 1] het portier open. Een persoon genaamd [verdachte] [rechtbank: verdachte] trok de bijrijdersportier open. [medeverdachte 2] was er ook bij en stond aan de kant van [verdachte] . [aangever 2] werd door [medeverdachte 1] en [verdachte] meermalen tegen zijn hoofd geslagen. [medeverdachte 2] liep naar de kant waar [aangever 2] zat en begon ook te slaan. Ze probeerden hem uit de auto te trekken, maar dat lukte niet omdat [aangever 2] zijn gordel nog om had. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schopten hem ook. Op enig moment kreeg [aangever 2] zijn autogordel los en rende hij weg. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] renden achter hem aan. [2]
Getuige [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 12 mei 2015 met [aangever 2] had afgesproken op de parkeerplaats aan de Meeslaan in Tiel. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] waren ook op die plek aanwezig en zaten verdekt opgesteld te wachten tot [aangever 2] zou verschijnen. Toen [aangever 2] aan kwam rijden, doken [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] direct op [aangever 2] . Ze begonnen [aangever 2] te slaan. Op dat moment rende [aangever 1] weg. [3]
De aangifte wordt in belangrijke mate gesteund door de verklaring van [aangever 1] . Met betrekking tot de vraag of [aangever 1] [verdachte] kent, overweegt de rechtbank dat hij al eerder een aanvaring met [verdachte] heeft gehad en hij zowel de voor- als de achternaam kent. De rechtbank overweegt derhalve dat [aangever 1] [verdachte] niet goed kent, in de zin van veelvuldig contact, maar dat hij wel degelijk weet wie hij is en hoe hij eruit ziet.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] op 12 mei 2015 in vereniging openlijk geweld hebben gepleegd tegen [aangever 2] . Zij hebben alle drie een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de geweldpleging.
Naar het oordeel van de rechtbank bevinden zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen dat aangever bij dit incident lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte enige betrokkenheid had bij de openlijke geweldpleging.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever 2] heeft als volgt verklaard. Op donderdag 14 mei 2015 fietste hij in Tiel achter de sporthal de Betuwe. Hij zag [medeverdachte 1] en [verdachte] in de bosjes zitten en fietste weg richting de parkeerplaats. Daar kwam [medeverdachte 2] aan rennen. [aangever 2] stapte van de fiets. [medeverdachte 2] pakte hem vast. [medeverdachte 1] en [verdachte] pakten hem van achteren en hij werd gevloerd. Toen hij op de grond lag, werd hij door de drie personen over zijn hele lichaam meermalen geschopt en geslagen. Hij zag dat hij van [medeverdachte 2] een vuistslag op zijn linker wenkbrauw kreeg. Hij kon alleen maar ‘Help’ roepen. Na een aantal keer roepen stopten de jongengs met slaan en schoppen. [aangever 2] voelde direct hevige pijn aan zijn oog en zijn oog werd dik. Door de mishandeling had hij over zijn hele lichaam blauwe plekken. [4]
Getuige [getuige 2] heeft op 14 mei 2015 de politie gebeld om te melden dat iemand door een groep werd vastgehouden en om hulp riep. [getuige 2] verklaarde dat hij bij de sporthal de Betuwe aan de Wadenoijenlaan in Tiel liep. Hij zag drie personen ergens voorover gebogen staan en slaande bewegingen maken. Ze bleven dit enkele minuten doen en renden toen weg. Hij dacht dat de mannen van Marokkaanse afkomst waren. Hij liep naar het slachtoffer toe en deze zei dat ze hem al eerder bedreigd hadden. [5]
Bij de politie kwam nog een melding binnen van een persoon die langs de sporthal fietste. Hij vertelde dat hij zag dat een groep van drie of vier jongens een jongen helemaal in elkaar trapten. [6]
De rechtbank concludeert uit vorengaande dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan openlijk geweld in vereniging, gepleegd tegen [aangever 2] .
Ze hebben [aangever 2] naar de grond gewerkt waarna ze begonnen te slaan en te schoppen. [medeverdachte 2] heeft [aangever 2] een volle vuistslag tegen het hoofd gegeven. Hierdoor is bij [aangever 2] lichamelijk letsel ontstaan.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte onderdeel uitmaakte van de groep die het openlijk geweld pleegde.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokkenheid had bij de openlijke geweldpleging tegen [aangever 3] en [aangever 2] op 20 juni 2015 in Tiel, acht de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft bevestigd dat hij op 20 juni 2015 in elk geval met [medeverdachte 2] in de auto zat en dat hij op enig moment is uitgestapt. Verdachte ontkent echter dat hij geweld heeft gebruikt. Uit de aangifte noch de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte zelf enig geweld heeft gebruikt tegen [aangever 2] en [aangever 3] dan wel dat verdachte op andere wijze aan dat geweld significant of wezenlijk bijgedragen. De enkele aanwezigheid bij het incident is onvoldoende om een significante of wezenlijke bijdrage te kunnen aannemen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks12 mei 2015 te Tiel,
met
een ander ofanderen,
op ofaan de openbare weg, te weten een
parkeerplaats aan de Meeslaan,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaatsopenlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [aangever 2] , welk geweld bestond uit het
(meermalen
)
met de vuisten en met veel kracht slaan tegen het hoofd en
/ofschoppen tegen
het lichaam van
en/of het uit een auto trekken vandie [aangever 2] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder een
verwonding aan een oog, bij die [aangever 2] ten gevolge heeft gehad.
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Tiel,
met
een ander ofanderen,
op ofaan de openbare weg, te weten aan
/bijde
Wadenoijenlaan,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [aangever 2] , welk geweld bestond uit het op de grond werken van die
[aangever 2] en
/ofhet
(meermalen
)slaan, waaronder
(in elk geval
)met een volle
vuistslag, tegen het hoofd en
/oflichaam van die [aangever 2] en
/ofhet
(meermalen
)
schoppen tegen het lichaam van die [aangever 2] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, waaronder blauwe
plekken en verwondingen aan het linkeroog bij die [aangever 2] ten gevolge
heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’
Ten aanzien van feit 3:
‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een werkstraf op te leggen. Verdachte is first offender en hij heeft een minimale rol gespeeld in het geheel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 februari 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee openlijke geweldplegingen tegen dezelfde persoon. De kennelijke reden daarvoor is dat het slachtoffer geen drugs meer voor één van de mededaders wilde dealen. Verdachte en zijn mededaders hebben daarbij een ware terreur veroorzaakt voor het slachtoffer. Er is door verdachte en zijn mededaders grof geweld gebruikt, waarbij het kennelijk niet uitmaakte dat dit op de openbare weg plaatsvond en dat dit door anderen werd waargenomen. Verschillende getuigen hebben niet willen verklaren omdat zij bang zijn voor verdachte en zijn mededaders. De feiten hebben grote gevolgen gehad voor het slachtoffer, zoals ook blijkt uit de toelichtingen bij de civiele vordering van het slachtoffer.
De rechtbank neemt mee bij de bepaling van de hoogte van de straf dat verdachte relatief geringe documentatie heeft. Ook acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de in zwaarte overheersende feiten waaronder de openlijke geweldpleging tegen [aangever 2] en [aangever 3] , waarbij een ijzeren bal is gebruikt. Dit feit heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf van de medeverdachten een zwaarwegende rol gespeeld, gelet op de ernst van het feit en de enorme gevolgen die dit feit heeft gehad. Omdat verdachte (onder meer) hiervan wordt vrijgesproken, oordeelt de rechtbank dat een werkstraf in zijn geval passend is. Gelet op het zorgelijke beeld dat is ontstaan omtrent verdachte, zal de rechtbank hierbij een voorwaardelijk gevangenisstraf opleggen van vier maanden. De rechtbank hoopt dat dit bij verdachte een positieve verandering zal bewerkstelligen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [aangever 2] en [aangever 3] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding.
[aangever 2] vordert een bedrag van € 3.800,93 waarvan € 2.500,- aan immateriële schade.
[aangever 3] vordert een bedrag van € 4.532,- waarvan € 3.500,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever 2] door het onder feit 2 en 3 bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt dat de vordering van de benadeelde partij ziet op vier geweldsincidenten (12 mei 2015, 14 mei 2015, 20 juni 2015 en 6 juli 2015) die door meerdere verdachten tegen de benadeelde partij gepleegd zijn. Voor zover de schade niet geëxpliciteerd is en niet uit de onderbouwing blijkt op welk geweldsincident de gevraagde kosten ziet, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om de schade naar rato te verdelen. De rechtbank gaat daarbij dus uit van een gelijke verdeling van de kosten, gespreid over de vier incidenten. Dit geldt eveneens ten aanzien van de immateriële schade. De gevraagde wettelijke rente zal ingaan vanaf de pleegdatum, of - wanneer de schade op beide data is veroorzaakt - halverwege de gepleegde feiten, namelijk op 13 mei 2015. De vordering zal per schadepost worden besproken.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij als gevolg van de gepleegde feiten een bedrag van € 33,55 heeft gemaakt aan reiskosten. De schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Nu twee van de vier geweldsincidenten bij verdachte bewezenverklaard kunnen worden, zal de rechtbank aan verdachte 50% van het totale bedrag
hoofdelijktoewijzen. Dit is een bedrag van € 16,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2015. De rechtbank zal het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Lek gestoken banden en uitbalanceren banden
De benadeelde partij heeft aangegeven dat zijn auto op 5 juli 2015 beschadigd is waarbij zijn banden zijn lek gestoken. De benadeelde partij heeft de banden laten vervangen en laten uitbalanceren. Hij heeft hiervoor een bedrag van € 130,- gevorderd. Dit feit wordt verdachte niet verweten zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Verlies arbeidsvermogen
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij als gevolg van de gepleegde feiten een verlies van 79,50 uur ad € 6,50 per uur = € 516,75 heeft geleden aan gemiste arbeidsuren. De schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Nu twee van de vier geweldsincidenten bij verdachte bewezenverklaard kunnen worden, zal de rechtbank aan verdachte 50% van het totale bedrag
hoofdelijktoewijzen. Dit is een bedrag van € 258,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2015. De rechtbank zal het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Kapotte kledingstukken
De benadeelde partij heeft aangegeven dat zijn kledingstukken als gevolg van de gepleegde feiten kapot zijn gegaan. Hij heeft hiervoor een bedrag van € 259,97 gevorderd. De schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Nu twee van de vier geweldsincidenten bij verdachte bewezenverklaard kunnen worden, zal de rechtbank aan verdachte 50% van het totale bedrag
hoofdelijktoewijzen. Dit is een bedrag van € 129,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2015. De rechtbank zal het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Medische uitgavenDe benadeelde partij heeft aangegeven dat hij als gevolg van de gepleegde feiten een bedrag van € 360,66 aan schade heeft geleden ten gevolge van het eigen risico. De schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Nu twee van de vier geweldsincidenten bij verdachte bewezenverklaard kunnen worden, zal de rechtbank aan verdachte 50% van het totale bedrag
hoofdelijktoewijzen. Dit is een bedrag van € 180,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2015. De rechtbank zal het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder feit 2 en 3 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de geweldplegingen, waarbij de benadeelde partij door meerdere personen is geschopt en geslagen en waardoor hij letsel heeft opgelopen, is hij ‘anderszins’ in zijn persoon aangetast, doordat een inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank maakt, zoals hiervoor weergegeven, gebruik van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van het toe te kennen bedrag vast te stellen. De rechtbank zal een bedrag van
€ 1.000,- hoofdelijk aan de benadeelde partij toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2015. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering zal niet-ontvankelijk verklaard worden, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdacht voorts tot het verrichten van een
werkstrafgedurende
160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig)dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
 verklaart de
benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijkin zijn vordering.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 en 3 tot betaling van
schadevergoedingaan
de
benadeelde partij [aangever 2], van een bedrag van
€ 1.585,48(zegge:
vijftienhonderdvijfentachtig euro en achtenveertigcent), vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 13 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de
kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op
heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [aangever 2] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2] , een bedrag
€ 1.585,48(zegge:
vijftienhonderdvijfentachtig euro en achtenveertigcent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 25 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer: 03092015.1452.1254, onderzoek ON5R015404/Sneeuwuil DWD, gesloten op 9 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 227-228.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] p. 209 en 211.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 229.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297-298.
6.Een proces-verbaal van bevindingen meldkamer gesprekken 08 Sneeuwuil, p. 300-301.