Uitspraak
1.[Gedaagde sub 1 ( VOF)]
2.[Gedaagde sub 2], beherend vennoot van de vennootschap sub 1
3.[Gedaagde sub 3], beherend vennoot van de vennootschap sub 1
1.De procedure
2.De feiten
totaal € 1,125,57 bruto.”
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert de eiser, een arbeidsongeschikte werknemer, terugboeking van vakantiedagen die door de gedaagde werkgever zijn afgeboekt. De eiser was in dienst als banketbakker en had in 2014 vakantieverlof aangevraagd voor de periode van 4 tot en met 22 augustus. Deze aanvraag werd echter ingetrokken, maar later opnieuw ingediend, waarop de werkgever mondeling instemde. De arbeidsovereenkomst eindigde op 1 september 2014, waarna de werkgever 64 verlofuren in mindering bracht op de eindafrekening. De eiser stelt dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geen instemming heeft gegeven voor het afboeken van deze dagen, zoals vereist door de artikelen 7:637 en 7:638 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat de instemming van de eiser niet blijkt uit het enkele feit dat hij een vakantieaanvraag heeft gedaan. De rechter stelt vast dat de eiser in de betreffende periode ziek was en dat de werkgever ten onrechte de dagen als vakantiedagen heeft aangemerkt. De vordering van de eiser wordt toegewezen, met een wettelijke verhoging en proceskosten.